GESPRONGEN
HANDEN en LIPPEN
KLOOSTERBALSEM
DERDE BLAD
Hum doocz.
MEUBELEN EN STOFFEERWERK
LIEFDE ZOEKT LIST.
ELK JAAR OPNIEUW HAD ZIJ
ZEEUWSCH NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 29 NOVEMBER 1935. No. 47.
"VEfc èCH-OQÖNT DI
Breedveld hield voor alles van rust en
kalmte. Stelselmatig vermeed hij alle gezel
schappen en bij voorkeur trok hij zich te
rug in het warme hoekje naast den haard
om zich daar bezig te houden met de schrij
vers, die hij het liefste las.
Zelfs toen hij een uitnoodiging ontving van
den uitgever Lindeman, deed hij al zijn best
daarvan af te komen.
Het ging moeilijk want Breedveld was in
vele opzichten van hem afhankelijk. Linde
man gaf zijn boeken uit en had hem ge
maakt tot den schrijver, die meetelde in de
vaderiandsche literatuur.
Het ergste was voor Breedveld nog, dat
de uitnoodiging een Sinterklaasfeestje betrof
en dat Lindeman aan den jongen schrijver
had gevraagd om dien avond als Zwarte
Piet te fungeeren. Hij was immers geestig
en wist gemakkelijk een vroolijk woord te
vinden.
Breedveld had aanstonds gezegd, dat hij
voor dat baantje niet deugde, zonder erbij
te vertellen, dat hij het voorstel idioot vond.
Waarom moest hij daar voor gek komen spe
len. Wie weet voor welk publiek? Maar
Lindeman was niet van zijn stuk te bren
gen; er was immers niemand, die het beter
kon dan Breeveld.
Lindeman woonde buiten in een dorpje
aan de Vecht. Zijn huis was een oude zorg
vuldige opgeknapte patriciërswoning, in alle
opzichten gemoderniseerd met ©en mooien
Franschen tuin.
Breedveld zat met de uitnoodiging lee-
lijk in zijn maag.
In geen geval wilde hij den uitgever to
gen zich innemen.
,,Maar beste jongen", zei zijn oude moe-
der, „ze zullen heel erg beleedigd zijn als
je het niet doet. Je moet erheen gaan. Je
weet toch hoe jouw succes mij ter harte
gaat".
„Goed, ik ga", besloot Breedveld, maar
met schrik dacht hij aan de ellende, die
herp te wachten stond. Hij kende de Linde
mans, him trots en hun hooghartige vrien
delijkheid. Ze wilden, dat iedereen ervan
doordrongen was, dat een groot brok van
de vaderiandsche financieele politiek in hun
handen lag; misschien was dit ook de oor
zaak dat ze een bijna instinctieve afkeer
van iederen vorm van vroolijkheid hadden.
Hoe ze erbij gekomen waren om een uit
gebreid Sint Nicolaas-feest te geven was
voor den jongen schrijver een raadsel.
De grootste voldoening, het aan
genaamste comfort geniet U van
geleverd door
JOH. A. JULIANUS
Langeviele K 211-216, Middelburg, Telef. 58
Kwaliteit en afwerking prima
Prijzen passende aan dezen tijd
Bovendien bevreemdde het hem eenigs-
zins, dat het feest niet op den Sint Nicolaas-
avond zelf gegeven werd, maar dit hi: g ver
moedelijk samen met het feit, dat de oude
heer Lindeman noodzakelijk eenige weken
naar Parijs moest.
Toen de bewuste avond was aangebro
ken, nam Breedveld een ta i en reed hier
mee naar een costumier, die hem voorzag
van een zwarte Piet-co.stuum van kreeften-
rose satijn. In een kleine kleedkamer met
groote spiegels ontdeed hij zich van zijn
colbert en hulde zich in het vreemdsoortige
gewaad. Toen hij zijn gezicht zoo zwart had
gemaakt als dat van een rasechte Somalilan-
der gaf hij den ta ichauffcur opdracht om
hem naar het dorpje aan de Vecht te bren
gen.
Het was een koude stormachtige avond.
Er blies een ijzige Zuid-Westenwind en d©
•zwarte wolken beloofden regen.
