„Ze blijven steeds onberekenbaar!" Zonder zweep, revolver of staaf in de kooi Hoe de moderne temmer te werk gaat KaptSchneider IN DE ROOFDIERKOOI door den wereldberoemden dresseur vaa pasgevangen leeuwen Het streven, om het dier aan zich te on derwerpen of aan den mensch te gewennen, is reeds eeuwen oud; het is een erfdeel, dat de mensch reeds van zijn Allereerste voor vaderen heeft meegekregen. Daarom vormt de roofdier-dressuur ondanks de groote veranderingen, die er in methode en resul taten in den loop der jaren hebben plaats gehad nog steeds voor den toeschouwer, oie belang stelt in het „dier", een bron van genot en kan hij zich aan de bekoring van dit schouwspel slechts noode onttrekken. De reizende troepen, meestal acrobaten en dierentemmers, lieten ons het eerst staal tjes zien van wat er met roofdieren te be ginnen is. Over deze reizende menagerieën mag men nóg zoo slecht denken inder daad kregen de dieren dikwijls niet de be handeling, die zij verdienden doch men heeft er veel van geleerd met betrekking tot de dieren zélf. Zoo had de menagerie Tourniaire bv. de eerste neushoorn, de me nagerie van Aken fokte den eersten bas taard tusschen leeuw en tijger. In zoo'n menagerie gaf de dompteur voorstellingen, in den kooi wagen: hij drong de wilde die ren in een hoek en liet hen over horden en door brandende hoepels springen. De domp teurs van vroeger bezaten onmiskenbaar meer waaghalzigen moed, dan kennis van het dier! Sedert echter Willem Hagenbeek, wiens broer het bekende dierenpark heeft opge richt, de ronde kooi uitvond, die in de ma nege wordt opgebouwd, moet de temmer, die zich tegenwoordig ook gaarne „dieren leeraar" pleegt te noemen, zeer veel ver stand van het dier zélf hebben. De roofdie ren moeten op de postamenten zitten en zóó gehoorzaam zijn, dat de dompteur hen zelfs den rug kan toekeeren. 'Ie kunst stukken leeren de dieren slechts door mid del van zachten dwang; met goedheid en door het beloonen met stukken vleesch. Er moet voorAl acht op geslagen worden, dat een dier niet te vróeg in dressuur wordt Senomen. Het moet eerst spelen, éérst uit- ollen! Want een gelukkige „kindsheid" is voor een dier een éven noodzakelijk en nooit-meer-in-te-halen goed als voor een mensch! Ook mogen alleen stérke dieren gedresseerd worden! De voornaamste taak van zoo'n dieren- dresseur is het spel van het opgroeiende dier nauwkeurig gade te slaan! Daaraan leert hij de kiemtalenten van zijn pupillen kennen: het eene dier springt graag, het andere klimt zoo hoog het maar kan, het eene is vreedzaam, het ander driftig van aard. De verschillende kunststukken wor den later naar gelang van de 'gebleken aan leg verdeeld over het dierenmateriaal! De requisieten worden bovendien vervaardigd in aanpassing aan de natuurlijke bewegin gen van de dieren. Daarom hebben ijsbe ren zoo'n nlezier in 't. vlptie-varen: on de ijsschotsen van hun geboorteland loopen zij ook altijd schommelend heen en weer. Dieren, die elkaar niet goed verdragen kun nen, moet men zooveel mogelijk gescheiden houden. Voor een dompteur is niets ge vaarlijker, dan een bijterij temidden van zijn troep! Bij de poging om de vechtende dieren te scheiden, wordt hij onvermijdelijk het slachtoffer van de woede van béide „sparring-partners"! Wel komt het veelvul dig voor, dat een aangevallen temmer door een ander dier van zijn troep bevrijd werd (zie de illustratie links onder), doch dat is dan meestal geen welbewuste levensred ding, doch meer een neiging tot vechten bij het te hulp komende dier!... Beter dan langademige theorieën vermo gen hier de woorden van een dompteur, die in dien toestand verkeerde, de waarheid te schilderen. Willy Hagenbeek vertelde hv. dat hij in Parijs zijn vriend Feldman met een totaal ontvleeschd dijbeen aan een leeuw ontrukt had. Dit gebeurde als volgt: Hagenbeek had zich reeds verkleed, toen hij een