„Van den hak op den tak"
AKKERTJES
HONIG S BOUILLONBLOKJES 6 voor lOct.
DE VLOEK DER MISDAAD
2e BLAD
Grieperig
FEUILLETON
door KRIS en KRAS
(AKKER - CACHETS
JAARWISSELING.
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN DINSDAG 31 DECEMBER 1935. No. 52.
J* 5
Kris: Wat leven we toch snel hé, nu is
het al weer Oudejaarsdag.
Kras. Dat werd me duidelijk toen ik van
daag weer eens zoo'n jaaroverzicht in
een der kranten nasnuffelde.
Kris: Dan is het of een mensch door een
onzichtbare kracht gestuwd als in een
film schots en scneei door ae geueur-
tenissen wordt heengejaagd.
Kras: Het is soms onbegrijpelijk hoe een
mensch zoo van de eene gebeurtenis
in het andere vervalt, de opeenhooping
valt haast niet bij te houden.
Rust kennen we niet meer.
Kris: Wat heeft deze week je bijzondere
belangstelling gehad, makker?
Kras: Wel allereerst het Vlissingsche Ge
meentelijke Klachtenboek.
Kris: Je bedoelt?
Kras: De begrooting 1936.
Kris: Weinig nieuws hé?
KrasEr is niets nieuws onder de zon.
En toch, de onderwerpen zijn steeds
gevarieerd.
Kris: Er is 5 uur over gepraat?
Kras: Ja, 4 uur teveel.
Kris: Hoe heb ik het nou met je?
Krajs: Wel, als ik het gesprokene nog
eens goed overdenk en het op de weeg
schaal leg kom ik tot de conclusie dat
als we er de zakelijke waarde afschep
pen er 4/5 geschreven kan worden op
het lijstje „Voor de tribune".
Kris: Zat die dan vol?
Kras: Wel nee, naast een paar persmen-
schen 's middags 2 bezoekers en 's a-
vonds leege banken.
Kris: 't Had dus in 1 uur gekund?
Kras: Royaal geta eerd ja.
Kris: Hoe was de stemming?
Kras: Prima. Best in orde hoor. De cri
sis is over. We zitten broodverlegen
om woningen. Drommen menschen ver
dringen zich om het schreeuwend
woningtekort. Inzonderheid kreeg de
Wethouder voor Openbare werken eer
ste klas aanwijzingen hoe straks het
architectonisch schoon zich ontwikke
len moet, als al die nieuwe buizen ge
bouwd worden. Nee heusch, daar zul
je verbaasd van staan te kijken.
Kris: Was er veel politiek?
Kras: Een zaal vol. Het was allemaal za
ken doen voor de gemeenschap.
Kris: Nog een napraatje over de verkie
zingen?
Kras Natuurlijk. Vooral de S.D.A.P. frac
tie was nogal over zichzelf voldaan.
Och ja, als men z'n eigen niet streelt.
Een ander is zoo ondankbaar om het
niet te doen.
Kris: Overmoedig?
Kras: Absoluut niet. Een vriendelijke wenk
aan de wethouder van onderwijs om
zich wat „losser", te maken, inaar die
meneer dopte zijn eigen peultjes.
Kris: Een beetje losser?
Kras: Ja een beetje minder naar rechts
en een beetje meer naar links kijken.
Kris: Die meneer kijkt anders schrander
genoeg uit zijn oogen.
Kras: Dat heeft hij toen ook gedaan.
Kris: Moe is het met de Leeszaal? Wor
den er nu „de Standaard", „de Heraut",
de „Nederlander", „het Landstormblad"
etc. uit geweerd.
Zoo rillerig, zoo koortsig, geen
wonder met dat slechte gure
weer en al die zieke menschen
om U heen. Weest Gij echter
verstandig en neem dadelijk
'n "AKKERTJE" en vanavond
voor 't naar bed gaan weer 'n
"AKKERTJE" (Akker-Cachet).
Tien legen één dat Ge daar
mede alle narigheid voorkomt
en morgen gezond en frisch
opslaat, want de "AKKERTJES"
werken buitengewoon bij griep,
gevatte koude, rheumalische
pijnen, spier- en zenuwpijnen.
Verdrijven ook direct hoofd
pijn, migraine, tand- en kiespijn.
Per 12 stuks slechts 52 cent.
Kras: Sst. Geen namen noemen. Dank zij
de goeie bui van den heer v. Oorschot
gelukkig nog niet. Maar het raadsbe
sluit van het vorig jaar is toch maar
netjes om hals gebracht.
Kris: Ging dat zoo maar?
Kras: Nee, de heer v. d. Beke Callenfels
heeft eerst nog een verdediging ge
voerd waar toch eigenlijk wel wat in
zat. Doch dit is maar in de doofpot
gestopt. Er had zich voor de stemming
nog eens een zwakkere broeder moge
bedenken.
