Madeira-Mozaïek.
Driedaagsch uitstapje
naar een eiland van
zon en bloemen
Boe het Memelgebied door Littauen
geroofd werd.
door
Dr. K. R. Wistaslow.
WIE de stad Memel, vroeger
de Noordelijkste stad van
het Duitsche Rijk, met een
stoomboot van den Oost-
Pruisischen zeedienst na
dert, die krijgt onmiddel
lijk de stad van haar schoonsten kant te
■ien.
Tusschen haffen en zee rijst het daar op
met zijn bosschen en duinen, zijn torens
•n fabrieksschoorsteenen, symbolen van
Vroomheid en arbeidszin.
Waar onze boot de haven binnenvaart,
Staat als een wachter de witte vuurtoren
op het hooge havenhoofd en hult' zich bij
zeegang in een sluier van schuim. Iets ver
der wordt ons oog getroffen door een rij
,van groote, witte vlekken. Dat zijn de reus
achtige tanks, die verblindend wit geverfd
zijn: va» hier uit wordt geheel Littauen
van petroleum voorzien, want in dit land,
waar nog slechts sinds korten tijd de Wes-
tersche cultuur ingang vindt, is petroleum
Ziog de voornaamste bron van verlichting.
Imposant rijst thans het geheele stads
beeld uit zee op. Alles beheerschend ver
heft zich daar de grijze, slanke toren van de
zeshonderd jaar oude Johanniskerk, die
met zijn fijne, spitse bijtorentjes iets wa
zigs en doorzichtigs heeft. Daarnaast zin
ken de vele andere torens, die van de Ge
reformeerde, van de Engelsche en van de
Katholieke kerk in het niet. De Engelsche
kerk alleen is merkwaardig om zijn kor
ten, vierkanten toren en de bijna Oostersch
aandoende minarets daarop. Aan den an
deren kant verheft zich temidden van het
voorstadje Schmelz de geweldige, 120 M.
hooge schoorsteen van de cellulosefabriek
tusschen de eindelooze houtstapels en ma
chinegebouwen.
Van onvergankelijke schoonheid en on
vergelijkelijke bekoring is ook de geheele
natuur in en om Memel. Daarom trekt dit
zoo rijk met natuurschoon bedeelde hoekje
der aarde, met zijn zeldzaam schoone ver-
eeniging van rivier en haf, zee en duinen,
telken jare een groot aantal bezoekers.
Tusschen Nidden en Schwarzort, waar
op een bepaalde plaats van den landtong
het grondwater in den loop der tijden ge
leidelijk door het zand is heengedrongen,
en in vereeniging met elzen, wilgen, ber
ken, riet en allerlei moerasplanten als het
ware een klein oerwoud heeft geschapen,
daar is het paradijs van den eland. Kilome
ters ver loopt deze begroeide strook tus
schen zee en duinen door. Hier huist, als
een legendarisch wezen uit den oertijd, de
eland, wiens wonderlijke verschijning den
vreemdeling, die hem voor de eerste maal
te aanschouwen krijgt, een wonderlijk ge
voel geeft, als was hij teruggeplaatst in
overoude tijden, toen bosch en veld nog
bevolkt waren met de vreemdsoortigste we
zens.
Het v/onder van den vogeltrek.
Ook het wonder van den vogeltrek kan
men hier van den landtong af naar harte
lust aanschouwen. Want deze smalle land
tong is voor de vogels een trekweg van den
eersten rang, waar zich een van de meest
bekende vogelwachten, die van Rossiten,
bevindt, En dit'is nog wel het aller
grootste wonder dat in deze eenzaam
heid menschen leven en wonen, die met
een diepe verknochtheid gehecht zijn aan
de zandplaat, waarop zij wonen, zoodat er
in tientallen van jaren nauwelijks een en
kele is, die^iet land en zijn geboorteplaats
verlaat!