Breedveld zat diep weggedoken in de
piepende kussens van het oude voertuig
en eerst toen de wagen de plaats van be
stemming naderde, deed hij zijn best om
de neerslachtigheid die hem drukte van zich
af te schudden en zichzelf wijs te maken
dat hij in feeststemming verkeerde.
De taxi hield stil voor een hooge mar
meren stoep. Breedveld gooide zijn regen
jas om en sprong uit de auto met het meest
zwarte Pietachtige gebaar dat hij baden ken
kon. Het zou hem benieuwen, wie door den
heer Lindeman gecharterd was om voor
Sinterklaas te fungeeren. Terwijl de taxi
heenreed onder de groote iepen van de
oprijlaan, besteeg Breedveld de marmeren
stoep en belde aan.
Plotseling werd hij aangegrepen door een
vreemd onbestemd gevoel, alsof er iels niel
in orde was.
Er heersehte rond het huis een diepe
duisternis. Ofschoon het voor de hand lag,
dat de heer Lindeman geen enkele moge
lijkheid zou verwaarloozen om den avond
zoo droog mogelijk te maken, aan den an
deren kant was hij ijdel genoeg om bij een
feest als dit geen enkel licht te sparen.
Plotseling werd de bibberende Zwarte
Piet aangegrepen door een hevige ontstelte
nis. In zijn verbeelding zag hij de invitatie
kaart duidelijk voor zich liggen.
Op de plaats waar de datum met inkt
was ingevuld, bevond zich een groote inkt
vlek. Hij had daaruit gelezen, dat het Sint
Nicolaasfeest den vierden December gege
ven werd, maar vermoedelijk was het den
veertienden.
TOEH De BEOICMDE ZWAKTE £>!ET VEJ3-
TROK MIJ CEEM ©PIE.C2 VAM ZIJN CjEZICÏHT-
WANT MIJ WA6 ÜLE.N WELOPCEVOED MAN -
Hij was tien dagen te vroeg gekomen.
Thans viel er een flauw geelgroen schijn
sel door het bovenlicht. Breedveld dacht
er nog over om te vluchten, maar de taxi
was weg en hij bevond zich vijfentwintig
kilometer van de stad.
En de zwarte wolken hadden hun belof
te gehouden; het regende dat hel goot.
De deur ging langzaam open en Breed
veld zag het gezicht van den ouden stijven
bediende.
„Hallo, ouwe schavuit", riep hij met een
breeden grijns op zijn kletsnat, pikzwart ge
zicht, wil jij eens even tegen meneer Lin
deman zeggen, dat Zwarte Piet er is".
De bediende was een welopgevoed man
en Vertrok geen spier van zijn gezicht.
Hij zei hooghartig: „Ja meneer".
Dit „meneer" scheen hem moeite te
kosten.
E.NI eECjlJOETTCH ZWARTE "PlET" ME.T 'N
MiNAlHTENlDE BUK
Meneer Lindeman kwam, gehuld in ijzi
ge grimmigheid.
Daarna werd de schrijver begroet door
mevrouw Lindeman en een van de doch
ters. De beide zoons namen geen notitie
van hem.
Allen gaven hem een slappe hautine hand,
lieten een minachtende blik langs het rose
pakje glijden en bezagen hem vanuit de
hoqgte, ondanks het feit, dat ze allen, me
neer Lindeman, incluis, verschrikkelijk ver
kouden waren.
De tranen liepen hun uit de oogen over
de roode gezichten. Daarna hulden ze zich
weer in de wollen dekens, die ze even had
den afgelegd en hurkten neer rond den
haard als kampeerende Indianen. Men dronk
citroen en heete groc.
De kamer was en bleef gevuld met kwaad
humeur en er was niemand, die nog notitie
nam van den zieligen Zwarte Piet in kreef-
ten-rose satijn.
Eerst den volgenden morgen, toen Breed
veld eveneens ten prooi was gevallen aan
de familieverkoudheid opende de gastheer
zijn mond en kraste met heesche stem:
„U zult mij een genoegen doen, waarde
heer, als U mijn invitatie voor den veertien
den wilt vergeten. Uw grappen zijn wellicht
gewild in bepaalde kringen, maar wij hou
den daar niet van".
