in het Afrikaansche oerwoud k □o Kegelen De huisvrouw, die tevens dokter en ver pleegster is. DC db De griezel fauna van het koffie land. PLANTERS=LEVEÏ I en toen ik onlangs met de post Uit Europa de kranten ontving, die je me gestuurd hebt, kreeg ik een visioen van Ons geliefd vaderland. Niemand voelt zich meer een met z'n land dan wij hier, ver Van den geboortegrond, ver over zee, waar We een bitteren strijd voeren om ons be- ftaan. En om je een denkbeeld te geven van wat het beteekent, in een woest land, te midden van het oerwoud, een winstgeven de plantage aan te leggen, wil ik je een en ander van het leven en de arheid van de planters vertellen, zooals ik dit zelf heb meegemaakt. Ons terrein beslaat ongeveer •00 .hectaren. Een betere voorstelling van den omvang van de plantage krijg je echter, als ik je Eeg, dat ik, om de grenzen van de plan tage af te loopen, want paarden zijn er hier niet, altijd een heelen dag noodig heb. Natuurlijk is niet het heele terrein ge- ■chikt, om te ontginnen. Men begint met honderd hectaren, dan nog eens honderd en zoo verder, al naar de gesteldheid van den bodem en het kapitaal. Kapitaal is n.l. een zeer belangrijke fac tor.... misschien de belangrijkste! Oude kolonisten zeggen, dat men hier voor het aanleggen van een koffie-plantage 12.000 tot 15.000 gulden noodig heeft. Voor het verbouwen van koffie is behalve het tevo ren genoemde kapitaal, ook noodig, nee, misschien nog noodiger: ervaring! Hoe vele jonge menschen hebben hier ge faald, en dat niettegenstaande een goed gevulde portemonnaie, om de eenvoudige reden, dat ze te vlug zelfstandig wilden worden. Ieder moet eerst een rijkdom aan trvaringen opdoen, wil hij aan den aankoop Van land gaan denken. Daartoe moet men eerst als „Farm-leeuw" (wij hebben er twee) de tropische wereld leeren kennen; anders eindigt men als daglooner. Daar de koffie eerst na vijf jaren geoogst kan wor den doch daarna dan ook. 35 jaren ach tereen maken we moeilijke jaren door, waarin we niet één cent verdienen, doch alleen maar uitgaven hebben. In de eerste plaats wordt de woeste grond ontgonnen en platgebrand; dan wordt de vlakte, die men denkt te cultiveeren, in stukken ver deeld, en wegen en bevloeiingswerken aangelegd. Er is zooveel werk, dat ik het ni<^: allemaal kan opnoemen. De planter is zelf met de leiding van al die werkzaam heden belast en mag niet verslappen ten gevolge van de gloeiende zonnewarmte. Maar ook wij vrouwen kijken niet werk loos toe in dezen tijd. Onlangs zei een oude Engelsche kolonist tegen me: „De vrouw is de ziel van de plantage", en heelemaal on gelijk had hij misschien niet. Al staan ons ook genoeg zwarte krachten ter beschik king, toch rust de heele verantwoordelijk heid, niet alleen van het huishouden, maar ook van het heele bedrijf, op onze schou ders. Reeds bjj het eerste hanengekraai, dus kort voor zonsopgang, scharen de zwarte plantage-arbeiders zich om ons huis, geven hun werkkaarten af, die ik dan moet tee kenen, want iedere arbeider komt slechts, wanneer hij er lust in heeft, naar het werk, voor zoover hij tenminste geen contract koelie is. Hij verricht alleen arbeid volgens een voorafgaande overeenkomst met zijn werkgever en ontvangt een vergoeding van een rijksdaalder voor een volle ar beidskaart, dus voor een maand werken. Hierbij komt natuurlijk nog de voeding, die, volgens het gebruik in dit land, uit mais, boonen, gedroogde visch en wat zout en olie bestaat. Nadat de ongeveer 300 arbeiders zich aan hun arbeid begeven hebben, zijn de zieken aangekomen, en gaan rondom een apenbroodboom zitten het schaduwrijk ste plaatsje van de plantage, waar ik, daar er binnen de 200 mijlen geen dokter is, consult houd. En er is een geweldige zelf overwinning toe noodig, de vuile en vaak etterende wonden van de zwarte plantage arbeiders te behandelen. Wanneer hier niet de grootste voorzichtigheid wordt be tracht, wordt men in een ommezien geïn fecteerd met een van de hardnekkige in- heemsche kwalen, die hier algemeen