Doch als men ze ziet, deze stille, hoekige,
in zichzelf gekeerde menschen, met hun
lichte blauwe oogen en hun door zon en
zorgen gegroefde voorhoofd, dan begrijpt
men welk eer zwaar en moeilijk bestaan
zi' liidenl Ontelbare keeren vernielde het
Gezicht op de stad Memel, links de rivier
de Dange.
grimmige haf hun netten, doch stoer en
koppig als de natuur zelf, maakten zij
weer andere. Uit leem en hout opgetrok
ken zijn hun hutten, dikwijls zelfs zonder
schoorsteen, eenvoudig het geringe huis
raad, de thuisgeweven, eigengemaakte klee-
ren, eenvoudig zelfs de simpele houten
kruisjes op de graven, die zoo spoedig door
den wind verwaaien...
Hier worden wij er ons van bewust, dat
er nog stilte en eenzaamheid, rust en vre
de bestaan in onze woelige wereld... Al
thans schijnbaar, want in werkelijkheid is
er iets gaande in dit mooie land.
Dit gebied is in 1919 van het Duitsche
Rijk afgescheurd; en sedert dien tijd ge
dragen zich de Littauers daar als heer en
meester, ofschoon het Memelgebied nooit
Littausch is geweest. Dit blijkt ook reeds
uit het feit, dat de Littauers er verre in
de minderheid zijn; rond 70 pet. van de
inwoners zijn van Duitschen bloede. De
Vredes-conferentie te Versailles hield geen
rekening met de omstandigheid, dat het
Memelgebied reeds 500 jaar tot het Duit
sche Rijk behoort. Op grond van de ge
mengde bevolking en gehoor gevende aan
de aanspraken, die Littauen deed gelden,
ging men over tot het in het leven roepen
van een Vrijstaat Memel, die onder toe
zicht van Frankrijk zou worden beheerd.
In 1923 deden de Littauers evenwel een
voudig een inval in het Memelgebied, wier
pen de zwakke Fransche bezetting terug en
namen het bewind in handen. De geallieer
den legden zich bij deze feiten neer. Alleen
zonden zij een commissie naar het betref
fende gebied, om een statuut uit te vaardi
gen. In de conventie van Memel wordt dan
ook beslist, dat Littauen de souvereiniteit
over het Memelgebied alleen wordt toever
trouwd onder voorwaarde dat het zich zal
houden aan de bepalingen van het auto-
nomiestatuut.
Littauen komt op bijna geen enkel punt
de voorschriften van het statuut na. Het
sluit de Memellanders buiten het Parle
ment en past zelfs het krijgsrecht toe, om
elementen, die men wenscht te treffen, des
te eer te kunnen vervolgen.
Arme onderdrukte bewoners van dit
mooie land!
Visschers op de Koerische Nehrunn (landtong).
door
Jan Leenderts.
Het eiland Madeira, dat volgens zijn
Portugeeschen naam eigenlijk „Houteiland"
heet, is zeer dicht bevolkt en waarvoor
het wel in het bijzonder bekend staat
met een eeuwige lente begiftigd. De ge
middelde temperatuur bedraagt 's winters
16, 's zomers 22 graden. Er heerscht dus in
elk jaargetijde een gezond klimaat. Hoe
vaak men Madeira ook b^oekt, telkens op
nieuw komt men onder de wondere beko
ring van het Zuiden, als men de vulcani-
sche bergformaties van het eiland uit de
zee ziet verrijzen. Madeira en de Canarische
eilanden zijn sinds eenigen tijd een gelief
koosd doel van korte zeereizen geworden.
Behalve de toeristenreizen, die door ver
schillende binnen- zoowel als buitenland-
sche scheepvaartmaatschappijen naar dit
eiland worden georganiseerd, onderhouden
twee vruchten transportschepen, de „Aru-
cas" en de „Crotava", die ook passagiers
meenemen, een geregelden lijndienst op dit
„paradijs" aan de West-Afrikaansche kust.
Bovendien wordt het in alle jaargetijden
op de Middellandsche Zeereizen aange
daan.
Het eiland met zijn groene bergen in de
stralen van de jonge morgenzon biedt een
aanblik van betooverende schoonheid. Van
onder tot boven zijn de berghellingen met
ontelbare, kleine witte huisjes overdekt,
waarvan de roode daken een fel contrast
vormen met het stralende blauw van de
lucht. Als dan het schip de haven en de
hoofdstad Funchal nadert, krijgt men den
indruk, als had een reus uit een kinder
sprookje met zijn hand in een blokkendoos
getast en duizenden en nog eens duizenden
kleine rood-witte huisjes met één zwaai
van zijn reuzenhand over bergen en dalen
uitgestrooid.
