Van lichtschepen, licht bakens en Vuurtorens Wegwijzers een prettig belangrijk middel zy vormden bü het oriënteeren onder de kust, dus op het ge vaarlijkste moment moest men de ver schillende lichten onderscheiden. Men ver ving de vaste lichten door beweeglijke of afwisselende lichten. Ontelbaar zijn de mo gelijkheden hierbij. Ieder licht, niet alleen aan onze kust, doch langs alle Europeesche zeestranden, langs de boorden der wereld zee, onderscheiden zich het eene licht van het andere door tijdsduur der schitterin gen of door de kleur. Wit, rood, of groen is het licht en het wordt bovendien nog met geregelde tusschenpoozen onderbro ken. Het witte en het gekleurde licht wis selt af, of verschijnt in combinaties. Vaste vuren worden gecombineerd met blink- lichten, enz. enz. in oneindige variaties! Iedere vuurtoren, ieder lichtschip, heeft zijn eigen kenteeken. Alleen de tonnen, de lichtbakens en vuurbakens hebben geen kleur- of tijdswisseling. Tot kort na den oorlog werden de licht bronnen nog gevoed met petroleum of gas. De laatste vijftien jaar zijn de meeste to rens voorzien van electrische installaties, met hulpinstallaties, voor het geval dat een plotselinge storing van de electriciteitslei- ding plaats heeft, waardoor voor de zeelie den de ergste gevaren zouden kunnen ont staan. Alleen gas heeft men behouden, daar voor vaste vuren electriciteit niet bruik baar is. In die torens echter, waar de spie gel of het lenzensysteem om de lichtbron draait en het licht zoo nu en dan door een spleet wordt geworpen, heeft men de elec trische lamp ingesteld. De groote trap van volmaaktheid van deze lichten zou echter niet bereikt zijn, zonder de groote vorde ringen der optische techniek, die de licht bron door middel van parabolische spie gels of lenzen millioenen malen versterkt en deze felle stralen door het nachtelijk duister boort. mV NIEUWE WEGEN IN DEN WAGONBOUW In den wagonbouw is in de laatste jaren meer en meer de lichte bouwwijze toege past. Aanvankelijk beperkte deze bouwwij ze zich echter tot de afgeveerde deelen, ter wijl de ongeveerde hun ouden zwaren vorm moesten behouden. De invloed van deze zware deelen op de beweging van chassis en bovenbouw bleek echter van zoodanigen aard te zijn, dat men de nood zakelijkheid ervan inzag, ook deze deelen, de wielen met toebehooren, uit lichter ma teriaal te vervaardigen. De eerste stap op dezen weg was de toe passing van lichtere metalen, zooals elec tron en duralluminium. Hiervan werden de wielen vervaardigd, terwijl assen en banden voorloopig nog hun ouden vorm behielden. De lichte metalen hebben ech ter verschillende nadeelen, zoo bijvoor beeld, dat ze gevoelig zijn voor temperatu ren boven de 170 gr. C. Deze temperatuur wordt o.a. bij het remmen overschreden. Ook bij het persen van de wielen op de as sen is het zeer moeilijk dit onder den ver- eischten druk te doen geschieden. Zeer on aangenaam is verder de groote gevoelig heid van lichte metalen voor corrosie, het geen het noodzakelijk maakt de van deze metalen vervaardigde deelen van een ro^st- werende laag te voorzien, terwijl bovendien een verscherpte controle vereischt wordt. Dit is dan ook de reden, dat de lichte me talen nog slechts bij wijze van proef op de ongeveerde deelen van wagons zijn toe gepast. Een andere weg om tot vermindering van het gewicht te komen was de toepassing van holle assen. Hiermede heeft men reeds geruimen tijd preoven genoemen. De ge smede assen werden aanvankelijk hol uit geboord en hadden toen nog betrekkelijk dikke wanden. Doch ook deze proeven le verden weinig bevredigende resultaten op: herhaaldelijk kwamen asbreuken voor, die aan de binnenzijde van de naaf optraden. De oorzaak van deze breuken werd, even als bij die van massieve assen, langen tijd in materiaalfouten gezocht, doch tegen woordig weten wij, dat zij in den ongunsti- gen vorm van de naaf is gelegen. Daar