ONS JEUGDVERHAAL
DE AVONTUREN VAN ROBBTE CRUSOft
WÈGELINÖ'S NIEUWSBLAD VAW
DE VERLATEN TENT.
Buiten, op het vlakke veld was het nog
licht. De zon Was wel reeds ten einder gedo
ken, maar haar licht Weerkaatste tegen de
effen blauwen hemel en viel terug over de
Wijde prairie.
Het zal niet lang duren, of de nacht
zei zijn gevallen, bromde de eenzame ruiter,
die stapvoets door het lange prairie-gras reed.
In het cederbosch daar ginds, zal het al
zoo donker zijn, dat men er nauwelijks meer
zien kan. Hij bracht de rechterhand vlak bo
ven zijn oogen en tuurde naar den boschrand.
Een kwartiertje in galop, of een half uurtje
stapvoets en ik zal het bosch hebben bereikt,
mompelde hij. 4- Onder de eerste boomen, zal
ik mijin nachtverblijf opslaan.
De spreker was een groote zwaargebouwde
grijsaard. Zijn prachtige volle sneeuwwitte
baard viel golvend over zijn leeren hemd
tot over de tweede knoop, die ongeveer op
de maagkuil is aangebracht. Hij1 was gekleed
iin het oostuum van de trappers van Noord-Ame
rika. Een breedgerande hoed viel over zijn
kinap gerimpeld gezicht en onder den hoed-
rand staken de grijze krullen van zijn lange
hoofdhaar. In den breeden, Amerikaanschen
gordel staken twee moderne revolvers en dwars
over den rug droeg hij een zWaar calliber jacht
geweer. Zijn rijpaard was een van de mooiste,
welke de prairie ooit voortbracht. Het was
een groote vos, slank en sierlijk van bouw,
waarvan een paardenkenner echter onmiddel
lijk ook de kracht en het uithoudingsvermogen
zou hebben, vastgesteld. Dat deze eenzajme
ruiter een langen tocht achter den rug had,
was en hem en zijn rijdier aan te zien. Tot ver
buiten het zadel, toonden de donkere plek
ken op de paardenhuid, dat het dier hevig ge
transpireerd had. Deze krachtige figuur was
Bill Bowers, een bekend trapper uit het Noor
den. Zijn vrienden kenden hem als een goed
hartig en soms zelfs zacht mensch. 'Zijh vij
anden wisten echter niets anders van hem te
vertellen, dan dat zij liever een paar mijl zou
den omrijden, dan Bill Bowers tegen te komen.
Met vele Indiaansche stammen was hij goede
vrienden. Ongestoord betrad hij hun kampen
en men ontving hem graag bij de groote vuren
der raadsvergaderingen, Waar veel aan zijn
Wijzen raad gehecht werd.
Bill Bowers leefde alleen en eenzaam met
zijn paard. Dan eens in zijn massieven blokhut
in het Noorden en dan Weer In een lichten tent
in het warmere Zuiden. Hij was een eenzelvig
man en nooit had iemand hem hooren lachen.
IMen vertelde van hem, dat h'ij een oud en groot
verdriet met zich ronddroeg, maar niemand
Wist er het rechte van.
Blijkbaar voelde Bill niets voor spoed dien
avond, want hij liet zijn paard kalm voortstap
pen, in de richting van den woudrand.
Bij het laatste zonlicht bracht Bill,, die on-
dertusschen de eerste ceders van het bosch be
reikt had, Wat oude gedroogde takken bij' el
kaar, om er een kampvuur van te maken. Zijn
paard had hij het zadel en de verdere bagage,
waaronder zijn lichte tent van geschrapte bi-
son-huid, van den rug genomen en het edele
dier liep nu kalm te grazen, terwijl het zoo
nu en dan eens omWendde, om te zien, of het
zich niet al te ver van zijn meester verwijder
de. Bill graaide naar zijn tondeldoos en zijn
vuurslag in een van zijn diepe zakken van zijn
lieeren rijbroek en bukte zich om vuur te
Imakem. Door deze beweging gebeurde het,
dat hij op ongeveer een halven meter hoogte
door de struiken vlak voor hem kon zien.