Nauwelijks ligt het schip in de baai van
Funchal voor anker, of de duikers komen
reeds aangeroeid, lenige bruine gestalten,
die elk geldstuk van eenige waarde, dat
men in het water werpt, met een paar
bliksemsnelle zwembewegingen opduiken
en weer boven brengen.
Ook de bootjes van de kooplui omringen
ons al spoedig van alle kanten. Ze laten
dikwijls prachtige staaltjes van Madeira-
borduurwerk uitgespreid in den Zuiden
wind wapperen, kijken met spanning naar
het schip om hoog en noemen een hoogen
prijs. Doch de passagiers kijken onbewo
gen over de railing naar beneden, goed in
gelicht als ze zijn door de voortreffelijke
reisleiding, om zoo ze nog iets willen koo-
pen, dit in geen geval anders dan kort
voor de afvaart van het schip te doen.
In de meeste gevallen blijven de groote
schepen één a twee dagen voor Madeira
liggen en men heeft voldoende tijd, zich
met de eigenaardigheden van het eiland
vertrouwd te maken. Opgetogen gaat men
in motorbooten van het eiland aan land.
Als men den grond van het eiland be
treedt, ondervindt men zoo iets als een
aangename zenuwschok. Als de Zuidelijke
zon je zoo koesterend-warm over den rug
streelt en in het gezicht schijnt, dan wordt
het je weldadig te moede en met vroolijke
oogen kijk je in 't rond. Komende uit den
winter van het Noorden doet de plotselin
ge overgang tot dit heerlijke zomerklimaat
bijzonder aangenaam aan.
Gewend aan het gezelschapsleven aan
boord, ligt het voor de hand dat we eerst
eens bij groepjes van vier personen in een
van de gereed staande Amerikaansche
automobielen stappen om een eerste ver
kenningstocht over het eiland te maken.
En daarmede begint dan een onafgebroken
reeks van verrassingen en vreugdevolle
ontdekkingen. Altijd is er op Madeira iets
in bloei. Waarheen men zijn blik ook
wendt, overal is het groen en bloemen.
Daar zijn behalve vijgenboomen, cypres-
sen, aurocaria's en palmen merkwaardige
drakenboomen, opuntia's en agaven, die
wegen en heuvels omzoomen. Bloeiende
margrieten in dichte groepen duiken daar
plotseling op. Geraniums, rozen, fuchsia's,
camelia's, pelargoniums, hortensia's en cal-
la's bloeien hier in 't wild in overdadige
pracht. Het golft rood, blauw, wit en geel
over de muren van de prachtige tuinen in
stad en land, het straalt in felle kleuren
aan den rand van de wijnbergen, van ba
nanenplantages en suikerrietaanplantin-
gen, het bloeit in de meest verscheidene
kleurschakeeringen in de kleine tuintjes
van de rood-witte huisjes en het houdt
eerst op te bloeien, wanneer men op weg
naar »'-» Noordkust in het woest-romanti-
sche hooggebergte achter het visschersdorp
Ribera Brava komt. Maar daar begint dan
ook het bosch zijn pracht ten toon te sprei
den. Generaties lang heeft men met het
hout, waaraan Madeira zijn naam ont
leent, roofbouw gedreven. Thans is het
weer de verstandige, doelmatige boschbouw,
die er den toon aangeeft. Slanke dennen,
die hoofdzakelijk voor het verbouwen van
den wijndruif dienen, groeien hier.
Op ongeveer 1100 M. hoogte bereikt de
groote autoverkeersweg, die zich met
scherpe bochten omhoog slingert, de En-
cumeda-pas, van waaruit men naar beide
zijden een prachtig uitzicht over het eiland
heeft. Hier heeft het eiland zijn stralend,
bloeiend, paradijsachtig uiterlijk geheel
verloren. Ruig en woest vormt zich hier 't
vulcanische gesteente tot grillige bergtop
pen. Kraters gapen daartusschen. Woeste
bergbeekjes springen uit spelonken te voor
schijn, storten klaterend van geweldige rot
sen neer. Zij leveren het water voor de re-
genarme kuststreken. Door een vernuftig
besproeiingssysteem, dat zijn net over het
geheele eiland uitspreidt, wordt dit water
naar het dal en over de aanplantingen ge
leid.