de holle as veel hoogere eischen aan den bin nenkant van de naaf stelt, moet deze uit materiaal met een bijzonder hoog weer standsvermogen vervaardigd worden. Eerst dan is het mogelijk, met gebruikmaking van holle assen en lichte wielen 30 tot 40 pet. op het wielgewicht uit te sparen. Bust in de havenDe sleepbooten wachten op de geweldige zeekasteelen, die tussche# de bakens door den haven binnengetrokken zullen moeten worden. Een oceaanreus, die beslist niet gemakkei ijk te besturen is: de Fransche „Normandië" die alle snelheidsrecords sloeg, doch op den .terugweg uit New York deze snelheid niet wist te handhaven en met vertraging binnenliep. Hier het geweldige schip in de haven van New York. woord zij wijzen ons den weg naar ons einddoel zij deelen ons mede, dat onze verwachting weldra vervuld zal worden in die, bepaalde richting! Dat wil zeggen: alleen, wanneer lij goed staan, natuurlijk! toch de wegwijzers van de wereldzee trtaan alle op de juiste plaats en wijzen goed! De zeeman kan erop vertrouwen, en hij doet dat dan ook, zoolang de speciale berichten voor de schepen hem niet iets anders zeggen en vertellen van de een of andere storm, die gewoed heeft en de ba kens heeft verplaatst, heeft doen afdrijven of misschien zelfs vernietigd! Of het nu lichtbakens, lichtschepen of vuurtorens aijn een vergissing is uitgesloten! Ik sta op de brug van een vrachtschip van onze Oostelijke naburen. Twaalf uur feleden zijn we het lichtschip Haaks, ter oogte van IJmuiden, gepasseerd. Het is donker geworden. De zeeweg loopt hier betrekkelijk dicht langs de kust.... De kapitein komt het ijzeren laddertje Van de brug opklimmen. Hij loopt naar het Voorstuk van de brug, waar de wachtheb bende officier op een platformpje en door lijn verrekijker het nachtelijk duister be studeert.... „Zie je Borkum?" zegt hij.. Onder de verrekijker klinkt een gebrom: nNeen, kapitein". De „ouwe" gaat naar het kaartenhuis. Voor de verlichte kompas- Schijf staat de schim van den roerganger. De kapitein controleert de opgegeven koers en neemt eveneens zijn kijker. Dan gaat hij weer naar de brug en staart enkele ©ogenblikken later eveneens in de inkt- Swarte nacht enkele strepen stuurboord Vooruit! Een half uur verstrijkt een uur ten slotte. De kapitein is herhaaldelijk het kaar tenhuis binnengegaan, om de koers te con troleeren. En steeds keert hij opnieuw naar de brug terug, om ijverig met zijn kijker naar het licht van Borkum te zoeken. „Borkum-rif-lichtschip drie strepen Stuurboord vooruit!" roept de wachtheb bende officier op het platform. De kapitein richt zyn kijker op den horizont! Nu ziet hij schemerig bij tusschenpoozen opflikke rend licht. Hij loopt weer naar het kaar tenhuis, waar het logboek ligt. Daar vult hij in: „1 uur 25. Borkum-rif, Noord-Oost- Oost, 15 Mijl." Binnen anderhalf uur zal het schip Borkum-rif passeeren, zal het blinklicht en het vaste licht van die plaats helder te zien zijn. En weer anderhalf uur later zal het schitteren van het vuurschip- licht aan de Zuidwestelijke kim verdwe nen zijn. En op de brug zullen de verrekij kers in het duister naar het Oosten gericht worden. Dan zal de vraag van den kapi tein luiden: „Zie je Norderney?" Van lichtschip tot lichtschip, van vuurto ren tot vuurtoren zóó tast het schip voor waarts in het duister, zoodra de kust in zicht is gekomen. De lichten der schepen en torens geven den schipper den weg aan en overdag zijn zij voor hem gewichtige punten om zijn positie en zijn koers mee vast te stellen. Het schip, dat uit het Ka naal komt, om naar Bremen of Hamburg te varen, dat dus een langen weg dicht langs de kust heeft af te leggen, begint bij het Goodwin-lichtschip aan den ingang van het Kanaal, vindt 30 Mijl Noord-Oostelijk daarvan de Noordhinder, ons Nederland- sche lichtschip, weer Noordoostelijk in rech te lijn het lichtschip „Haaks" en daarna de lichtschepen „Borkum-Riff", „Norderney" en als het voor Bremen bestemd is de vuurtoren „Roter-Sand". Vaart het schip b.v. naar Hamburg, dan wordt de verdere weg langs de zandplaten en riffen aange geven door het Weser-lichtschip en in het Noorden door de sterke lichtflitsen van den vuurtoren van Helgoland. Voorts liggen aan de monding van de Elbe b.v. de licht schepen „Elbe I", tot „Elbe IV". Ook de vuurtoren van Cuxhaven is een betrouw baren wegwijzer en op de rivieren zelf vindt men de lichtbakens en de gewone tonnen, alsmede de aan den oever opgestel de vuurbakens. Zoo vindt de gezagvoerder van het schip den weg door zee. Zoo vindt hij ook weer den weg terug naar zijn vaderland, naar zijn havenstad, zijn maatschappij, zijn gezin. Overal aan de kusten van Groenland evengoed als aan de Australische Zuidpunt, van de Noordzeekust bij Slees wij k-Holstein tot Gibraltarstaan de vuurtorens, op hooge rotsen, op duinen, op zandplaten, lestoren, die door de Romeinen gebouwd werd. Hij dient nog steeds tot vuurtoren! De schepen, die uit de Golf van Biscaye den Atlantischen Oceaan opvaren, worden door dezen toren langs de gevaarlijke klippen geleid! In Westelijk Europa werden de eerste vuurtorens omstreeks het jaar 1000 ge bouwd. De Nederlandsche kust is, zooals een ieder weet, voorzien van een onafge broken reeks lichtteekens. De eene vuur toren volgt op de andere, en de lichtschepen vormen daarbij voorname schakels; zij ge ven de mondingen aan van de groote ka nalen, zooals de Waterweg en het Noord- zee-kanaal. Een der grootste vuurtorens is de Brandaris op Terschelling, tevens een van de Noordelijkste van de serie langs onze kust. Behalve de bekende vuurtoren aan de Britsche Zuidwestpunt, die op een rots eilandje midden in zee gebouwd is, heeft ook de „Roter-Sand-Leuchturm", aan de monding van den Weser, wereldvermaard heid. Deze toren, die 34 meter hoog is, staat Hierboven: Op den uitkijk naar de lichtschepen.... midden in zee. Waar geen vuurtorens ge bouwd konden worden, daar de grond het niet toeliet, plaatste men lichtschepen, drij vende, verankerde lichtbakens. Waar de gevaarlijke zandplaten bijna boven water steken en ook een lichtschip onmogelijk maken, heeft men lichtboeien, brulboeien en bakens geplaatst. Iedere lichtschittering zij het van een lichtschip of een vuurtoren, van een lichtbaken of een vuurbaken, is op- geteekend in het register van lichtsignalen, dat ieder schip aan boord heeft. Daarin vindt men de juiste plaats, de waterhoogte en de lichttijd. Lichtbakens zijn geen uit vinding van den modernen tijd: reeds Ho merus schrijft er over. Op het eiland Pha ros bij Alexandrië richtten de Grieken 300 jaar v. Chr. een wel 100 meter hoogen vuur toren op, een der zeven wereldwonderen der Oudheid. Voorts staat bij den ingang tot La Coruna, op de Noord-Westelijke punt van Spanje, de Torre de Hercules, de Hercu in open zee en werd circa 50 jaar geleden gebouwd. De vuurtoren op Helgoland is eveneens zeer bekend. Deze 52 meter hooge toren, boven op de rotsen gelegen, bezit drie reuzenschijnwerpers van 42 millioen normaalkaarsen lichtsterkte ieder, een ge weldige capaciteit; de schijnwerpers staan ten opzichte van elkaar in een hoek van 120 graden en het licht is bij helder weer 45 kilometer vér nog te herkennen. Ook Ar- kona op het prachtige eilandje Rügen heeft een toren met een reikwijdte van bijna 45 kilometer. In den regel staan de vuurto rens zóó opgesteld, dat de radius van den eenen toren in de radius van den volgen den uitloopt; het onder de kust varende schip bevindt zich dan steeds binnen het bereik van twee lichten! Vroeger waren de vuurtorens eenvoudi ge witte lichten, heel vroeger zelfs groote vuren, die boven op den toren werden aan gelegd en een soort fakkel vormden! Toen het aantal vuurtorens steeds grooter werd men zag onmiddellijk in welk een

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1936 | | pagina 6