Omnibussen van staal Snapshots uit de Beiersche Alpen. Schaatsenrijden maar dan Dat is Wintersport! Skiloopen op 3000 Meter hoogte. Een helsch tempo op de skeleton!,... góed dat is een sport, die ons, Hollanders, bevalt. Niet het rondcirkelen op een druk-be- volkt baantje met van die ver nikkelde dingen, waarmee iedereen Sonja Henie wil na-apenNeen, op échte voor vaderlijke Friesche doorloopers,Nooit- gedagt" bijvoorbeeld, of 'n ander bekend merk. Op die houten schaatsen met de sterke, •lechts een centimeter breede rail, die Vooraan in een krul eindigt, komen we inel vooruit, in het bijzonder, wanneer we gebruik maken van de modernste hulpmid delen van het schaatsenrijden: het hand- zeil! Dat heeft men van de visschers afge keken. Het zeil wordt stevig opgerold en op den rug genomen aan de lenge draag riem. In de rechterhand houden we de ste vige ij spiek met de dertig centimeter lan ge, ijzeren punt! Spoedig gaat het er op los, een, twee, een tweeenzoovoorts, been na been. En steeds bij den afzet van het rechterbeen gaat de stok met de punt in het ijs en helpt om kracht te zetten achter de zwaai. Zoo zijn we spoedig bui len de stad! De stad ligt achter ons en we hebben thans het volle genot van den wind. Ja genot want nü wordt het tijd voor ons handzeil. Vlug wordt het van den schouder genomen, uitgerold, de spanten worden er in gezet, de stok met de ijzeren punt vindt er ook een plaatsje in.... Nu stevig vast houden en het zeil omhoogDaar pakt de wind ons al! Langzaam schuiven we over het ijs, dan sneller sneller steeds •neller! We suizen over de spiegelgladde oppervlakte! Uren gaat het zoo voortlichtgebo gen tegen het zeil, waar de wind in blaast en dat we slechts in de juiste richting be hoeven te houden om met autovaart voort te vliegen! Acht, negen uur achtereen.... Waarom blijft men toch steeds op die vervelende ijsbanen hangen? Maakt, dat ge buiten komt, op slooten, vaarten, meren, op het kunst-ijs misschien, of tusschen de wadden! Geen fraaie krullen en zwierige danspassen, maar tochten maken, tochten maken over hel ijs, van stad tot stad, pro vincie tot provincie! Bij het gloren van den dageraad heeft de skileeraar ons bij elkaar getrommeld. „Vandaag gaan we drieduizend Meter hoog." In de schemering van den vroegen morgen trekken we erop los. Eerst door 't slapende dorpje, dan vanuit het dal om hoog, zacht stijgend. De met was ingewre ven ski's knersen op de bevroren korst van de sneeuw. Nóg slapen de bergen, gehuld in nevel sterren staan nog aan den he mel maar links van ons begint de zon neschijf reeds roodgloeiend op te komen. Het duurt nog uren, voordat wij de ge weldige flanken van den bergreus bereikt hebben. Nu komen we in den schaduw er van en via enkele ondiepe dalen naderen wij de massieve steenklomp, die ons het uitzicht op de zon ontneemt. Hooger en hooger klimmen wij door de vlokkige sneeuw, waarin onze ski's bijna een hal ven meter wegzakkeninmiddels draaien wij steeds meer naar het Zuiden en opeens, heerlijk-warm, bestraalt ons de zon! Wij houden halt, alle handschoenen, jekkers en halsdoeken verdwijnen in de iugzak slechts een hemd of een dunne blouse beschermen de huid tegen „glet- scherbrand." Verder! Geen geluid, behalve het sleepen en knersen van onze ski's over de sneeuw, onze gesprekken zijn kort en ge fluisterd: dat doet de majesteit van het hooggebergte! Drie uur onafgebroken stij gen langs een helling van 45 graden! Voor zichtig en zwijgend werken wij ons om hoog, op veiligen