WfflWAl
JLfYlTX&L
LUX TOILET
DE GELDHATER
FEUILLETON
Ruwe.gesprongen handen
Hoogwater to Vlisslngon opi
WIELRIJDERS, LICHT OP:
tt
§ee/ cHuj L nnissen leis aparts
PETER ROSEGESSER.
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 27 NOVEMBER 1936. No. 48.
der was van zijn tuniek gescheurd en idaar
zat een Oloedige vlek.
„Meer granaten". Ja ja, de commandant
wist wel, dat hij gewond was, want hij
hield een bloeddoordrenkte zakdoek tegen
zijn schouder. „Meer granaten". Granaten
weren nu alleen belangrijk. Het vuren
moest aan den gang gehouden worden
ook al vielen de mannen neer van vermoeid
heid.
Het veld waarover de Saksers ons geleid
den was telkens weer door granaten om
geploegd. Op het oogenblik was het vrij
kalm, maar een eind verder vooruit...
Een schreeuw van Weigel trok mijn aan
dacht. Hij wees met trillende hand op de
kraterzone vóór ons, waaruit fonteinen van
modder telkens opspoten. Wij kwamen
steeds dichter onder het spervuur, dat de
vijand achter onze loopgraven legde.
„Moeten wij daardoor heen?"
„Dat kan niet. Dat bestaat niet. On
mogelijk".
„Ja ja natuurlijk" stotterde de Sakser
zenuwachtig. Wij waren allemaal zenuw
achtig. Het vooruitzicht dóór die hel van
vlammen, en rondvliegende stukken gloei
end metaal te moeten marcheeren, was
allesbehalve prettig. En nog minder pret
tig zagen de hoopen dooden er uit
„Halt".
Ik was dicht bij Isaac en Weigel. De klei
ne Jood ademde snel. De vechtlust was
uit Weigels oogen verdwenen. Peters son
stond een beetje hulpeloos te kijken. Eer
lijk wij waren allen bang. Die zee van
vuurfontein zag er zoo verschrikkelijk uit
Ik zag in mijn verbeelding tienduizenden
granaatsplinters door de lucht fluiten, hon
derden roodheete stukken ijzer rondvlie
gen. Verbeelding. Ik wist, dat de werkelijk
heid even erg zou zijn en dat velen van
ons er niet levend door zouden komen.
Plotseling was onze compagnie in een
lange smalle verbindingsloopgraaf. Wij had
den nog geen menschen verloren, maar
aan het einde, waar de loopgraaf verloren
ging in granaattrechters en waar het bom
bardement volop woedde, wachtte de dood
ons op. l
Er was geen keus; wij moesten er door,
wat het ook kostte, want de generaal die
het offensief had ingezet had reeds met
een enkele kleine beweging van zijn hand
ons regiment op de kaart vooruit gescho
ven. Voor generaals en voor soldaten is
het oorlogvoeren een zeer verschillende
zaak. Generaals teekenden orders, die be
slissend waren over de overwinning of de
nederlaag, maar in beide gevallen over het
leven van duizenden soldaten. Wij, de troe
pen, konden alleen maar vloeken of la-
VOELDE ZICH ELLENDIG.
Nu rheumatische pijnen verdwenen en goe
de humeur teruggekeerd.
Gekweld te worden door spit, jicht of
rheumatische pijnen, daar is zelfs het beste
humeur niet tegen bestand, zonder Kru
schen Salts tenminste! Hier is een beken
tenis, die voor zichzelf spreekt. „Voor
dat ik Uw merkwaardig Kruschen Salts
nam, voelde ik mij oud en ellendig. Ik
had aanvallen van spit in mijn rug, rheu
matische pijn in mijn beenen, knieën en
één arm, en zenuw-rheumatiek van mijn
rechterschouder langs mijn geheele arm
tot aan mijn vingertoppen toe. Een paar
maanden geleden begon ik met 's ochtends
in mijn eerste kop thee Kruschen Salts te
nemen. Spit en rheumatische pijn zijn nu
aan banden gelegd, en ik blaak van ge
zondheid. Mijn vrouw zegt dat ik geheel
verjongd ben, en onlangs werd nog bij een
oudleerlingen-diner van mijn school door
verscheidene „veteranen" in hun toespra
ken opgemerkt, hoe goed ik er uitzag. Voor
menschen op mijn leeftijd (60) is Kruschen
Salts een zegen". A. B. te W."