voorkomen. Maar niet ieder van de „zie ken" is werkelijk ziek. Simulanten zijn er ook in Afrika, want ricinus-olie is één van de vele, eigenaardige genotsmiddelen van de zwarte fijnproevers. Prettiger is en ik krijg daar steeds meer schik in de aanleg on verzorging van de groente- en vruchtentuin. Daar kan ik zelf alles bedisselen, want de mees te zwarten zijn niet in staat, een rechte lijn te trekken. Zoover reikt hun denkvermo gen niet. Ze zijn haast alle als kinderen., en als kinderen moet men ze ook behande len! Er zijn velen onder hen, die wel een machine of vrachtwagen kunnen bedienen, maar een reparatie moet men ze niet toe vertrouwen, want een geliefkoosd werk tuig van deze krachtige natuurkinderen Is een groote voorhamer, en zij gebruiken deze te pas en te onpas! Slechts hun bewonderenswaardig taalge voel maakt hierop een uitzondering. Want bijna alle plantage-arbeiders spreken, be halve de taal van hun stam, het Oemboen- doe, nog Portugeesch, zooals de zwarten in het zuid-westen allen zonder uitzonde ring Duitsch kunnen spreken. Het is daar om een eerste vereischte, wanneer men met gezag tegen de zwarten wil optreden, dat men de inheemsche taal beheerscht. In het begin was het dikwijls om wanhopig te worden, wanneer ik b.v. mijn keukenjon gen, Rasola, uitstuurde om hout, en hij na een uur stralend van vreugde terug kwam en inplaats van met houtblokken, grinnekend kwam aanzetten met een ge slachte kip. Na afloop van het „ziekenrapport", wor den de handen, hoewel men steeds gummi handschoenen draagt, grondig met subli maat gereinigd. Dan volgt het ontbijt. Hier buiten zijn er natuurlijk geen broodbezor gers, die de versch-gebakken broodjes thuis bezorgen. Het brood moet in een lee- gen termietenheuvel, die mijn man tot bak oven bevorderd heeft, uit maïs en rogge meel gebakken worden. De dure boter ze kost aan de kust 3 gulden per pond wordt bij ons door tomatenjam vervangen. Ook worst, spek en ham moeten van het menu geschrapt worden, nog afgezien daar van, dat deze levensmiddelen hier onmid dellijk zouden bederven!.... Maar ik wil de je ook nog van de groente- en vruch tentuin vertellen. Hier groeit zóóveel, dat ik werkelijk niet alles kan opnoemen. Zoo hebben we in onzen tuin bijna alle Euro- peesche groentensoorten. In den vruchten- tuin wisselen aardbeien af met mangga- boomen; je vindt er goeanaven, bananen, ananas, aardnoten, peren, abrikozen, per ziken en amandelen. ^Vlles groeit hier uiterst vlug, maar nog vlugger wordt hef ook weer vernield. On telbare miersoorten vallen erop aan. De bekendste zijn wel de witte mieren, de termieten. Sprinkhanen strijken op den groententuin neer, en in één enkelen nacht wordt die veranderd in een waardeloos stoppelveld. Maar niet alleen in den tuin doen zich deze plagen van de tropische natuur voor, tot zelfs binnenshuis komen ze. En niet zel den gebeurt het, dat, als ik 's ochtends vroeg de klamboe's van de bedden haal, en ik ze later weer wil gaan opmaken, een opgejaagde mambaslang verschrikt te gen me sist! Vooral in het koude jaarge tijde blijven deze vaak giftige reptielen in de omgeving van het huis, ja zelfs in de bedden, om daar beschutting tegen de kou te zoeken. Shorpioenen, groote spinnen en duizend- pooten behooren tot de gewone huisgenoo- ten. Maar dit soort van „afwisseling" is nu eenmaal een deel van het leven in de tropen, en mettertijd went men er wel aan. Nog onaangenamer en veel gevaarlijker om van je lijf te houden zijn de malaria muggen, en de zandvloo. Reeds bij zons ondergang komen deze musiceerende ma lariamuggen bij duizenden aangevlogen. En als er ook maar èèn klein gaatje in het muskietennet is, zullen ze met onfeilbare zekerheid die toegang weten te vinden en je niet alleen met hun helsch gezoem, van je nachtrust berooven. maar zich ook rij kelijk te goed doen aan je bloed. „Malaria komt reeds na 21 dagen op, kof- Een goede, kunstmatige bevloeiing ver hoogt de winstkans aanzienlijk! fie pas na jaren", dat zou ik iedere vrien din, die