naar de Noordpool
De tweede
poging
Sir G. Wilkins
/t7£ t IlJE JS;IR:Sa
i hröViTitWiif»
van
Sir George
Hubert
Wilkins
Duikbooten
en hun
geschiedenis
,-^TI ff.;1 w* n
Onder het eeuwige ijs door
SIR GEORGE HUBERT WILKINS,
de in 't bizonder op het gebied
van Poolonderzoekingen meest
vooraanstaande Engelsche ont
dekkingsreiziger van den tegen-
woordigen tijd, die op een vlucht
In December van het jaar 1928 het twee-
eilandenkarakter van de Westelijke Antarc-
iis vaststelde, heeft in 1931, zooals bekend
is, reeds een proef genomen in 'n duikboot
Van de Amerikaansche marine, waarmee
tui onder het poolijs door wilde varen en
•an de noordpool landen. De geheele we
reld verkeerde toen in spanning over het
resultaat van deze bijna phantastische po
ging. Helaas bleek echter reeds spoedig, dat
Wilkins de moeilijkheden, welke zich bij
een dergelijke onderneming voordoen, nog
niet geheel doorzien had, zoodat de uitvoe
ring tenslotte mislukte.
Intusschen heeft de Engelschman zich op
aanzienlijk grootere schaal op een nieuwe
poging voorbereid en hij hoopt, ditmaal ze
ker zijn doel te bereiken.
Het komt ons haast onwaarschijnlijk voor,
dat reeds meer dan tweeduizend jaren ge
leden het onderzeeprobleem de gemoede
ren in beweging gebracht heeft. In ieder
geval duurde het vele eeuwen, tot men de
eerste#bescheiden teekenen van een wezen
lijk succes zag, tenminste, wat de vaart on
der water, dus niet alleen het duiken, be
treft. De tegenslagen in dien tijd kunnen
eigenlijk geen verwondering wekken, om
dat het probleem van luchtdruk en lucht
ledige, evenals de daarmee samenhangen
de afzonderlijke vragen, toendertijd nog
een boek met zeven zegels waren. Een
van de oudste geschriften, die zich met
enderzee-expedities bezighouden, is afkom
stig uit de vijfde eeuw voor Christus. Vol
gens de Grieksche geschiedschrijver, Hero
dotus, zou de Lacedemoniër, Scyllias, bij
Aphetae een afdaling in de zee gewaagd
hebben en eerst tachtig stadia van de
plaats van inscheping zou hij de zee weder
verlaten hebben. In elk geval weet Hero
dotus geen bizonderheden van de wijze,
waarop Scyllias deze handeling volbracht.
Scyllias moest daarbij een groote hoeveel
heid goud en zilver, die van een schipbreuk
van de Perzen afkomstig was, in handen
gevallen zijn. Aan het bericht van Herodo
tus, dat weliswaar op hooren-zeggen be
rust, ontbreekt volstrekt niet de grondslag
van het waarschijnlijke, want den Grieken
waren zooals men uit andere bronnen weet,
gereedschappen bekend, die tijdens het ver
blijf onder water met succes gebruikt wer
den. In een beschrijving, die de Grieksche
philosoof en natuurkundige Aristoteles,
(384-322 v. Chr.) geeft, wordt gezegd, dat
olifanten, die onder water vertoeven, door
hun in de hoogte gestrekte snuiten in staat
waren, ongestoord adem te halen. Aristote
les maakt in dit verband toespelingen op
toestellen, die den duiker het ademen on
der water mógelijk maken.
Een oude volkssage, welke men voor het
eerst tegen het einde van de twaalfde eeuw
tegenkomt, verhaalt van een zekeren Mo
rolff, die allerlei kwaad bedreef. Zelfs
deinsde hij er niet voor terug, den koning
en koningin te hoonen. Ook, toen daarop
de koning besloot, Morolff van der Flotte
gevangen te laten nemen, had de verslagen
gezel slechts gelachen. Daar Morolff goed
op de hoogte was van de techniek, kon het
hem niet moeilijk vallen, zich in een duik
boot in veiligheid te brengen.