Rheumatische pijnen ontstaan maar al te
dikwijls door onvoldoende verwijdering van
afvalstoffen uit het lichaam, waardoor scha
delijke stoffen als urinezuur gelegenheid
krijgen zich op te hoopen. De zes minerale
zouten, waaruit Kruschen Salts bestaat,
sporen de afvoerorganen, lever, nieren en
ingewanden, op geheel natuurlijke wijze aan
tot actievere werking, zoodat de gevaarlij
ke afvalstoffen snel en afdoende worden
weggevoerd. Het bloed wordt hierdoor ge
zuiverd, Uw rheumatische pijnen zullen
langzaam maar zeker geheel ophouden, om
niet meer terug te keeren.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg
baar bij alle apothekers en erkende dro
gisten k f 0.40, f 0.75 em f 1.60 per flacon,
omzetbelasting inbegrepen. Let op, dat op
het etiket op de flesch, zoowel als op de
buitenverpakking de naam Rowntree Han
dels Maatschappij, Amsterdam, voorkomt.
chen. Generaals zagen punten en nummers
op de kaart, die hun een overzicht gaf van
de gansche situatie, wij zagen den oorlog
zelf en het resultaat van de orders. Wij
moesten door dat spervuur heen. Onze
mieening, onze vrees, onze moed, onze
vloeken en onze belangen waren van geen
beteekenis, wij beteekenden heelemaal niets.
Wij zagen duizend verschrikkingen om ons
heen, maar waarom wij vooruit trokken of
achteruit gingen wisten wij niet. Dat wist
alleen de generaal, die de zware verant
woordelijkheid voor de overwinn:ng op zijn
schouders moest dragen.
„Bij secties vooruit".
De andere compagnieën waren ergens in
de buurt, zij moesten ook vooruit. De acht
mannen van mijn groep stonden om mij
heen. Er zat een gespannen uitdrukking op
hun gelaat. Zij keken mij aan, hun korpo
raai, als een kind naar zijn ouders kijkt;
misschien dachten zij wel, dat ik hun
levend door dien muur van gloeiend staal
kon brengen. Levend! Wij wilden allemaal
leven! En wij hadden zoo'n heel klein kans
je- op het leven. Misschien zouden wij el
kaar nooit meer zien binnen de minuut
konden wij dood zijn of trillende, gillende
stukken uiteengereten menschenvleesch. De
een zou struikelen over den ander, die reeds
dood was. Er kon alles gebeuren tde
vrees trilde in ons bloed.
Er was geen paniek er was geen mui
terij. Wij aanvaardden onze plicht zonder
morren. Maar wij waren niet de helden,
waarover de kranten in gezwollen artike
len schreven. Wij waren menschen, kinde
ren van onze ouders, die staarden in het
aangezicht van den dood en die wilden
blijven leven leven.
Voor ons uit verdwenen groepjes mannen
in de zee van modderfonteinen. Toen zei
ik plotseling een beetje schor: „Vooruit
jongens".
Acht mannen en ik... acht mannen en
ikDe acht mannen verdwenen.
Toen was ik alleen, temidden van het
gieren en gillen der granaten, het gedreun
en gebulder der ontploffingen van de mod
der, die golfde onder de zweepslagen der
barstende granaten.
In die momenten dacht ik niet aan de
bergen, waar mijn moeder was. Ik zag niets
dan de laaiende verschrikkingen rond mij
heen en had op hetzelfde moment de tril
lende hoop, dat ik niet getroffen zou wor
den, dat het mirakel zou gebeuren en ik
ondier dien regen van staalsplinters ge
spaard zou blijven. Ik schrok t.erug van de
bestialiteit van dit alles, slechts het pri
mitieve instinct van zelfbehoud reageerde
mijn handelingen.
Een zware slag rechts een golf van
modder sloeg over mij heen. Groote zachte
modderkluiten sloegen tegen mijn borst,
mijn gezicht. t
Voor mij uit, ter weerszijden, achter mij,
overal zag ik de anderen hollen, hals over
kop in de kraters springen. Een granaat ont
plofte naast twee mannen en gooide hen,
of stukjes van hen in de lucht. Tegen een
achtergrond van een felle steekvlam, een
rookwolk, zag ik een kleine soldaat rennen.
barsten en groeven, jeukend en branderig, ge
zwollen en rood. Neen, zóó kunt U zich niet
in gezelschap vertoonen. Waarom ook? Zwltsal
- de zalf met onbegrijpelijke geneeskracht
maakt ook Uw hemden weer zacht, glad en
blank. Vraag het oordeel van Moeders, die
het gevoelige huidje van hun kinderen met
Zwitsal behandelen, zij kénnen de waarde
van deze Zwitsersche Balsem. 5
cCq scaJJ mot 40
Isaac! Zijn van ontzetting wij open oogen
zagen mij' herkenden mij. Er kwam een
glimlach op zijn bevende lippen. Een moe
dig ventje, dat kleine Joodje. Een trouw
kameraad.