veelstemmig, merg en been doordrin gend geschreeuw hoorde. Hij wist, dat Feld man juist werkte. Hij greep een dikken eikenhouten knuppel en liep het circus bin nen. Feldman lag onder den leeuw Sultan. Hagenbeek rende de kooi binnen en sloeg op den leeuw los! Toen de leeuw Suliman dat zag, vatte dat dier eveneens moed en viel Sultan van de andere zijde aan. Zoo kregen wij Feldman vrij! Deze woorden kenschetsen duidelijk den toestand. Suliman was een vechtlustige, echter zwakkere leeuw dan Sultan. Uit eigen beweging had dit dier Sultan, den sterkste in de kooi, nooit aangevallen. Ik heb reeds met honderden leeuwen sa mengewerkt. Deze Koningen der woestijn spreek ik oergemoedelijk in het Saksisch aan. Ik ben een voorstander van de dres suur zonder dwangmiddelen en speel het ook vrijwel altijd klaar zonder wapenen of iets. Als een leeuw heelemaal niet wil, zeg ik doodgemoedereerd: „Pas op jij, meteen komt de slager!" Doch ondanks al die ver trouwelijkheid en vriendschap, moet ik het eerlijk bekennen: „Een leeuw, die mij ver dedigt die héb ik niet en heb ik nooit gehad!" Leeuwen zijn over het algemeen genomen, vergeleken met tijgers, veel stugger. Wil een leeuw beslist aanvallen, dan laat hij zich door niets en niemand daarvan weer houden! En in den bronstijd zijn de leeu wen gewoon niet te benaderen. De t ij g e r s zijn véél „prettiger"in den omgang! Deze heerlijke, groote, rooflustige katten over troeven den mensch graag in slimheid, maar hun woede is meestal van korten duur. Dat ook hier de eigenaardigste situa ties ontstaan, moge het volgende bewijzen: Sailer Jackson, de bekende temmer, werk te eens met tijgers, toen voor de daarop volgende pantomime, een soort brug in den circus werd geschoven, Nu hebben tij gers heel dikwijls angst voor dingen, die uit de hoogte komen, of die zich hooger dan zijzelf bevinden. De groep werd onrus tig! Plotseling pakte de tijgerin Ceylon haar meester bij het rechterbeen, trok hem omlaag, en sleepte hem, met de tanden in zijn heup geslagen, door den loopgang naar den wagen. Daar legde zij den temmer neer en blies brr, brr, brr het vreugde- teeken van een tijger! Sailer-Jackson viel bijna in onmacht van pijn, doch wist met het laatste restje van zijn krachten de tij gerin kalmeerend en prijzend toe te spre ken en te streelen. Zij had het vreugdetee- Een enorme prestatie van temmerskunst: De dood in de hals! De Hamburgsche dompteur Cliff Aeros, die zonder wapenen in de roofdierkooi „werkt". ken gegeven, zij was dus niet boos, hoewel hij niet begreep, waarom het dier zoo op getreden was. Wilde het hem misschien beschermen voor dat hooge ding, die brug in den curcus?... Wie zal het zeggen? De dompteur Fisher speelde in Spanje waar het circus in de stierengevechten-are na was opgeslagen, met zijn tijger Pasja, een wild spel! In het land van de stieren gevechten houdt men natuurlijk veel van wilde dressuur! Fisher leverde dus iederen avond met zijn tijger schijngevechten, waarbij het stevig toeging. De temmer ren de met zijn tijger door de kooi, vocht en vluchtte, viel aan en verborg zich... zoodat de bij de kooi .zittende toeschouwers ten slotte het gevoel kregen of het heesche ge brul van den tijger hun trommelvel zou doen barsten. De zitplaatsen vlak bij de kooi werden voorstelling na voorstelling als in een paniek ontruimd en dat wil in Spanje wat zeggen! Doch Fisher had zijn tijger Pasja zoo in de macht, dat hij slechts „genoeg" behoef de te bevelen, om den tijger dadelijk te kal- meeren, zoodat het dier zoo mak werd als een Paaschlammetje. Maar de vriend schappelijke verhouding tusschen den tem mer en Pasja wekte de jaloezie van de an dere tijgers op!... Pasja werd alsof het afgesproken werk was! door zijn soort- genooten van achteren onverhoeds over vallen en doodgebeten! Dat gebeurde in den loopgang, als de dieren voor de voor stelling uit de wagens