me vraagt, of ze hierheen zal gaan, antwoorden. Natuurlijk helpt 't wel, wan neer men dagelijks de bekende 0.1 kinine- capsules inneemt, maar niet allen kunnen dat verdragen. In den namiddag heb ik pas tijd, om wat voor mezelf te werken. En pas in den avond komen wij tot rust. Dan lezen we de Europeesche kranten, die vaak al geschikt zijn om in musea bewaard te worden, want het zijn maar al te dikwijls heel oude. En niettegenstaande arbeid, malaria en sprinkhanen, zijn er slechts weinigen, die naar het vaderland terug verlangen. Al len, die Afrika goéd hebben leeren ken nen, voelen geen heimwee meer Vroeger „vermaak" thans „sport"! VROUWEN KEGELEN MEE! Toen vele jaren geleden de kegelavond voor' onze echtgenooten hetzelfde betee- kende als het theekransje voor ons, vrou wen, alleen met dat verschil, dat inplaats van thee minstens even groote hoeveelhe den bier gedronken werden, hadden wij daar niet veel op tegen. Zeker, om de rechten van de huisvrouw hoog te houden, moesten wij deze liefhebberij wel wat be teugelen. en, aangezien het opstaan den volgenden morgen na zoo'n kegelavond altijd wat moeilijk was, moesten wij er ge regeld op aandringen, dat ze vroeg thuis kwamen. Daar ten slotte de verantwoor ding van de kas op ons huisvrouwen rustte, en het niet gemakkelijk was, om te weten, hoe we het bedrijfskapitaal moesten ge bruiken, mochten wij ons zelfs ook de vrij heid veroorloven, eenige aanwijzingen te geven ,omtrent de wijze, waarop het geld besteed moest worden. De vermaningen werden niet ernstig bedoeld en werden dan ook niet au sèrieux genomen, en zoo kwam er op zoo'n kegelavond een vroolijk gezel schap bijeen; menige kruik wrd geleegd en na iederen kegelavond kc°t*e het méér moeite, den echtgenoot den volgenden morgen aan zijn dagelijksche plichten te herinneren. Tenslotte moest hij altijd be schaamd bekennen, dat deze kegelavond weer een leelijk gat in de financiën had geslagen. Zooals reeds gezegd, namen wij het on ze mannen toentertijd niet eens kwalijk, in tegendeel verheugden wij er ons in stilte over, dat onze oudjes geregeld eens in de week weer eens overmoedige jongens wer den. Men speelde daar een edel spel, waar in men niet met praten en met gewichtig doenerij kon uitblinken, doch waarbij han digheid en kracht onmisbaar waren. En wat waren we niet t.rots, als juist de „on ze" uitblonk onder de mannen van het ge zelschap. Bij dit spel hoort vroolijkheid en het waren dan ook vrijwel allemaal jolige en opgewekte gasten. Wie als mopperaar in het gezelschap kwam, onderging een al- geheele metamorphose. In de kegelclub werden zij allen pas „menschen", bruik baar voor samenleving; mannen, die een grapje konden waardeeren. „Maar", zeiden toen verstandige vrouwen, „waarom zou den we het plezier alleen aan de mannen overlaten?" Hier en daar verscheen op den kegel avond een man met zijn wederhelft. Dat was een waagstuk, want de aanwezigheid van èèn of meer vrouwen legde het heele gezelschap een weinig prettigen dwang op, en de stemming wilde er maar niet inko men. Maar de vrouwen kregen de smaak van het kegelspel te pakken. De sport van de rollende kogels had iets bekorends! Eindelijk kwamen enkele slimme kegel- broedefs op de gedachte, dat de oppositie van de vrouwen tegen den kegelavond het beste tot zwijgen gebracht kon worden, wanneer men ze eraan zou laten deelne men. Eerst was het slechts nieuwsgierig heid, die de vrouwen ertoe dreef, den bal eens over de plank te laten rollen; toén ging men zich met meer ernst aan de zaak wijden en spoedig hadden de vrouwen zich een plaats op de kegelbaan veroverd. Heden ten dage is het kegelspel meer dan een „vermaak" geworden. En ook de vrouwen beschouwen het spel als een ernstige sport. Zoo staat de zaak er thani voor, maar de kegelavonden en -midda gen van vroeger waren toch óók heerlijk en het is zeer zeker de moeite waard, er nog eens aan terug te denken! Eerst is 't nieuwsgierigheid

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1936 | | pagina 6