van de diepzee
923 Meter onder den zeespiegel
Hulp op het land -
een zegen!
William Beebe, de diepzeeduiker.
Landarbeid in zon en frissche lucht schept
vroolijke gezichten
boerderij geweest, want meestal wordt het'
zelfde meisje steeds op dezelfde boerderij
geplaatst, waar ze dan tenslotte heelemaal
thuis raakt.
„Tante Marie", zegt dan de kleine bengel
aan haar arm, die haar van het veraf-ge-
legen stationnetje heeft gehaald, we heb
ben vandaag kleine varkentjes gekregen.
Vader en moeder waren den heelen nacht
in de stal en vanmorgen waren de klein
tjes er! En vader is nu met de paarden
naar het bosch. Ik had kunnen meerijden,
maar ik ging liever U afhalen. Als ik groot
ben en ook boer ben geworden, ga ik iede-
ren dag naar 't bosch!" Alle nieuwigheden
worden gauw verteld, voordat de grooteren
het doen! Want zoo'n boeren-kindje beleeft
van haar prilste jeugd af aan alle gebeur
tenissen, die zich op de boerderij afspelen
en is reeds vroeg een ernstig medewerker-
tje van vader en moeder: het leven is voor
hèm spel. Wij naderen de hoeve. Ze
zien er haast allemaal hetzelfde uit, die
kolonistenhoeven, met roode daken, zonnig
gelegen en met een tuin er rondom heen.
De ruige waakhond slaat aan, als we
dichterbij komen. Maar zoodra hij ziet,
wie daar aankomt, begint hij vriendelijk te
kwispelen en wil gestreeld worden. De
boer komt uit de stal. Hij zegt niet voel,
een korte, maar hartelijke welkomstgroet.
Dan gaat hij weer aan z'n werk. Maar de
vrouw des huizes laat zich dadelijk zien.
Ze heeft dringend hulp noodig, de dappere
vrouw, die met harde handenarbeid het da-
gelijksch brood moet helpen verdienen. Lri
om moeder heen verdringen zich de klein
tjes meestal draagt ze een zuigeling op
den arm! Zelden, dat ze eens een uurtjs
rust heeft dan schreeuwt het vee in da
stallen weer om eten en wil verzorgd wor
den. Menschenltinderen dierenkindcren,
alle hebben zij hun aanspraken!
Tante Marie hangt haar mantel aan da
spijker. Schuw kijken de kleintjes haar
aan. Maar snel heeft ze al een meiske ta
pakken: het schoolvlechtje wordt recht en
stijf gevlochten! Het schortje wordt omge
bonden. Een bandje ontbreekt eraan: met'
naald en draad wordt do schade hersteld.
Een bretelknoop ontbreekt bij een der jon
gens, maar ook dat is spoedig verholpen.
Moeder roept: koffie! De allerkleinsten rol
len nog schaterend in het groote bed in de
slaapkamer over- en door elkander! Hansje,
het „boertje", zooals moeder hem geksche
rend noemt, roept maar steeds om tante,
die hij stevig in zijn hartje gesloten heeft;
zij alleen mag hem wasschen en aanklee-
den!
Als de schoolkinderen weg zijn, gaat de
„Landhilfe" aan het opruimen van de ka
mers, stof afnemen, bedden opmaken,
kachel-aanmaken; maar daarvoor moet ze
eerst houtjes hakken, als de kolonist ten
minste geen voorraad klein hout heeft! Wa
terhalen, aardappelen schillen, om 's mid
dags 12 uur móet dat allemaal klaar zijn!
Want 's middags is er ander werk, wordt
er op het land, in de stallen gewerkt en
geholpen!