Een „dramatische" Sint Nicoiaasge-
schiedenis van jeugdige liefde, on
trouw en verwarring, met een pimmef
falend „happy-end" door Guus Bet-
lem Jr.
Het gezin van Berkemeyer
„Dééd" aan Sint Nic'laas dit jaar,
En genoegelijk, in Spanning
Zat men 's avonds bij elkaar.
Allereerst Mama natuurlijk,
Dan Papa, dat spreekt vanzelf,
Voorts de kind'ren en logé'tjes,
Met elkaar totaal net elf.
Kit en Loe, de oudste meisjes
Waren in hun „bakvischtijd".
En, onnoodig haast te zeggen,
Allebei hun hart dus kwijt
Aan een jeugdigen aanbidder
d' Eene Herman... d' ander Piet,
Doch de „heeren" thuis ontvangen...
Nee... dat mochten ze nog niet.
Eerst een jaartje nog eens wachten
En dan zullen we wel zien,
Alhoewel... zelfs na dat jaartje
Zeg ik nog maar: héél misschien.
Zoo sprak vader Berkemeijer
Onder groot en luid protest,
Doch de meisjes voelden zelf wel,
Hij sprak voor hun eigen best.'
Maar toch... Loe was nu al achttien,
Vond zichzelf een hééle meid,
't Was te gek, een jaar lang wachten,
Dat in deez' modernen tijd.
Doch Papa was heel erg zorgzaam,
En, hoewel in groote deugd,
Leefde hij een heel klein beetje
In de tijden van zijn jeugd.
Dus had Loetje zitten peinzen,
Want, bedacht ze zeer terecht,
Als Papa hem maar leert kennen
Is de zaak toch zóó beslecht.
'k Ken er massa's van mijn leeftijd,
Die zijn officieel verloofd,
'k Ben warempel toch geen kind meer,
Hoe haalt Pa het in z'n hoofd?
Maar, ondanks haar protesteeren,
Bleef Papa als steeds... de baas,
Tot ze eensklaps een idee kreeg,
Dat was tegen Sint Nic'laas.
Hendrik, de chauffeur van Vader
Zou weer, net als ieder jaar,
Als de goede Sint verschijnen,
Voor de kleine kleuterschaar.
Meestal had een vriend van Hendrik
Dan voor Zwarte Piet gespeeld,
De cadeautjes en het speelgoed
Bij de kleinen rondgedeeld.
Dit jaar en, ja, waarde lezers,
Dat was Loetjes stoute plan
Zou haar Piet... de zwarte Piet zijn,
Ja, wat zegt U daar wel van?
Want... zoo zag ze 'm nog, dien avond,
Ook al was-ie dan ook zwart,
En misschien zelfs, één minuutje,
Troffen ze elkaar... apart
En een fluks gestolen kusje
Was dan lekker Pa z'n straf,
Maar... wie weet, gaf Piet dien avond
Stél je voor misschien wel af
Zoo gedacht en zoo gedaan dus,
Hendrik kwam in het „complot"
En dus, lezeressen, lezers,
Gaan we over tot het slot.
o—
De familie Berkemeyer
„Dééd" aan Sint Nic'laas, dit janr.
En genoegelijk, in spanning
Zat men 's avonds bij elkaar.
Toen opeens... twee harde bonzen
En, ge olgd door Zwarte Piet,
Schreed Sint Nic'laas naar binnen...
(Niets bijzonders zoo U ziet)
Zoo, zoo, zoo... begon de grijsaard,
En trad op de kleintjes toe,
Zoo, dus dat hier zijn de kind'ren...
Néé... de ouders proestte Loe
En gaf stiekempjes een knipoog
Aan Sint Nic'laas zwarten knecht,
Dien ze vast niet had herkend, als
Hij geen „Loekie" had gezegd.
Dat wil zeggen... zóó natuurlijk
to*
Dank zi] den KLOOSTRRBALSEM
heeft zij die nu nooit meer!