Kris: En wordt nu alles weer toegelaten.
Kras: Behoudens instructies van den in
specteur voor het Rijkstoezicht, ja.
Kris: Dan is het in orde
Kras. Dat zou men zoo denken. Maar
aan dat stelsel van één uniforme be-
oordeelaar kunnen ook feilen kleven,
en daar zit 'm juist de kneep.
Kris Maar de vrijheid van denkrichting
dan?
Kras: Kan door het nadeel van het crisis
verschijnsel, dat Prof, Huizinga in „zijn"
schaduwen \an morgen", als intellectu-
pele verzwakking, onrijpe kennis, tee
kent, vooral door anti-militairistische
en links extremistische lectuur sterk
benadeeld worden. Die lectuur brengt
een mensch zoo gauw op het hellenij
vlak der ongebondenheid, waardoor dus
de waarde van zijn vrijheid in een afr
den verloren gaat.
Kris: Het besluit van verleden jaar hield
dus een bescherming, daartegen in, vol
gens jou?
Kras: Ontdaan van alle politieke franje,
ja, daarom was dat besluit nog niet zoo
dwaas.
Kris: En de Burgerwacht subsidie?
Kras: Is gehandhaafd, doch na veel woor
denstrijd.
Ik ruik oliebollen-baklucht. Die geur is
er in den huize Zeeland maar eenmaal per
jaar. AIS ik het niet zou bemerken aan den
snorrenden haard en mijn zwaar-verkouden
hoofd, dan zou ik alleen uit dat geurtje reeds
kunnen afleiden, dat het thans volop winter
en straks oudejaarsavond en morgen Nieuw
jaarsdag is. Onwillekeurig slaat een mensch
dan aan het mijmeren; de jaarwisseling is
een punt om even stil te staan, den afgeleg-
den weg nog eens te overschouwen en dan
den blik vooruit te terpen. Heb geen vrees
lezer, ik zal geen zwaarwichtig betoog schrij
ven, want ik ben verkouden en derhalve
een beetje aan den zwartkijkenden kant. En
U leest mijn gekrabbel niet om er een neer
slachtige stemming van te krijgen.
Ik zou dan ook de pen stilletjes op non-
actief hebben gelaten, ware het niet, dat dit
het laatste nummer van het oude en tevens
het eerste nummer van het nieuwe jaar is,
welke gelegenheid ik niet ongebruikt laat
voorbijgaan. Ik wensch iedereen, die
Zeeuwsch Nieuwsblad leest, een prettig be
ëindigen van het oude jaar en veel geluk
en zegen in het nieuwe jaar toe. Ik ben er
van overtuigd, dat iedereen mij wederkeerig
„insgelijks" toedenkt en zeg daar vriendelijk
dank voor.
Laat ons voor de wereld en al haar be
woners hopen, dat 1936 een goed jaar zal
worden. Laten wij allen probeeren onze
goede voornemens metterdaad ten uitvoer
te brengen. De menschen van goeden wil
kunnen nog zooveel doen om het leven op
dit onderin aan sche beter te maken.
Zie zoo, nu zal ik eerst eens aan Amelia
Zeeland,- geboren Korenslengel om een schoo-
ne zakdoek vragen. Gek, dat iemand door
zoo'n kinderachtige verkoudheid zoo uit z'n
gewone doen kan raken. Enfin, aan alle
dingen komt een einde en zoo wacht ik dus
mdar rustig mijn genezing af. En eet intus-
schen oliebollen.
PLEUN ZEELAND
Kras: Heel belangrijk vond ik de opmer
king van Notaris Paap, als hij wijst op
de noodzaak dat woningbouwvereni
gingen vooral dienen te letten op rent»
biliteits normen, dat die met overheid»
steun gebouwde huizen later niet 10
duizenden aan subsidies vergen.
Kris: Dat bleek toch in orde?
Kras- Zeker maar zulke wenken snijden
hout. Of die opmerkingen van den lieer
König als hij op verbetering van ver-
keerstoestanden aandrong.
Kris: Als ze dan bij het station de tram
maar niet bevoorrechten boven de taxi
verhuurders.
Kras: Bijvoorbeeld, zooiets op te merken
is gewenscht.
Kris- En de kermis?
Kras: Staat op de helling.
Kris* Wat nu?
Kras: Wel bij de S.D.A.P. is een terke
neiging om die af te helpen schaffen.
Kris Waarom doen ze het dan niet
Kras- Om der wille van de smeer, oftewel
dr duiten. Maar als Middelburg wil.
Kris- Dan moeten de S.D.A;P.-3rs er o-
ver gaaft praten.