Drie vier ontploffingen rechts van mij.
De luchtdruk wierp mij ondersteboven. Ik
zag iemand struikelen. De man kroop op
de knieën langzaam verder door den rook,
maar zijn rechterarm was verdwenen. Een
salvo kwam vlak vóór mij terecht Ik dui
kelde in een krater, viel tot mijn bals in het
modderige water. De grond trilde van de
ontploffingen. Gelukkig! Juist bijtijds. Mijn
geweer was weg.
Hijgend kroop ik weer omhoog, gluurde
over den rand. Ik was nog steeds niet uit
deze hel der ontploffingen. De kruipende
man lag nu stil zijn hoofd was nu ook
weg. Zijn geweer lag een paar voet verder.
Ik< pakte het op en rende opnieuw vooruit.
Naar den volgenden kuil..,
(Wordt vervolgd.)
NOV.-DEC.
ZON
Op Onder
Zaterdag 28 Nov.
7.45
3.51
Zondag 29
7.46
3.51
Maandag 30
7.48
3.50
Dinsdag 1 Dec.
7.49
3.49
Woensdag 2
7.51
3.48
Donderdag 3
7.52
3.48
Vrijdag 4
7.53
3.47
Zaterdag 28 Nov.v.m. 12.07 n.m. 12.25
Zondag 29 12.56 H 1.13
Maandag 30 1.45 2.0!
Dinsdag 1 Dec. 2.31 2.57
Woensdag 2 „3.15 3.48
Donderdag 3 M 4.07 H 4.39
Vrijdag 4 4.59 5.35
Zaterdag
28 Nov.
te
4.21
uur
Zondag
29
te
4.21
M
Maandag
30
te
4.20
M
Dinsdag
1 Dec.
te
4.19
Woensd.
2
te
4.18
n
Donderd.
3
te
4.18
tt
Vrijdag
4
te
4.17
tt
Apotheken geopend te Vlissingen:
Zondag is geopend
OCKENBURG, Wlalstraat.
jyeygl
Verras ze met de frisse, fleurige Lux
Toilet Zeep in feestkleed! 4 stukken
Lux Toilet Zeep, sierlijk verpakt meteen
-ÖL keurig shantung zakdoekje gratis er bij!
En dit alles voor slechts 50 ets. Vraag
Uw winkelier om de feestverpakking'van
LTS 103-0161H
ITS 103-0161H
DOOR
17.
„Hi, hi"? lachte ze, „het ringetje lijdt
vrecselijk aan geelzucht".
„Zou hetniet van zilver zijn, Toni;?"
„Dus van nieuw-zilver. O, jou verdraai
de Capucijner, jij loopt de menschen ook
al te bedriegen". i
„Nou ja", zei Toni en lachte niet meer,
„wat kan die Capucijner er aan doen, dal
jij zoo dom was, zijn cadeautje voor zilver
te houden. Maar jij hadt ook zoo'n eoort
mo.mik moeten wor '.en, zoo een, die geen
geld op zak mag hebben, omdat ook zon-
aer dat alle goede dingen, die zij noodig
noodig hebben, hun toegestopt worden".
Zij liet hel water schuimen; de jonge
man wreef zijn schoen met verdubbelde
kracht in en kreeg een hooge kleur.
•„Hou je niet meer van me, Toni?" vroeg
li ij zachtjes.
„Zeker wel", zei ze, „je hebt me toch
ni ls gedaan".
Maar ze keek niet meer naar den jon-
geu, begon tegen haar roode jurk te bab
belen, dat die nu schoon genoeg was en
lat ze haar over het rek zou bangen.
Ea toen zij met haar waschmandje weg
ging, zong zij met een heel andere stem:
„In zijn beurs wat geld,
en in zijn hart een liefste.
En durf moet een jongen hebben,
Anders is hij voor de poes.
Nu was het toch waarachtig duidelijk ge
noeg: Boter-Toni was boos.
Maar waarom? Omdat de ring in den
vogel niet van goud of zilver geweest was?
Omdat Melchior geen geld op zak droeg
en geen tafzijden schortje voor haar kon
kpopen? Neen, zoo bekrompen denkt
kleine Toni niet. Of zou die rozen
krans op Pinksterzondag haar toch gehin
derd hebben?
