Drijvende Forten
De strijd der
Vlamingen.
a
a
110
n
too
SO
E
so
a
t
Een „drijvend fort" in de haven...
AAN BOORD VAN H.M. PANTSER
SCHEPEN.
uNiet schépen vechten, maar ménnen!"
ZEEMAN worden de droom
van zoovele jongens; zeeman
worden en over verre zeeën
naar vreemde landen varen
Maar de tijd van ranke zeilsche
pen, moeilijke zeemanskunst, en
gevaarlijk matrozenwerk is voor
bij. Thans zijn het stalen ge
vaarten, met motoren en schroeven. Wel
iswaar is de zeemanskunst niet minder er
om geworden, zelfs moeilijker geworden,
cioch hef klimmen in de masten om de zei-
Ie:! aan de ra's te bevestigen, het statige
v de bollende zeilen langs de hooge
-ten en de boegspriet... dat is voorbij,
zijn het machinisten en stokers, die het
wip voortdrijven en zware machine's, die
j stuwkracht leveren!
Dn wie neiging tot het zeemansleven
koestert, zal zich in zijn diensttijd laten
„ideelen bij de marine... op onze vloot, die
j-.ze koloniën beschermt en onze kusten
moet kunnen beveiligen. Daar loopt het le-
v on precies volgens het dienstplan van den
Eersten Officier, die den geheelen inwen-
digen dienst regelt en dus een functie be
kleedt, die men in ons landleger het beste
kan vergelijken met het werk van den
boofdinstructeur en den regiments-adju-
d; it tezamen.
kien kan een scheepscommandant het
- te vergelijken met een regimentscom-
ideur. En ook de functies van de ande-
rangdragers zijn te vergelijken met die
aan land: kanonniers met artilleristen,
marconisten met seiners, enz. Wèl moet
rncn de bijzondere omstandigheden van 't
schoepsleven in rekening brengen.
Do grondslag van het dagelijksch leven
aan boord is wachtdienst. De bemanning
van een schip is namelijk in verschillen
de groepen, in verschillende „wachten" in-
gadeeld. Deze groepen wisselen elkaar af
bij het sturen, bij het op post staan, bij or
donnansdiensten, bij dienst in de machine-
Nieuwe troepen komen aan boord...
kamer, bij stokersdiensten of bij het ver
richten van werkzaamheden in de electri-
sche centrale, de pompenkamer, bij de red
dingsbooten, bij den sein- of radiodienst,
aan den machinetelegraaf, enz. Het dienst
plan van den dag omvat het wekken, het
schoonmaken van het schip een der
voornaamste takken van dienst, - inspec
tie, het aflossen van de posten, het voor-
en namiddagexerceeren of de artilleristi-
sche oefeningen, de maaltijden, de vrije
tijd, het eten en de avondronde. Op een
der avonden, meestal des Zaterdags, is er
groote schoonmaak aan boord. Voor den
zee- en havendienst zijn er natuurlijk ver
schillende bepalingen.
Zoo'n oorlogsschip met vele honderden
mannen aan boord is een wereldje op zich
zelf. Deze ijzeren kast, met geschut en ma
chine's, is de zij het dan ook tijdelijke
woonplaats van al die menschen. Zij
staan gemeenschappelijk onder een bijzon
der scherpe discipline en koesteren sa
mengeperst in dit kleine wereldje een
hechte vriendschap voor elkaar: kamera
den zijn het! Hard is het werk, dat zij op
gewekt uitvoeren. Hun schip is hun woon
stee; zij verzorgen het en koesteren het als
een kleinood. De taak van den zeeman is
veelzijdig. Zijn dienst en beroep eischt, be
halve de groote bijzondere kennis, die hij
noodig heeft, en die de steeds voortschrij
dende techniek meebrengt, een rechtscha
pen en eerlijk karakter, moed en opoffe
ringsgezindheid. Want... heeft niet eens 'n
bekend admiraal gezegd: „Niet de sche
pen vèchten, maar de mannen!"? Iedere
dag op volle zee brengt strijd, zij het dan
ook strijd met de elementen, die soms veel
heviger kan zijn, dan de strijd met den
vijand.