Kras Dat gebeurt ook.
Krfs- Wanneer?
Kras: Met Januari of met Sint Tute -:is
Maar gebeuren doet het.
Kris- Wat bén jij geestig.
Kras: Vanwege de oudejaarskermisstem-
ming. Oliebollen, appelbollen, punch
anijsmelk, etc.
Kris: Kerel doe toch gewoon. Was er ver
der nog iets bijzonders hij de begroo
ting.
Kras: O zeker. We hebben de overbrug
ging, van des heeren Meijers Haventje
nog eens van stal gehaaid en daarbij
den indruk gekregen dat, dat plan voor-
loopig nog wel plan zal moeten blijven.
Kris: Was het niet goed?
Kras: Piekfijn in orde. Keurige teekenin-
gen en net verzorgde berekeningen lig'
gen gereed. De prijs valt ook mee, zoo'n
40000 gulden. Niet duur hé? Zelfs zit
er misschien wel wat in voor particu
liere aanbesteding dan hebben die aan
nemers ook nog eens een graantje. Kor
tom een pracht plan.
Kris: Waar hapert het dan?
Kras: Wel aan de centen, als die er zijn
loopt alles gesmeerd.
Kris: Zijn die er dan niet.
Kras: Nog in geen velden of wegen, ze
moeteai uit het werkfonds komen.
Kris: Ja 't valt niet mee.
Nog iels over de waterleiding gehoord?
Kras: Ja binnenkort krijgen we beter wa
ter van Z. Beveland of Brabant. Die
aanleg is een mooi object voor werk
verruiming. Bitthem, N. en St. Joos-
land en Arnemuiden zullen denkelijk
deze schoone gelegenheid ook weten
te benutten om dan waterleiding te
krijgen.
Kris: Dat zou prachtig rijn. Dan werden
onze platteland bewoners ook meteen
geholpen.
Kras: Wie weet wat er nog gebeurt maar
dat is dan voor 1936, evenals de open
stelling van bet Nollenbosch.
Kris: Als bet maar waar is.
Kras: Maar nu ga ik naar huis makker,
je weet oliebollen en warme nunch
Kris. Ja kerel zoo hebben we in enkele
weken al weer heel wat behandeld en
soms niet geheel zonder resultaat.
Kras: Dat is juist zoo mooi, ik wil vertrou
wen dat we volgend jaar bij leven en
welzijn nog menig babbeltje tot nut en
genoefpn kunnen afsteken.
Kris: Doch voor we naar huis gaan onze
lezers alle eoeds voor 1936 toegewensrht
Kras: Natuurlijk doch daarbij sluiten we
ons aan bij de goede wenschen van de
Directie en Bedactie van ons blad.
Kris: Tot ziens Kras, na Nieuwjaar.
door Ernst Wichert.
U.
Hij was niet weinig verontwaardigd tegen
„den haisslarrigen ouden kerel", maar kwam
spoedig tot het inzicht, dat het tenslotte he>t
beste was, hem te laten loopen. De piole-
naar vond na de jubelende ontvangst van
gisteren', dat zijn zaak goed stond. Meer
dan één had hem verzekerd, dat hij F.nsikat
voor een slechts half toerekenbaar inensch
hield. Zulke menschen droomden vaak iets,
dat zij meenden, beleefd te hebben. Het was
niet aan te nemen, dat men nog naar hem
luisteren zou, als hij denzelfden onzin hard
nekkig herhaalde. Toch bleef hel \erdrietig
altijd zoo iemand achter zich te hebben,
die zich den mond niet stoppen liet en ie
der in de ooren blies: „De molenaar heeft
het toch gedaan". Hij was vrijgesproken
ja. De rijksadvocaat en het gerecht konden
hem niets meer maken. Maar hij voelde
heel zeker, dat dat nog zeer weinig was. Om
volledig in eere hersteld te zijn, moest ook
ieder overtuigd wezen, dat hij onschuldig
veroordeeld was; niemand mocht het wa
gen, den geringsten twijfel te uilen oï ook
slechts te verstaan te geven. En wie kon we
ten, hoe spoedig hij den een of andeir van
de lieve buren kwetsen moest. Gisteren
reeds had menigeen zich onbeschaamd aan
hem opgedrongen, dien hij vroeger nauwe
lijks over zijn schouder heen aankeek, En-
sikat kon nog heel lastig voor hem wor
den. flij overlegde bij zichzelf, of hij er niet
een som gelds aan wagen zou om hem
monddood te maken. Maar die eigenzinni
ge rakker za] te veel vragen of heele-
maal niet te betalen zijn of elk aanbod
afwijzen. Hij is alleen op de wereld, heeft
voor zichzeif niets noodig, is tevreden als
hij zijn pijpje slechte tabak rookt. Wat moet
hij met het geld doen? Ja, als zijn dochter
nog leefde dat kan hij maar niet verge
ten van me, en het is toch zóó lang gele
den. Hij besloot af te wachten, lol de
oude eenmaal openlijk zou zeggen, wat
hij hem onder vier oogen gezegd had. Dan
kon hij hem aanklagen wegens laster.