Verbaasd kroop hij naar de dichte struiken toe
en boog ze uit elkander. Ver en diep het bosch
in, meende hij het schijnsel te ontwaren van
een vuur. Vreemd, mompelde Bill Om
dezen tijd van het jaar is deze streek altijd
verlaten. Wlie zouden het zijn? En waarom zoo
diep het bosch in? Hij glimlachte eens bij zich-
zelven. Zeker de een of andere Greenhom.
Greenhorn is de scheldnaam die men aan de
nieuwelingen gaf, nieuwelingen, die pas naar
Amerika verhuisd waren en die niet op de hoog
te Waren van het land en de gewoonten en ze
den. Wat het erg's te echter Was, deze Green
horns Waren vooral niet op de hoogte met de
gevaren van het land. Een ervaren woudloo-
per of trapper, zou nooit zijn nachtleger mid
den in een bosch hebben gemaakt. Het over
nachten aan den rand van een Woud, was reeds
een Waagstuk, dat alleen de meest ervaren
en oudsten zich dorsten veroorloven. Bill floot
zachtjes zijin paard en bond het dier met een
lang' stevig touW .aan een der boomen, teneinde
te voorkomen, dat het trouwe dier hem volgen
zou Toen ging hij op weg naar de plaats, waar
hij' meende, dat het licht vandaan kwam.
Het spreekt vanzelf, dat Bill zich niet ver
giste. Daarvoor Was hij te goed met de Ameri-
kaansche Wouden op de hoogte. Snel maar
geluidloos sloop hij nader en kWam zoo aan
een hoogopbrandend vuur, bij een kleine tent.
Wteer lachte de groote Bill. Hïj! herkende de
tent n.l. als een Westersch maaksel. Daarmede
bedoelde hij, een tent, die uit Europa was in
gevoerd. Zooals ik dacht, zei hij grinnekend
in zich zeiven, 'n Greenhom en een ras
echte.
Om de aandacht te trekken van hem, die
binnen den tent moest zijn, raapte Bill een
kleinen steen van den bodem en wierp dien
met vasten hand tegen een der tent-stokken
aan. Geen .geluid drong echter tot hem door.
Nadat hij deze steenworp door een tweede en
derde had laten volgen, werd hij' zoo nieuws
gierig, dat hïj voorzichtig en ditmaal met
hllfe ^Voorzorgsmaatregelen, de tent van de
Achterzijde trachtte te naderen. Toen hij, door
het dichte struikgewas en dekking zoekend
achter de zWare boomen, de tent op enkele
meters had kunnen naderen, vernam hïjl een
onderdrukt en wanhopig snikken. Nooit was
Bill zoo verbaasd geweest. Snel liep hij om de
imt heen en tilde de voorhang op.
VRIJDAG lfl OCTOBEft lfól< No. 41.
Binnen lag op een dichte dierenvacht een
klein jongetje ivam ongeveer drie of vier jaren,
met zfijin hoofd in zijn armen voorover en snikte
erbarmelijkEen «ogenblik stond Bill doodstil.
Voor "het eerst sedert, langen, langen tijd,
wist hij niet wat hij doen moest. Ging hij naar
het kleine kereltje toe, dan zou de jongen
zich ongetwijfeld doodschrikken. Hij besloot
dus, op een andere manier de aandacht van
'het ventje te trekken. Ik zal tegen hem spre
ken, dacht Bill, zoder dat hij mij zien kan,
want kleine jongens vindien groote mannen met
lange grijze baarden «n pittolen in den gordel
altijd een beetje griezelig. Hij liet zich dus
buiten den tent op zijn knieën vallen en
bracht zijn gezicht op ongeveer gelijke hoogte
als dat van het kleine kereltje aan den ande
ren kant van het tentdoek.
Waarom huil je zoo, kleine jongen? vroeg
Bill. Je behoeft niet bang te zijn, Ik ben
een gloed en groot vriend van alle kleine jonge
tjes die ik ontmoet. Als je verdriet hebt, of
als je hulp noodig hebt, kun je altijd bij me
terecht (Wordt vervolgd.)
Lo»re Kot de kaarsen juist val
len op het moment, dat hij over
Willie Woensdag heenvloog, die
tussohen de klippen lag te snor
ken. Al de kaarsen kwamen op
Willie terecht, en een viel precies
in zijn open mond, zonder dat hij
ervan wakker werd.