Zie ze varen, de stalen gevaarten met
hun dreigende torens en gebiedende vuur
monden! Een boomstam was het begin,
planken en ruwe balken waren de eerste
vooruitgang, totdat eerst in de 15de eeuw
de schepen van een koperen kiel werden
voorzien. Tegen het einde van de 19e eeuw
brak er een nieuwe tijd aan voor den
scheepsbouw...: de tot nog toe loodrecht
slaande masten van de zeilschepen wer
den schuin naar achteren geplaatst. Zoo
ontstond het ijzeren zeilschip, dat we ook
tot nog toe in onze wateren kunnen zien.
Maar tevens kwam in die dagen het stoom
schip in eere! In 1807 had de Engelschman
Fulton in Amerika het eerste stoomschip
gebouwd. Vijf jaar later volgde Europa en
in 1833 voer een schip over den oceaan,
dat uitsluitend door stoom gedreven werd.
DE WAPENEN ZIJN: PERS EN BOE
RENBOND.
Enkele interessante bijzonderheden.
door
KURT BAHRENS.
De heer Bahrens is bij uitstek des
kundig op dit gebied. Van zijn
hand verscheen een belangwek
kend boekwerk: „Die Flamische
Bewegung". (Volk und Reichver-
lag Berlijn), waaraan het na
volgende artikel ontleend is.
De groote Fransche revolutie maakte te
gelijk met de ongekende economische
krachten, zooals die zich verder gedurende
de 19e eeuw ontwikkelden en zooals wij
die nu kennen, ook in geheel Europa de
krachten wakker van het nationalisme der
kleine volkeren.
Gedurende meer dan twee duizend ja
ren geschiedenis, had men in ons wereld
deel enkele groote machten gehad, terwijl
verder op belangrijke verkeerspunten zich
een aantal steden met het onmiddellijk
omringende land van de overheersching
van deze machten bevrijdden, om in vol
komen onafhankelijkheid hun lot zelf in
handen te nemen en hun gunstige ver-
koers-economische positie tusschen de
groote machten uit te buiten, zonder dat
deze groote machten hen hierin, tonminste
op het eigen terrein dier steden, konden
hinderen. Voorbeelden van zulke steden
aan de Middellandsche Zee, Venetië en
Genua, aan de Oostzee, de Hanzesteden
en in het Westen de Rijnmonding, de Re
publiek der Vereenigde Nederlanden, die
feitelijk bestond uit de stad Amsterdam
met haar onmiddellijke omgeving en waar
in zooals wel uit onze geheele geschiede
nis der 16e, 17e en 18e eeuw blijkt, het ge
west Holland immers aan de andere ge
westen de wet decreteerde, zooals de be
langen van Holland en met name van Am
sterdam dit vorderden.
De Fransche revolutie bracht in dezen
toestand een algeheele verandering. De
moderne kapitalistische ontwikkeling was
overwegend industrieel en ontnam aan den
handel de allesoverheerschende plaats, die
deze voordien had ingenomen. Hierdoor
raakten de handelssteden op den achter
grond tegenover het, door dit industrieel
kapitalisme ontsloten achterland; nog zien
steden als Venetië en Genua, als Danzig
en Lübeck hun door niets langer gerecht
vaardigde zelfstandigheid verliezen en op
gaan in het groote geheel van het achter
land, waardoor tenslotte de moderne Euro-
peesche staten ontstaan als Duitschland,
Frankrijk en Italië, die noch uitsluitend
commercieel, noch uitsluitend industrieel
zijn, doch waarin handel en industrie ten
nauwste met elkander zijn vergroeid.