In plaats van de rood-witte Madeira-
huisjes treft men in de hooger gelegen ne
derzettingen nog veelvuldig de kleine, met
stroo gedekte veldhutten aan. Elk plekje
grond, dat maar eenigermate opbrengst be
looft, wordt met onbeschrijflijke moeite ge
cultiveerd en bebouwd. Al deze vruchtbaar
heid, deze heele weelderige bloei van de
subtropische plantenwereld is hier niet
van zelf ontstaan. Er is harde, moeizame
arbeid van menschen voor noodig geweest,
om op den vulcanischen bodem dit para
dijs te doen opgroeien. Terwijl wij van de
bergpas naar Sao Vicente aan de Noord
zijde afdalen, zien wij de eilandbewoners
met het houweel in hun wijnbergen wer
ken, de onontbeerlijke dikke puntmuts op
het hoofd. Aan de beekjes staan de vrou
wen de wasch te doen en hangen het bonte
waschgoed op de dichtstbijzijnde struik of
op de blAderen van een agave te drogen.
De kinderen staan aan den kant van den
weg te bedelen en bekogelen ons met bloe
men. Opvallend is het ontbreken van half-
volwassenen. De kindersterfte is groot op
Madeira, doch het geboortecijfer niet min
der. 80 pet. van de bevolking zijn analpha-
beten. Doch het is een vriendelijk, gemoe
delijk, zeer werkzaam volkje. In de vis-
schersdorpen, in het bijzonder in Camera
de Lobos, troffen wij de grootste armoede
aan en ellendige, armelijke wijken. Het
kwam ons evenwel voor, of de bewoners
deze toestanden niet als een last gevoelen.
De zon verguldt alles, de aarde is bont
en schoon en bepaald honger lijden doet
men er blijkbaar ook nog niet. De zee ver
schaft visch in overvloed. En de bevolking
heeft immers maar zoo weinig noodig om
van te leven. De kinderen hebben aan een
stuk suikkerriet genoeg voor den heelen
dag. Wij gaven een jongen een paar be
legde broodjes. Hij wierp ze weg, vermoe
delijk, omdat hij dit voedsel niet kende.
Waar wij ook met de auto kwamen, over
al waren overgrootmoeder, grootmoeder,
moeder en kind druk bezig, Madeiraklee-
den te maken, die hier een van de voor
naamste handelsobjecten uitmaken.
Tegen den avond keeren we in Munchal
terug. De stad heeft zeer goede en mooi
gelegen hotels. Ook een speelcasino is er,
dat hoofdzakelijk door Engelschen wordt
bezocht, die een grooten invloed op het
eiland hebben. Een goede jazzband lokt er
tot dansen.
's Avonds of 's nachts naar het schip
teruggekeerd, is het eiland opnieuw een
verrassing. De berg, waar Funchal tegen
aan ligt gebouwd, straalt in een tooverach-
tige verlichting en vormt in den waren zin
van het woord een „stralend" bewijs van
de bevolkingsdichtheid van het eiland.
Plotseling flitsen er fakkels op. Het zijn de
visschers, die bezig zijn met de vangst van
de smakelijke Spadavisch, die zij diep uit
het water door den lichtschijn der fakkels
naar de oppervlakte lokken, om hen dan
met hun primitibve netten te vangen.
Na nog een heerlijken dag op dit geluk
kige eiland te hebben doorgebracht, vaart
's middags de boot weer af. Voor het ver
trek nog even een wilde handel in Madeira-
kleeden, mandewerk en andere voortbreng
selen van het land. Het wemelt rondom het
schip van kleine bootjes, waarin de kooplie
den met Zuidelijk temperament hun waren
aanprijzen. Nu kan men voor een prikje een
van deze begeerlijke kleeden machtig wor
den. Als het schip al in beweging is. duurt
de handel zelfs nog voort. Lang staan wij
nog op het dek te staren en zien met wee
moed het heerlijke, zonnige eiland al verder
en verder verdwijnen.