naar de kooi in den circus gedreven worden! Fisher schoten de tranen in de oogen, toen hij zijn lieveling daar dood zag liggen, maar... hij bedwong zich en wist de voorstelling met, de andere tijgers tot een goed einde te leiden! Dompteur zijn, heet zenuwen hebben en... die behouden! In wilden staat gevangen dieren zijn ge schikter voor de dressuur, dan de in ge vangenschap geborenen! Deze laatste roof dieren worden gewoonlijk door het publiek te veel aangehaald! Zij worden, als zij nog Zonder pistool, zonder zweep, met de bloote banden wordt het brullende roofdier door den modernen temmer in bedwang gehouden. zoo lief en klein zijn, voortdurend gelief koosd en gestreeld en verliezen tenslottë hun respect voor de menschen geheel en al! Het in het wild gevangen dier daaren tegen ziet in de personen, die zich op verstandige en doordachte wijze dan met hem bezighouden, een vriend en leeraar 011 is daarom veel eerder gehoorzaam! Boven dien maakt de meest-ervaren dompteur met de dieren, die hij van kleins af, misschien zelfs met de flesch, grootgebracht heeft, steeds weer opnieuw de fout, dat hij té dicht in de buurt van hen komt! Hij ver geet eenvoudig, dat zijn pupil een „roof dier" is. Onbezorgd loopt hij in de buurt van de klauwen rond, totdat hij plotseling een slag daarvan te pakken heeft en er bijna tegelijkertijd bloedvergiftiging ont staat, daar het dier een stuk van de klee» ren van den temmer in de diepe, doch da delijk weer samentrekkende wonden heeft geslagen. Voor het „kwade" dier passen de temmers op, om door het „goedige" dier te sterven! Grappig zijn ontegenzeggelijk de beren en tóch zijn zij gevaarlijk! De beer uit zich namelijk op geen enkele wijze! Bij leeu wen en tijgers verraadt het trekken van de muil en vooral het zweepen van de staart de gemoedsstemming van het dier. Maar de dikke pels van den beer laat geen trekken 'onderscheiden en als staart bezit hij slechts het onooglijke stompje. Dat is een moeilijk geval voor den dompteur en tal van be roemde temmers werden het offer van een beer! Een zeldzaam beeld: de panter als acrobaat! Interessant zijn de „gemengde" groepen. Misschien leeuwen en tijgers tezamen met beren... Deze „groepen" zijn gewoonlijk van hun prilste jeugd reeds bij elkaar. Des ondanks kan men met zulke groepen niet lang werken, daar binnen korteren of lan- geren tijd de aard der dieren toch zege viert. En een nieuw dier „in te werken", dat is oneindig moeilijk! De nieuweling wordt immers slechts zelden door de ande ren „geaccepteerd"! Ook ziet men wel leeu wen en tijgers als ruiter op olifanten bv. Vroeger wreef men het rijdier, de olifant of het paard, met een mengsel in, dat de vleeschlucht, die de leeuwen- of tijgerneus prikkelde, erdoor verdreven en vervangen werd. Tegenwoordig werkt men volgens het principe der gewoonte: want het woord „gewoontedier" heeft ook hierbij thans dus létterlijk beteekenis! Daar het publiek tegenwoordig gewend is de groote roofdieren in flinke troepen te gelijk te zien demonstreeren, is er bijna geen temmer meer, die zich met panters of luipaarden bezig houdt. Het zijn ondank bare dieren, zijn in de circuskooi schuwe, langzame dieren, die echter bliksemsnel de klauwen kunnen uitslaan en scherpe, spit se tanden hebben, waarmee zij niet alleen bijten, maar ook... scheuren! Deze dieren, zijn wél, wanneer zij tenminste een verstan- digen leeraar hebben, zeer bevattelijk en Cliff Aeros heeft een panter zelfs opgeleid tot... acrobaat Bij alle peiling van de dierenziel en alle wetenschappelijke methodes moet men bij de roofdierdressuur echter één waarheid boven alles blijven stellen, een pijnlijke waarheid: „Het roofdier is en blijft ónbere kenbaar!" En laat ik dit geheim hier verraden déarin ligt juist de gróótste bekoring van het temmer-zijn! ATP

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1935 | | pagina 6