9'tWas een gruwelijke last en het deed
geweldig zeer. Het bloed stond er al
tijd voor. Allerlei huismiddeltjes deed
ik er op, het beet geweldig, maar tel
kens kwamen de kloven terug. Gewone
huid-crêmes hielpen mij evenmin. Maar
nu heb ik geen last meer ervan. Hu
wrijf ik eiken ochtend en avond Klooster
balsem er op. Dat doet géén zeer en
de huid is en blijft prachtig glad èn
gezond, ook al kom ik met mijn han
den vaak in het water. Het was een
uitkomstH de j t(} ,S_H
AKKËR'S ORIGINEEL TER INZAG!
Geen goud zoo goed
Onovertroffen by brand-en sny wonden
Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel by
Rheumatiek, spit en pyniyke spieren
Schroefdoos 35 ct Potten: 62^ ct en f 1.04
Dat slechts zij het kon verstaan,
Dan... verdween ze heel, héél zachtjej
In de thans veriaten gang,
Want ze vond, die arme jongen
Wachtte nu al veel te lang.
Snel liep ze de gang teneinde,
Spiedde links en rechts in 't rond,
Tot ze eensklaps in d,e keuken
Zwarte Piet... met Kittv vond.
En haar zusters blonde kopje
Lag op Piet z'n kraag, naar 't scheen,
En die rakker had zijn armen
Stijf om zuster Kitty heen.
Met een gil liep arme Loetje
Wég van deze wreede plek,
O,... wat was dat laag van Piet, en
Kitty... nee, 't was al te gek.
Dan... ja, heusch, voelde ze eensklaps
'n Tweetal armen om haar heen,
Woedend echter snauwde Loetje:
Piet... bahwat ben jij gemeen.
Zwarte Piet scheen zeer verwonderd,
En hield Loetje stevig vast,
Toen... kwam Kitty weer de gang in,
En was Leiden pas in last.
Denk jij soms, zoo snauwde deze
Dat 'k verlegen ben om jou?
Néé vond Loetje, met haar zuster.
En denk niet, dat ik je trouw,
Bah, vervolgde dan weer Kitty,
Tusschen ons komt 't nooit weer goed,
Eerst met mij... en dan m'n zuster,
Herman... foei, wie zóóiets doet...
Doch die viel haar in de rede
Snauwde: Doe zoo gek toch niet,
Kind, wat bazel je toch aldoor,
Ik ben Herman niet... maar Piet.
Daar verscheen aan 't eind der gang plot#
Nog een tweede zwarte knecht,
Nou, U snapt wel, waarde lezers,
Toen was gai'iw het pleit beslecht.
Nét eenzelfde plan als Loetje,
Had toevallig Kit gehad,
En dus waagden beide minnaars
Zich op 't Zwarte Pieten-pad.
Hendrik, die als Sint fungeerde,
Had de plannen goedgekeurd,
En gezegd: 't Is mij uitstekend,
Maar dan help je... om de beurt.
Nou, zei Piet, (de échte, weet U)
Nou, zeg Loekie... fraai is dat,
Heb ik me den héélen avond,
Niets, totaal nog niets gehad.
Loekie kreeg een schattig kleurtje,
Maar... dat gaat ons weer niet aan,
Dus we zullen, héél bescheiden
Even naar... de kamer gaan.
o
Daar zei Pa, op dat moment juist,
Waar die Zwarte Piet toch zit?
Enne... Loekiewaar zou die zijn,
En... wat deksel, waar is Kit?
Wacht... ik zal eens even !>'cen...
Nou, de rest zij U bespaard,
Maar 't gezicht van Berkeniej'er,
Was U vast een tieni je waard.
Doch het einde van het liedje,
Was. dat Pa weer binnenkwam,
En die „biiksemsche" kwajongens
In genade... medenam.
Moeder, zei d-ie, fijntjes lachend,
Alsjeblieft, twéé zoons d'r bij,
Maar, ik moet je éven zeggen:
'n Fijn stel dochtertjes heb jij
Maar... dat zijn ook trouwens dingen
Die gaan niemand anders aan.
En toen iedereen z'n aandacht
Wijdde aan den goeden Sint,
Toen verdween z'n zwarte dienaar
Door een tusschendeur gezwind.
Loetje bleef nog even zitten,
Keek den kring aandachtig rond,
Merkte vluchtig, dat ze Kitty
Nergens in de kamer vond.