afstand, opdat de een geen gevaar voor den ander wordt. Hoe dikwijls komt het niet voor, dat men op een looze sneeuwkorst trapt en omlaag- schiet. Spreken is verboden, daar het le vensgevaarlijk is. Iedere trilling in de lucht kan een lawine veroorzaken, di^ ons alle zou wegvagen. Ja, ge lacht, kamerkluize naar in Uw kachelwarmte-veiligheid! U denkt: we deden beter met dit gevaar te vermyden! Maar ge vergeet één ding: juist die gevaren zijn het, die ons zoo aantrek ken tot de koninklijke sport, de ski-sport. Die gevaren kruiden iedere seconde, iede re minuut, ieder uur, dagen ons uit tot den strijd, een strijd, die zenuwen staalt en de wil hardt! Nu hebben wij de scherpe bergrug be reikt. De wind fluit ons om de ooren. We maken de ski's los en klimmen de laatste 500 Meter op handen en voeten over de kale rotsen. En dan het gróóte oogenblik: de top! Naar alle windrichtingen kunnen we kijken, als de beheerschers der wereld! Onwerkelijk ziet de uitgestrekte hoogvlak te aan onze voeten eruitbosschen en riviertjes. Boven ons koepelt de hemel. Om ons heen de drukke stilte en onder ons de verblindend-witte sneeuwvacht. Droomend krabbelen wij weer naar onze ski's terug. Zwijgend worden de rie men weer om de voeten getrokken, en starten we, zwevend als reusachtige vogels suizend naar omlaag. In één ademtocht hebben we de steilte achter ons. In een lange ketting slingeren wij over de sneeuw vlakte, een wolk sneeuwpoeder stuift ach ter ons aan. De suizende sneltreinvaart is heerlijk en van opgetogenheid klinkt er gens een kreet, een juichkreet, die als een wilde schreeuw in de stilte van het winter landschap schoot! Ongelooflijk snel zijn we weer in het dal, met verijzelde wenkbrauwen en muts- randen, maar innerlijk gloeiend van span ning, alsof wij daarboven een wijding ont vangen hadden. En misschien wie weet wat dit ook wel het geval! Een vorst, dat men verwachten zou, dat de adem bevriest. Zwartachtig-blauw staat de lucht boven de witte muren van Sneller, steed# sneller gaat het voorwaarts ....suizend over het spiegelgladde ijs.... ....en starten, zweven als reuzenvogels, suizend naar omlaag. het hooggebergte. Hum, de baan is vrij hevig ver-ijst! En vermoedelijk nog snel ler geworden, dan de beide vorige dagen. Dusopgepast bij de eerste start van daag! En tenslotte men wil op de slede, vorst of géén vorst! Bovendien, de dag ziet er uit, alsof er wel een baanrecord je op zal overschieten! Héla, beenen weg! De laatste bob wil starten. Wèg is hij reeds in pijlsnelle vaart. Zoo de afstandstij d is verstreken. Hier de slee! Nog eens een korte controle van de stalen rails, de schroeven en het borst- kussen.... alles in orde. Uit de starthut klinkt het geratel en dan het gekwek van telefoon en telefoongesprek. Baan vrij! Start. Een duwtje en de slee glijdt vrijwel onhoorbaar omlaag. De eerste helling.nu komt de draai. De ijzers sissen. Eerste bocht rechts sporen, niet te veelzoo, goed gedaan, mijn zoon! De baan is anders deksels glad geworden! Enfin,, dat geeft mooie tijd- resultaten. Daar schreeuwt iemand wat uitkijken. Wat is 'r aan de hand? Ohh.... dat is maar een kreet van bewondering. ze gapen onze skeleton aan.... die zie je niet veel in deze streek. Opgepast daar komt de groote S-bocht. Geen grap met die vaart, die we hebben! Zoo'n autovaartje en dan op de buik, met het hoofd vooruit is toch nog wat anders dan op je zitvlak rustig omlaag te glijden, zooals op een bobslee. Op je „qi vive!" Ai, daar gaan we.sporen! Harder! Nóg