En ook de moreele zijde van de hulp, die
zoo'n „Landhilfe" verschaft, is zoo enorm
groot: hoe dikwijls heeft zoo'n boeren
vrouw niet juist behoefte aan een boet:e
opbeuring, een beetje vroolijkheid? Dan is
een vertroostend woord, een lach, op zijn
plaats! Dan wanhopen zij niet, daar op.<'e
voorposten der economie! Dikwijls zijn
ziekten onder het vee en een slechte oogst
de oorzaak van de diepe groeven, die haar
gezicht oud maken en staat men verwon
derd, als men hoort, hoe oud ze in wèrke-
lijkheid is. De vrouw moet weer gaan voé
len, dat ook zij een deel van de familie is,
dat ook haar werk onontbeerlijk is voor
hun, dat ook zij waarlijk meewerkt en bij
draagt in de successen, die haar echtgenoot
oogst. Zij moet zich weer sterk gaan voelen
en krachtig. Maar ze moet even gelegen
heid hebben om uit te rusten, opnieuw op
adem te komen. Ze moet ook eens éven de
banden in den schoot kunnen leggen en
baar jongste op den arm kunnen nemen,
zonder zich te moeten haasten of te moeten
jachten!
Het raadsel
William Beebe is in de Vereenigde Sta
len een der meest gelezen schrijvers; zijn
populariteit kent geen grenzen! Dat is
geen wonder, want deze man is zonder
.twijfel een der eigenaardigste gestalten
van onze eeuw, een Prise Darwin, een
beetje Jules Verne, 'n snuifje Mark Twain,
Sven Hedin, Robinson Crusoë, enz....
Deze mixture zou men misschien Willi
am Beebe kunnen noemen, doch hij is niet
alleen een eigenaardige figuur, doch tevens
een der meest beteekenende mannen van
onzen tijd; hij is de ontdekker van de diep
zee, de man, die de eerste was, welke do
vrije wereldzee binnen het bereik bracht
van de menschelijke dorst naar kennis! In
zijn zelf-geconstrueerde diepzeekogel daal
de hij 923 meter in den Oceaan af, om het
leven van de dieren te beluisteren. Wat hij
daar zag, is in enkele woorden niet te be
schrijven. Men moet in Beebe's boek „923
Meter onder den zeespiegel", de beschrij
ving lezen van zijn afdaling... Hoe hij lang
zamerhand het gulden licht van de zon zag
verdwijnen... Op 5 Augustus 1934 werd hij
met zijn begeleider Barton voor een laatste
afdaling in de diepzeekogel over boord ge
zet. Zijn avontuur beschrijft hij als volgt:
„Iedere paar meter beleefden we een
nieuwe verrassing. Het aantal vreemde die
ren was overweldigend groot, het totaal
aantal levende wezens, dat we opmerkten,
ongelooflijk! Bij 300 meter zag ik duidelijk
de omtrekken van een soort groote gar
naal, die een bleekgroen licht uitstraalde.
Groote drakenvisschen met aan- en uit-
flitsende lichtjes aan hun tastsprieten kwa
men nu en dan voorbij en voorts bestraal
de ons schijnwerperlicht herhaalde malen
kleine krabben met roeipooten, die „Sau-
phirkrabben" genoemd worden en die de
heele kleurenpracht van het zonnelicht
vertoonden!
Bij 550 meter zag ik een kleine visch met
Verlichte tanden; het licht kwam van on
deren, met duidelijk bemerkbare tusschen-
ruimten. Drie meter van hem af doken
mijn lievelingszeedraakjes op, met hun
scherp verlichte, groene kop. Men heeft
itot nog toe ter wereld slechts 16 van der
gelijke visschen gevangen: 7 daarvan zijn
in onze eigen netten opgehaald! De groot
ste was ongeveer 20 c.M. lang. De groene
strook was duidelijk te zien, maar de lan
ge kintaster was geheel onzichtbaar, waar
schijnlijk omdat hij geen licht uitstraalde.
Bij 640 meter zagen we twee groote vis
schen, die langer dan een meter waren...
daarna werden we. omringd door de diep
ste duisternis...
Bij 747 meter zagen we gedurende een
onderdeel van een seconde de omtrek van
een visch voor mijn venster. Bij 762 meter
zweefde een sierlijk verlichte kwal voor
bij. Onmiddellijk maakte de groote visch
rechtsomkeert... 6 Meter lang was het dier
zéker! Men kan begrijpen hoe opgewonden
ik over de monstrueuze grootte van het
door mij ontdekte dier was en 100 meter
lang speurde ik uitsluitend naar het dier,
hopende, het nog een tweede maal te 'zien
verschijnen- Maar weldra vergat ik deze
ontdekking weer door de menigte indruk
ken, die mij bestormden!