Hoewel dat zou toch niets geven. Dan
komt de zaak, van voren af aan weer voor
't gerecht. En te halen valt er niks van dien
ellendeling de straf zit hij uit wat kan
zoo iemand een paar dagen hechtenis sche
len? En daarna Het bleef spoken in zijn
hoofd. Maar altijd kwam hij weer terug tot:
heel stil zijn, dat 's het besle. Daar ont
moette hij, in den loop van den voormid
dag, den veldwachter Krause die hem aan
sprak:
„Meneer Kraupat een enkel woordje"
Wat deze hem te zeggen had, gaf zijn
gedachten plotseling een heel anderen loop.
„U bent vrijgesproken, mijnbeer Kraupat",
zei Krause tot hem, „en dus heeft U geen
schuld aan den brand. Het staat vast, dat
U dien bepaalden nacht in 't geheel niet in
den molen, maar bij Ilsze Balnus geweest
zijt. Dat heeft die vrouw bezworen. Een
vergissing in den tijd is in 't geheel niet
denkbaar, want zij spreekt van den nacht,
waarin de oude Kraupatischker molen af
gebrand is. Maar nu heeft voordien Ensi-
kat bezworen, dat hij U in dienzelfden nacht
in den molen gezien heeft. En ook bij hem
kan van een vergissing in 't geheel geen
sprake zijn. Heeft Ilsze Balnus de waarheid
gesproken, dan heeft hij valsch gezworen,
om U in '1 verderf te storten. En heeft zijn
meineed uitgewerkt, dat het gerecht niet al
leen een onschuldige gestraft, maar dat de
ze ook een jaar onschuldig gezeten heeft,
dan kan het daarbij natuurlijk niet blijven.
Ik heb dan ook al de opdracht tot nadere
onderzoekingen, en klop daarom het eerst
bij U aan, hoe U hiertegenover staat en of
U misschien nog eenige gegevens kunt ver
schaffen. Dan zullen wij met alle geslreng-
heid te werk gaan. Dat zijn we U verschul
digd".
De molenaar was geenszins verheugd o-
ver deze staatshulp. „Mijnheer de wacht
meester", antwoordde hij eerbiedig, „mij
zou 't het aangenaamst zijn, als U de*e zaak
nu rusten liet. Ensikat heeft mijn grootva
der en vader gediend en is nu een oud man,
in wiens bol het niet meer heel-en-al pluis
is. Zijn dochter spookt daar rond, die zich
verdronken heeft, omdat ik haar niet trou
wen wou of kon, want ik was destijds
een heel jonge man, mijn vader leefde ook
nog, en die zou het niet toegestaan hebben.
Dat het zijn dochter was, heb ik niet gewe
ten, maar van toen af zal er wel een wrok
in zijn hart hebben ingevreten, zoodat hij
mij alle mogelijke kwaad toedichtte. En
zoo ben ik hem ook dien nacht in den geest
verschenen. Hjj zal zich werkelijk verbeel
den, mij gezien te hebben".
De veldwachter schudde bedenkelijk het
hoofd.
„Tot dusverre heeft men er toch nooit
van gehoordantwoordde hij, „dat Ensikat
in de war zou zijn, en niet onderscheiden
kon wat hij droomde en wat hij werkelijk
beleefde. Uw toegevendheid lijkt mij mis
plaatst. De zaak kan onmogelijk zoo blij
ven hangen, en ge doet U zelf het meest
kwaad als gij niet aandringt op een onder
zoek, ten opzichte van dat wraakzuchtig
mensch. Krijgt hij zijn rechtvaardige stra^
dan zal het onrecht geboet zijn, dat Uzelf is
aangedaan. Gebeurt hem niets, dan zou me
nigeen allicht kunnen denken, dat daar wel
een reden voor zal rijn".
—Daarbij zag hij den molenaar zoo scherp
in de oogen, dat deze moeite had, niet mef
de wimpers te knippen. Hij begreep den
ambtenaar. „U heeft groot gelijk, mijnheer
de wachtmeester", zei hij meegaand, ,,'t
Kan mij slechts aangenaam zijn, als er een
waarschuwend voorbeeld gegeven wordt.
Alleen, ik weet niet hier staat eed tegen;
over eed, de juryleden zullen niet willen
toehappen".
(Wordt vervolgd.]