Het duurde nu niet lang meer, totdat de
voorstellingen van een levendige phanta-
sie meer en meer werkelijkheidsvormen
aannamen. De middeleeuwsche krijgskun
digen maakten zich langzamerhand mees
ter van dé ideeënschat der volkssage en
probeerden, er een practisch gebruik van
te mei-en. Roger Racon 12141294), de
Enrel-'be philosoof en natuurvorscher,
ook doctor mirabilis" genoemd, die als
eerste de poging aanwendde, tot het na
zien v.-.n een theorie, spreekt er reeds van,
dat er toestellen zouden bestaan, om zich
zonder gevaar op het water voort te bewe
gen en soortgelijke, die eveneens zonder
gevaar het duiken mogelijk maken. Hij
wijst in dit verband op dergelijke gereed
schappen en hulpmiddelen, welker ver
vaardiging reeds Alexander de Groote ge-
ëischt zou hebben. Zeer zeker maakt hij
hier in het bijzonder zinspelingen op de tot
duiken ingerichte glazen ton, dewelke ook
in de Alexanderroman vermeld wordt, en
ook wel op de voor het zelfde doel vervaar
digde laarzen, die van dubbele wanden
voorzien waren en lucht konden inhouden.
In een oud drukwerk uit het jaar 1488
schrijft Alexander over zijn poging om te
duiken.Om zijn plan eigenlijk te verwezen
lijken, zou de koning, zoo heet het, de
knapste scheikundigen, astronomen en geo
grafen bij zich hebben laten komen en hun
opgedragen hebben, zoo spoedig mogelijk
een doorzichtige kist te maken.
Er werd dan ook, zoo bericht men verder
een ton met een mantel van gezalfde ossen
huiden vervaardigd en talrijke vensters,
die den mantel onderbraken, lieten het
uitzicht vrij.
De ton, waarin de koning plaats genomen
had, werd dan door de ridders aan een
ijzeren ketting dertigduizend vadem diep
in de „occeon" neergelaten. Weer uit de
diepte teruggekeerd, bericht Alexander van
de vreeselijkste zeemonsters. Ook op het
houten dak uit het wevershuis Augsburg,
dat zich in het Münchener Nationalmuseum
bevindt, is deze duikproef in beeld ge
bracht. Zooals bekend is, beschrijft ook
Mephistopheles in de „Faust" den keizer
de „prachtige woning in de eeuwige frisch-
heid". Duikerpakken van velerlei aard treft
men reeds in geschriften uit de 15de en 16e
eeuw aan.
In een uit het jaar 1405 afkomstige voor
stelling beschrijft Konrad Knefer von
Eichstedt, wien de krijgskundigen uit die
dagen menige vingerwijzing voor hun werk
te danken hadden, als voorbeeld twee dui
kers, die in de zee afgedaald zijn. Terwijl
de eene een van oogglazen voorziene helm
op het hoofd draagt, is de andere met een
lederen kap uitgerust.
Aan de lederen kap bevindt zich een
buis met een bobbel. Deze bobbel diende
tot ophooping van een voldoende voorraad
lucht. Andere beschrijvingen, welke nog
eenige tientallen jaren ouder zijn dan deze
voorstelling van Knefel, vertoonen trou
wens een verbazingwekkende ontwikke
ling van de duikersuitrusting. Ook de dik
ke metalen zooien, die den duiker een vas
ten stand geven, waren toen reeds bekend.
Op een teekening van den ingenieur Ro
bert Balturio uit het jaar 1472 ziet men een
goed uitgerusten duiker, die een wanhopi-
gen strijd met een zeemonster voert. In het
jaar 1535 verneemt men voor den eersten
keer, dat een duiker zich onder water aan
een grooten taak durft te wagen. Het was
Francesco de Marchi, die de eerzucht had,
het in het jaar 1535 in Nemisee (Ital. prov.
Rome) gezonken pronkschip uit den kei
zertijd te lichten. (Het naar boven brengen
van dit gezonken schip gelukte, zooals men
zich ongetwijfeld zal herinneren, eerst in
den laatsten tijd, in het jaar 1928).
De geschiedenis van de onderzeeboot be
gint bijna honderd jaren later. De chrono
logische voorrang is ongetwijfeld aan den
Nederlandschen natuurkundige Cornelis
Drebbel, die naast andere uitvindingen van
beteekenis er ook in slaagde een onderzee
boot te bouwen. Met dezen door roeispanen
voortbewogen boot het doen zinken vond
plaats door het opvullen van de leege rui
men met water, terwijl men het stijgen
door uitwerpen van gewichten bewerkstel
ligde, voer de uitvinder tusschen West
minster en Greenwich onder de waterspie
gel van de Theems, over een traject van
ongeveer twee mijlen. Drebbel, die zijn
pogingen met de grootste geheimzinnigheid
uitvoerde, kreeg op een dag bezoek van
koning Jacobus I, die de onderzeeboot voor
zich liet brengen en zich de bizonderheden
ervan liet verklaren. Daar de Nederland-
sche natuurkundige zich met de vervaardi
ging van torpedo's bezighield, was de boot
er in de eerste plaats voor bestemd, om in
ernstige gevallen vijandelijke schepen on
der water te boren en door springstoffen
buiten gevecht te stellen. Tot dit doel was
de boot met aanvalsmateriaal uitgerust, dat
aan de eischen zou voldoen.