,,Hij slaapt nog!" nep Topsy
verbaasd uit
„Ja, maar nu snorkt hy tenram
ste niet meer, en de kaarsen neb
ben we terug," zei Freddy
Vrijdag.
LEGPLAAT.
DOOLHOF.
KLEIN MOEDERTJE
114
Kween weren heel sehaarech
op bei Artis-eslaad, en Freddy
Vrijdag w«* dan ook heel kwaad,
Wan de papegaai drie kaareen op
pikte en er mee wegvloog. Lorre
daoht, dat ze van suiker waren,
anders had hij ze wel laten liggen.
De zeeman, Robbie en Topsy
setfcen den vogel na.
„Laat die kaarsen veöen,
Lorre I" riep de zeeman. „Laat
metoen vattoori Veeaèa ie
Het gewone recept, jongelui. Eerst opplak
ken op niet te dik carton, dan uitknippen en
dan maar passen en meten tot je het gevonden
hebt. Het is een aardig Werkje, waar je wel
degelijk een heel en tijd ingespannen .mee bezig
kunt zajin. WSj geven jullie de goede raad, de
afgewerkte legplaatjes niet weg te gooien,
maar ze netjes bij elkaar te binden, als je ze
Dit is de plattegrond van een echt doolhof,
zooals dat ergens in Egypte gelegen is. De
meeste menschen kunnen er zonder gids niet
alleen uit komen. Nu is het hier natuurlijk
veel gemakkelijker, dan dat je langs allerlei
bijna eendere muren loopt of onder bijna eende
re boomen door. Bovenaan rechls is de ingang.
Op Weg nu naar den uilgang linksbeneden.
ZOEKPLAATJE.
Moeder is 'niet thuis Broer,
Nu ben ik je Maatje.
Kijk ik ineem dit stoeltje mee
Ein maak met jou *n praat ja
Wleet je wat ik aan het doen ben?
Breien heet dat, vent.
Dat zul je later ook wel leeren,
Als je groot en knapper bent
Zal ik je een versje zeggen?
Een verhaaltje of een lied?
Zeg maar wat je hooren wilt
Al versta je het nog niet.
Zal ik voor je zingen
Van Toosje en haar hond?
Of van Ringelreie Rosen krans?
Ein dansen in het rond?
Luister goed, ik ga beginnen
Wat zeg' je daar? Da-da da?
Dat begrip ik kleine baas
Nog meer zingen? Ja?
Luister verder, weer een liedje
O, daar is moeder weer.
Je bent zoet geweest hoor Broer
Neen, ik zing niet meer.
DOOLHOF.
Hout hakken is verboden in de meeste bos-
schen van Nederland en dat is maar goed ook.
Hoeveel prachtige boomen zouden er anders
piet verloren gaan onder het mes van die men
schen, die zonder onderscheid maar wal: reak
kapten en velden. Nu heeft deze man wel geen
bijl bij zich en zooals je ziel sprokkelt hij maar
wat droge takjes bij elkaar, maar de bosch
wachter houdt hem toch good in het oog. Zon*
dei' dat de man hem ziet, volgt de boschwach-
ter hem den geheelen iSjd _oor rijn tocht door
het bosch. Wlie van jelui kan don boschwaciiter
vinden?
Deze figuur is een doolhof. Een gids brengt
de deelnemers tot midden in het figuur,
Waar het kruisje staat. Don gaat hij weg en
moet men zien den terugweg te vinden. Als
men eenmaal in do langste buitenste rand ge
komen is, dan doet de gids, die daar slaat te
Wachten een deurtje open in den ronden muur
en je bent Weer op straat Een prachtige oefe
ning voor toekomstige spoorzoekers. Doe je
best jongens en meisjes.
gevonden hebt. Over een paar maanden, als de
lange Winteravonden komen, kun je er nog
heel veel plezier van hebben.
Zorgt c echlèr Wel goed voor, dat je de stuk
jes van de eene puzzle niet verward met die
,van de andere, anders wordt het natuurlijk een
ihopelooze warboel, waar niet meer uit te
komen is.