die per de spoor.... brrr, dat ging ijzingwek kend hoog in de bochthoofd koel hou den geen twee seconden later de twee de bochtspoor! Eigenlijk nóg te hoog door de bochtmaar alles is wèl aan boord. We zijn er door. Spoor weg. Nu de omnibussen overal terrein winnen en langzamerhand tal van tram-lijnen en spoorwegen door omnibus-diensten vervan gen worden, is men meer de aandacht gaan wijden aan den bouw van deze wegmon- sters. Men zou zoo meenen wanneer men de geweldige gevaarten langs de we gen ziet daveren dat men met die bouw al een heel eind is opgeschoten. Maar al heeft men het in de carosseriebouw vér gebracht, tóch valt er aan de omnibus nog heel veel te verbeteren, op het gebied van comfort, veiligheid, betrouwbaarheid, be stuurbaarheid, enz. Het uiterlijk van een omnibus hetgeen de leeken er dus al* leen van zien is niet de hoofdzaak, even* min als de sterkte van den motor. Getrouw aan het moderne slagwoord „safety first" moet men allereerst de aandacht richten op de veiligheid van de passagiers. Reeds heeft men, met het oog op het vele te water raken van de bussen, door ervaring wijs geworden, de kap van de wagens zoo gecon strueerd, dat die van binnen uit gemak kelijk geopend kan worden, reeds heeft men, denkende aan het gevaar van brand in de benzinetank, achterin een nooddeu* aangebracht, die iedereen van binnen uit kan openen.maar aan de bus zélve heeft men nog weinig aandacht geschonken, ten zij aan de verfraaiing van het uiterlijk. Thans echter is de tijd gekomen om eens te gaan experimenteeren met betere con structies. En zoo is men gekomen tot dsj staal-bouwwijze. De van den paarden-om* nibus overgenomen bouwwijze uit hout (maar toen had men nog niet van die ge vaarlijke „onbewaakte overwegen"!) heeft getoond, niet bestand te zijn tegen de eischen, die men moet gaan stellen. Afge zien van de geringere levensduur van hou ten constructies, zooals rotten op boorgaten, enz., was het niet mogelijk de constructie zoo stevig te maken, dat de oneffenheden, van de wegen tenslotte niet de oorzaak werden van den doodsstrijd van den omni bus. Staal bleek het beste te zijn van alle materialen, die men probeerde. Stalen bui zen, die niet breken, doch hoogstens, zij het dan ook moeilijk, doorbuigen. Dwars- en diagonaal geplaatste spanten, dakspan ten en zij spanten,- die aansluiten op het ge raamte van de chassis dat is hetgeen men zocht! Men bouwde zulke bussen. Eén ervan werd op een onbewaakten overweg door een trein gegrepen en tegen een telegraaf paal geslingerd. De spatborden waren be schadigd en de zijwanden heel licht inge drukt. Niemand van de passagiers had let sel bekomen. Een andere wagen reed, in de duisternis, tengevolge van het plotselin ge defect raken van de lampen, van een steile helling en tegen een boom. Door de kracht van de botsing kwam de boom op het dak van de bus terecht en sloeg daar een gat in. De rest van de wagenconstruc tie was volmaakt intact! De wagen was half gevuld met passagiers. Een kleine vin- gerwond was de eenige kwetsuur. De omzet van stalen carosserieën is in den loop van 1935 tienmaal zoo groot ge worden, een teeken, dat men gaat inzien, dat vele menschenlevens gespaard worden door het gebruik van staal voor den bouw van omnibussen! Stalen carosseriebouw een voorbehoedmiddel tegen ongevallen! Bij een tc g op een onbewaakten overweg slechts een geringe beschadiging. De inzittenden zijn gespaard!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1936 | | pagina 6