De eene week na de andere ging voorbij;
Toni liet zich met Melchior niet meer »of
minder in, dan met het andere mansvolk;
zij was opgeruimd en lachte altoos maar
wie er op gelet had, zou gemerkt hebben,
dat haar lach luider en harder klonk dan
vroeger.
Melchior deed zijn best om te toonen,
dat hij heelemaal dezelfde was als altoos,
en ook hij bromde zijn ossen soms wel
eens een liedje voor:
„Om een meisje treurig zijn,
Dat komt heel niet bij ine op.
'k Hoef ze niet bij hel dozijn te tellen,
Ik krijg ze bij de el".
Maar dan loerde hij toch weer eens een
keertje door het boorgat in de deur van de
karnkamer.
's Zondags wanneer Toni naar beneden
ter kerk gegaan was, kwam zij nu vaak la
ter naar huis dan anders, en op de hoeve
deden allerlei plagerijen ue ronue over lees
ten en eisten ea smeer en pek enz.', die
alle op het karnmeisje gemunt waren, en
waar de goede Melchior Ehrlich langza
merhand niets meer van begreep.
Op een nacht stond de jongen van zijn
bed op en sloop tot vóór het venster van
Toni's kamer.
„Liefste", fluisterde hij en tikte tegen de
ruit.
Zij sliep.
„Toni, hou je niet meer van me?"
Ze sliep vast.
„Als ik je verdriet gedaan mocht hebben,
Toni, verzwijg dat dan niet voor me. Je
weet toch, dat ik je van harte trouw ben".
Nu werd het raampje opengemaakt, maar
voor alle antwoord kwamen het vogeltje
van dennenbast en het ringetje eruit. Dat
was óók ten antwoord.
Melchior zei geen woord meer; hij slak
het kleine snijwerk in zijn broekzak en ging
langzaam weer naar zijn bed toe.
Den eersten Zondag daarop werd in de
kerk in het Beneden-land van den kansel
afgelezen: „De bruidegom Mirtel Gegerle,
sctioenmaker in de gemeente Sterzen; de
bruid Antonia Schwammer, tot dusver dienst
bode op de Hooge-Weide-hoeve in het Bo-
ven-land..."
Men wenschte de bruid geluk, die voor
een eenvoudige boerenmeid zoo'n goede par
tij deed. Want schoenmaker Gegerle had
geld. Hij was wel niet jong en knap, de
schoenmakersbaas, hij had ook reeds drie
kinderen in huis van zijn eerste en zijn
tweede vrouw, maar hij kocht voor zijn
toekomstige r'crdc een groenzijden japon
eu scnuuk haar bovenüieu voe het huwe
lijk een som geld, die grootec «dan haar
heele jaarloon op de Hooge Weide.
„Zoo is het ook goed", vond Melchior,
„zij trouwt met het geld. Mijn vrouw Imoet
met mij trouwen". Maar eens, toen de
knecht nog eens goed over de zaak inage-
dacht had, was hij toch woest geworden,
had zijn muts van zijn hoofd gerukt, en
onder zijn voeten vertrapt. „Geld", had
hij luid geroepen, „Geld". Alweer wil dat
gedrocht mij ten onder brengen. Het geld
heeft me nu al mijn vader, mijn moeder,
mijn broer en mijn liefste afgenomen".
De boer had het geboord. „Kom, Mel-
chi", zei hij, „wees geen gek. Geld 'moet
de mensch met geld bestrijden. Je zult
eenmaal ook wat kunnen beginnen, jonr
gen; je weet wat je bij mij hebt liggen".
„Ik wil er niet van hóóren", riep de jon
geman en stampte met zijn voet op kien
grond, dat het dreunde.
De halve Hooge Weide was naar Toni's
bruiloft geweest; ook de geknakte boonen-
staak had niet gemankeerd, had zelfs op
de eereplaats gezeten en ontzettend veel
gebraden vleesch en koeken verslonden.
Re-mini D rei hand was een goede vriend
van den bruidegom.
Melchior had op den dag van de bruiloft
als een wild dier op de alm rondgereed.
Hij was over het hooiveld geloopen, waar
kleine Toni zoo dikwijls de geiten gevoe
derd had. Maar toen hij boven voorbij
het boschje kwam, loen lachte hij luidkeels,
en de boomen lachten mee. Vlug liep hij de
Achter-alm op, naar de hut, greep d£ dorre
hand van het Senncrsmeisje en zei: „God
moge je dien Pinksterzondag vergelden".
i (Wordt vervolgd.)