Welk aoort visch de groote was, kan ik
niet zeggen. Eerst dacht ik aan een kleinen
■walvisch. We weten namelijk, dat de wal-
visschen een bijzondere chemische aanpas
sing van het bloed bezitten, die hen in
staat stelt anderhalve kilometer en meer
te duiken,, en weer naar hoven te komen,
zonder uiteen te springen! De kleinigheid
van 747 meter was dus niets voor zoo'n
walvisch! Of was het een walvischachtige
haaiensoort, die soms 12 Meter lang wor-
öeoi Het <ner verscheen en verdween zoo
William Beebe bij het verlaten van de
diepzeekogel; de druk werpt hem naar
buitei.!
onverwacht, dat ik het niet kon onderschei
den en alleen de impressie van iets gewel
digs behield!
Kort daarop, toen wij beiden uitkeken,
ontdekte Barton de eerste levende Styloph-
thalmus, die ooit een mensch zag! Ik zelf
zou het dier over het hoofd gezien hebben,
hoewel het geen 30 c.M. van ons venster
verwijderd was. Dit is een der merkwaar
digste diepzee visschen, die men kent: de
cogen zitten op lange steeltjes, die haast
een derde van de lengte van het visschen-
lichaam zelf hebben! De volgende visch van
ongewone afmetingen zagen wij op 884 me
ter diepte! Het was een visch van bijna 90
c.M. lengte, vrij slank, met tal van lichtge
vende vlekken op de huid en een betrekke
lijk groot, bleekgroen, halvemaanvormig
licht onder het oog.
Ip de buurt zwommen 5 lantaarnvisch-
jes, die van alle andere soorten, die ik ooit
zag, afweken!
Om 11 uur 12 kwamen wij op 923 meter
diepte langzaam tot rust! Ik wist, dat het
niet verder ging! De tros aan de windas
was bijna heelemaal afgeloopen! Een paar
dagen geleden was het water mij op 760
meter zwarter voorgekomen, dan men zich
kan indenken! En toch leek déze duister
nis mij nóg zwarter, dan het zwartste
zwart! De nacht op aarde leek wel een da
geraad erbij! Ik zal het woord „zwart"
nooit weer met overtuiging kunnen ge
bruiken!
Ik keek naar buiten en zag een plotseling
voorbij zwemmend lichtje. Voor het eerst
werd het mij duidelijk, hoe volkomen het
schemerende licht ontbrak, waaraan we
dichter aan de oppervlakte zoo gewend
zijn. Daar wordt het gewoonste vischje, ten
gevolge van de terugkaatsing van de licht
jes van tallooze uiterst kleine plantjes en
diertjes, die in net water drijven, keurig
tot in détails verlicht! Hier is ieder lichtje
echter iets op zichzelf staands en volmaakt
afhankelijk van de willekeur van den dra
ger. Een reuzenvisch zou ons venster voor
bij kunnen zwemmen en tóch zouden we
het niet bemerken, daar het dier geen licht
droeg. Als het licht, in hoogere waterlagen
werkelijk slechts uitsluitend door de een
cellige planten en dieren wordt uitge
straald, is de duisternis hier heel gemak
kelijk te verklaren! Want de oppervlakte
vormen van deze groepen zijn reeds veel,
veel hooger uitgestorven! Een tweede merk
waardigheid, die mij opviel, toen ik ineen
gerold op bijna een kilometer diepte in de
diepzeekogel zat, was het onvermogen van
ons krachtige schijn werperlicht om dieren
aan te lokken. Enkele vluchtten, als de
straal de duisternis doorsneed, anderen
waren volkomen onaangedaan, maar niet
één dier liet zich in de stralenkegel huise
lijk neer!
Zelfs in deze volmaakste duisternis voel
de ik instinctmatig dat het water hier hel
derder en zuiverder was, dan wéAr ook!
Zoo nu en dan voel ik een zachte trilling,
alsof de tros losser wordt Men meldt mij,
dat een kruisdeining de oorzaak ervan is.
Er zijn nog maar een twaalftal windingen
op de windas. We hangen op 923 meter.