Deze ontwikkeling, die zich vooral na
1830 krachtig doorzette, ging echter, zooals
hierboven reeds gezegd, gepaard met het
ontwaken van het nationalisme der kleine
volkeren. Vaak was dit een onmiddellijk
gevolg der industrieel-kapitalistische ont
sluiting die, en dit geldt overal over de
jaren nè. 1870, een snelle stijging van den
levensstandaard tot gevolg had en daar
door een rijkere ontplooiing mogelijk maak
te van de persoonlijkheid (ongekende bloei
van kunst en wetenschappen), de kleine
groep (vergelijk de moderne arbeidersbe
weging) en tenslotte van de groep in haar
volledige ontplooiing zooals deze wordt be
paald door den bodem, door het gezinsver
band, door de taal, den godsdienst, enz.:
het volk in zijn nationale bepaaldheid.
Daar de gang der wereldgeschiedenis
echter zeer zelden geleidelijk en harmo
nisch is, doch zich veeleer met schokken
en plotselinge verschuivingen doorzet, ont
staan er wrijvingen die leiden tot tegen
stellingen en tot strijd.
Het nationalisme der kleine volkeren,
zoo maakt ons de heer Bahrens in zijn
uitstekende studies duidelijk, toont hier
gedurende de 19e en 20st,e eeuw tallooze
voorbeelden van, men denke slechts aan
het nationale réveil van Tsjechen, Polen,
Bulgaren en Grieken in het Oosten van ons
werelddeel en aan de worsteling, die sinds
het midden van de 19e eeuw in de boezem
van het Nederlandsche volk wordt gestre
den en die nog zooveel dieper gaat dan de
strijd, die de genoemde volkeren in het
Oosten hadden te voeren. Want ging het
bij die volkeren om een geleidelijke ophef
fing vanuit een laag naar een hooger ni
veau, dit niveau is bij het Nederlandsche
volk reeds sedert het einde der 16e eeuw,
sedert de scheuring der Nederlandsche ge
westen door de Unies van Utrecht en
Atrecht en door den val van Antwerpen,
in 1585 al niet meer aanwezig. Tegen de
bedoelingen van den grooten Prins Willem
van Oranje, is in die dagen dat niveau in
twee stukken uiteengevallen, eenerzijds
Holland, dat met de andere van Holland
afhankelijke gewesten der Republiek een
tijdperk van ongekende welvaart en bloei
tegemoet ging, anderzijds het Nederland
sche Zuiden, Vlaanderen, Brabant en Lim
burg, dat steeds dieper wegzonk als gene
raliteitsland, als kroonland van Oostenrijk
of als barrière tegen Frankrijk.
Voor Holland heeft deze toestand tot een
crisis geleid, waaruit koning Willem I met
geniale, vèr vooruitziende blik een weg
heeft gewezen, een weg waarvan het eind
doel overzee, in Indië lag (Nederlandsche
Handelmaatschappij). Het Zuiden, voor
zoover het den opstand van 1830 bij het
Koninkrijk bleef, werd in het plan van
den koning ingeschakeld (de textielin
dustrie in de Meierij, waaromheen zich Ja-
ter meerdere en andére industrieën ont
wikkelden, waarvan nu de Philipsbedrij-
ven te Eindhoven de belangrijkste vormen)
het andere Zuiden echter, dat aan België
kwam, volgde een andere weg, het bleef
wat het altijd was geweest: een landbouw-
gewegt. Tot op den huidigen dag is de
landbouw hier overheerschend geweest,
waarbij slechts Antwerpen als Rijnhaven
en de sedert 1900 zich ontwikkelende mijn
bouw in de Kempen, uitzonderingen vor
men.
Kapitaal en kapitalisme in den gangba
ren zin, modern industrieel gekleurd dus,
dat men Vlaamsch zou kunnen noemen,
door af te gaan op de nationaliteit van zijn
dragers, vindt men in Vlaanderen niet of
nauwelijks. Zoowel in Antwerpen a!s in
Iimburg zijn deze dragers vreemdelingen,
Franschen of Walen.