Spoedig daarop, in het jaar 1648 meldde
zich een voorvader van den tegenwoordi-
gen Engelschen Poolonderzoeker Wilkins,
de bisschop van Chester, John Wilkins
(16141672), met een omvangrijke, techni
sche uitgave van een boek „Mathematical
Magick", waarin hij ook nauwkeurig in
gaand op het probleem van de onderzee
boot, zijn standpunt bepaalt. Vijf jaren la
ter worden in Rotterdam door een Fransch-
man onderzeebootpogingen aangewend,
weer een paar tientallen jaren later vraagt
Hallan, de groote astronoom van Engeland,
op deze nieuwe vorm van booten een pa
tent aan. Juist in dezen tijd treedt de Fran-
sche arts en natuurkundige Dehis Papin,
die zich ook door de Papiniaansche pot
(voorlooper van de stoommachine) een
naam verworven heeft, met een eigen on-
derzeebopt-constructie op, die in het bizon
der door het idee van de centrifugaal ven
tilator van belang werd. In Juni van het
jaar 1774 eischte de nieuwe uitvinding reeds
haar eerste doodsoffer. Het jaar daarvoor
had de Engelschman Day met zijn onderzee
boot succesvolle pogingen gedaan. Hij was
tien meter diep onder water gegaan en
Het eerste slachtoffer van het varen onder
den zeespiegel was de Engelschman Day
in Juni 1774. Een doorsnede van Day's
duikboot.
- - px
Eskimo's, de bewoners van de Noordelijke
streken, de beste gidsen en helpers van de
poolreizigers.
nadat hij daar een geheelen dag gebleven
was, kon het schip, zonder ook maar de ge
ringste storing, weder naar boven gebracht
worden. Dat moedigde Day aan tot een nog
grootere onderneming in het daarop vol
gende jaar. Op grond van een wedden
schap noodzaakte hij de Engelschen, een
diepte van vierhonderd meter op te zoeken,
een weddenschap, welke zonder risico aan
gegaan werd, want niemand was in dien
tijd in staat de juistheid van de proef te
onderzoeken. Day kwam bij de nieuwe
proef echter niet meer aan de oppervlakte^
Een naïve voorstelling! Na een poging
tot duiken verlaat Alexander de Groote
het glazen vat.
De kennissen van den dappere, die aan den
oever tevergeefs wachtten, op het afgespro
ken teeken, welke Day met lange, verschil
lend geverfde stangen uit het water zou
geven, alarmeerden tenslotte de manschap
pen van het fregatschip „Orpheus', die toe
vallig niet veraf waren. Alle moeite, het
schip voldoende te lichten, faalden even
wel.
Het idee, gevaarlijk te worden voor de
vijandelijke vloot, door U-booten, neemt
In den volgenden tijd steeds duidelijker
vormen aan. De Amerikaansche ingenieur
Robert Fulton, die ook de bouwer van het
eerste bruikbare stoomschip was, voerde
aan het begin van de 19e eeuw aan het
hoofd van een Engelsche commissie met
Zijn onderzeeër aanvalspogingen uit tegen
een oud oorlogsschip, met gebruikmaking
vdn een drijf mijn.
In het jaar 1848 volgde de uitvinding van
de U-boot door den Duitschen ingenieur
Wilhelm Bauer. De boot van Bauer ver
ging echter weinige jaren daarna, en het
scheelde weinig, of de uitvinder was er ook
bij omgekomen. U-booten van een tamelijk
eenvoudig soort werden reeds in de Ameri
kaansche successie-oorlog gebruikt (1861—
1865), de eerste werkelijk degelijke onder
zeeër, die ook voortaan in staat moest zijn,
Ie duiken volgens strengere eischen, bracht
echter eerst de Franschman G. Zédé in het
jaar 1888.
Toen bisschop Wilkins reeds honderden
jaren geleden op de buitengewone bètëe'ie-
nis van de onderzeeërs wees, en in het bi
zonder hun waarde voor hët onderzoek van
de zeebodem, van de diepzeeflora en fauna,
voof de paarlvisscherij, voor de berging
van gezonken schatten, voor de onderzoe
king van wrakken en öergel ijken ërko -• ie,
dan volgde hij daarmede een oud velks-
ideaal. Hen] veel van deze droomen zijn
intusschen in vervulling gegaan. Gelukt het
den nakomeling van den bisschop van
Chester nu opnieuw, met de onderzeeër on
der het ooolijs door naar de Noordpool te
gaan, dan zou afgezien nog van de sen
satieook op wetenschappelijk gebied 'n
topprestatie zijn geleverd.