Of we niet boven willen komen! Dat willen
we. Al houd ik meer van grondige waar
nemingen, dan van record prestaties, tóch
moet ik toegeven, dat het hier niet van gé-
vaar ontbloot was. Bovendien was den
laatsten tijd het aantal groote visschen toe
genomen en werden we door lichtjes om
ringd. Met weemoed dacht ik aan de vele
liehtloozen, die ik nooit onder het oog zou
krijgen.
Wat de druk (op 923 M. diepte) betreft,
scheen zoo op het gezicht geen enkele re
den aanwezig, waarom wij niet met een
duikerhelm buiten onze kogel zouden gaan,
inplaats van hier opgesloten te zitten! Ik
dacht aan een gondel 18000 meter hoog in
de stratosfeer, met een druk van 1/6 pond
per vierkante centimeter. Doch toen hoor
den wij door de telefoon, dat wij op dat
moment onder een druk van 191 pond per
vierkante centimeter stonden. Ieder ven
ster hield meer dan 19 ton water tegen,
terwijl in totaal 7016 ton van alle richtin
gen op onze diepzeekogel drukten! Ja, wij
hadden het goed verstaan: we waren ge
reed ons dadelijk omhoog te laten trekken!
Tot zoover de beschrijving van Beebe.
Zijn laatste recordduik werd voorbereid
door tal van proefduiken, waarbij welis
waar minder groote diepten bereikt wer
den, doch waarbij tal van wetenschappe
lijke onderzoekingen werden gedaan, die
buitengewoon belangrijk materiaal ople
verden! Het essentieele in de onderzoekin
gen van Beebe is daarin gelegen, dat zij
ons een kijkje geven op het leven op groo-
tere diepten! Daarbij moet men voor oogen
houden, dat de dieren op 923 meter diepte
nog lang niet 't einde vormen van de die-
renreeks der zee. Want de gemiddelde zee
diepte bedraagt vér over de 1000 meter, de
gemiddelde diepte van den Atlantischen
Oceaan omstreeks 4000 meter en de groot
ste zeediepte vér over de 10.000 M.
De jprr.:'ïsche en de ethische zijde van de
„Landhilfe".
Na Amerika: Duitschland!
WIE VOLGT?
Evenals in Amerika reeds lang het geval
was, is men er zooals bekend is ook
in Duitschland toe overgegaan boeren in
verschillende streken eenvoudig te koloni-
seeren. Men heeft boerengezinnen met pak
en zak verhuisd naar pas-ontgonnen gron
den of hen daar den grond laten ontginnen
en hen in de gelegenheid gesteld, daar
weer een bloeiend boerenbedrijf te stichten.
Dat deze boeren dikwijls met groote moei
lijkheden te kampen hebben, is begrijpelijk.
Gebrek aan arbeiderskrachten is wel een
der voornaamsten. Doch dat is in Hitler-
land al heel gemakkelijk verholpen: aan
treden dienst! Er worden eenvoudig een
aantal menschen „voor dienst" heenge-
stuurd. En wé zullen moeten erkennen,
dat dit systeem nog heelemaal niet gek is.
Wanneer de eenheid en do gemeenschaps
zin onder het volk werkelijk groot is, moet
het voor hen, die nog over tijd en gezond
heid beschikken een genot zijn zoo'n boe
renfamilie door den zwaars ten tijd heen
te helpen. Natuurlijk zijn ook de vrouwen
en meisjes reeds in dien zin georganiseerd
in Duitschland. De „Landhilfe" stuurt meis
jes uit om dergelijke familie's te helpen,
door de huisvrouw bij te staan en op het
land mee te helpen. Dikwijls komt het
voor, dat bv. een boerenvrouw, die pas de
familie een aanwinst bezorgd heeft, nog
niet sterk genoeg is, om haar taak te ver
richten. En daar alle handen noodig zijn
kan zij niet gemist worden. Dan... zorgt
de „Landhilfe" voor redding!
Van de organisatie van huisvrouwen
wordt de een of andere meestal volgens
toerbeurt uitgezocht en gedirigeerd naar
de plaats, waar de aanvraag, die van te
voren onderzocht is, vandaan komt!
Dan wordt „tante" van de trein gehaald.
Somtijds is ze al meerdere malen op de
Ook het melken der koeien behoort tot de
drïii^rhjche werkjes der boerenmeisjes-
in-spe.