Een van de weinige schrijvers over dit
onderwerp, de Utrechtsche jurist B. van
Gevechten schreef in 1926 dat, hoewel in
Belgisch Vlaanderen de economische kan
sen voor veelzijdige werkzaamheid der
Vlamingen, zeer groot zijn, deze mogelijk
heden niet tot ontplooiing kunnen worden
gebracht, bij afwezigheid van een integra
le Vlaamsche wereldbeschouwing en een
Vlaamsche beschaving.
Van Gevechten geeft hiermee toe dat ook
voor de economische leiding de politieke
verhoudingen doorslaggevend zijn en hoe
zeer deze politieke verhoudingen zich ook
in België sedert den aanvang der 20e eeuw
ten gunste van Vlaanderen hebben ontwik
keld, van een gebonden Vlaamsche kracht,
die zich ook hier kan doorzetten, is toch
nog weinig sprake. Karakteristiek is ze
ker wel dat naast het vele dat in Vlaan
deren wordt geschreven op literair en wija-
geerig gebied en dat er ongetwijfeld ont
zaggelijk toe heeft bijgedragen, dat het
Vlaamsche volk zich weer van zijn oer-Ne-
derlandsche aard bewust werd, een we
tenschappelijk tijdschrift op economisch ge
bied toch nog steeds ontbreekt, terwijl pe
riodieke uitgaven van organisaties, als het
Vlaamsch Economisch Verbond (V.E.V.),
die getracht hebben hierin te voorzien, zich
altijd tot de practische behandeling van
actueele vraagstukken hebben beperkt.
De ruggegraat van Vlaanderen vormt nog
steeds, als altijd, de boerenbevolking en de
ze boerenbevolking heeft getracht zich, on
der de economische factoren, die zich in
België doen gelden, een plaats te veroveren
door de stichting van den Belgischen Boe
renbond.
De welbewust katholieke inslag heeft tot
gevolg dat overal de plaatselijke geestelijke
en de locale gilden of parochies, die de
grondslag van den Boerenbond vormen, de
leiding heeft. Door verder slechts zelfstan
dige boeren in de gilden toe te laten, stelt
de Boerenbond zich op den grondslag van
't particulier eigendom. Zijn aanhang vindt
de Bond in geheel Vlaanderen, verder in
het Waalsche arrondissement Nivelles van
de provincie Brabant en in Eupen, Malme-
dy en St. Vilk, terwijl hij sedert 1930 zich
ook in Wallonië heeft doen gelden.
De vertraagde toename van de gilden na
1930 (zi de grafiek) en de volstrekte afna
me van het ledenaantal na dat jaar, wordt
toegeschreven aan de steeds grootere in
vloed van het V.N.V. (Vlaamsch Nationaal
Verbond), dat zich de vorming van een
Groot-Nederlandsche staat, vóór alles ten
doel heeft gesteld. Of deze teruggang van
blijvende beteekenis moet worden geacht,
is nog moeilijk te zeggen: men vorme zich
echter van de invloed en slagvaardigheid
van den Bond, met zijn nevenorganisaties
voor vrouwen en jongeren, vooralsnog een
niet te geringe indruk. Ook in de pers, die
hem ten dienste staat, met vooraan het dag
blad „De Standaard" van staatsminister
Franc van Caïuwelaert, bezit de Boerenbond
een wapen, waarvan de beteekenis zeer
groot is en juist door zijn ongewone veel
zijdigheid, om cultureel, religieus en daar
naast ook op sociaal en economisch gebied,
heeft de Bond zich in gansch Vlaanderen
een positie geschapen, die welhaast nergens
zijn gelijke vindt.
(SO
O0
to
90
1
1 a
to
8 7
00
1 0
1
so
M S
U
*o
J
I
V
Van 0
0
Grafiek van het aantal gilden in de toenamen van het ledental van den Vlaamschon
Boeren bond.