ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOÊ WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 4 SEPTEMBER 1Ö31. No. 35. OP HET RANDJE AF.... Dat zijn Wiim Karper en Henk de Moor, mijnheer, twee vrienden van me. Wij zijn alle drie op de H.B.S. in Semarang. Het is nu Groo- te Vacantie en nu gaan ze met me mee naar Siboga, logeeren. Dat is een bof, zei de Meester. Wlat zul len jullie een mooie vacantie hebben. Een zee reisje, uitstapjes in de buurt van Siboga 't Is er prachtig. Al pratende en vertellende, was de meester met de drie jeugdige passagiers in de eetsalon beland, waar ze om een van de vaste tafels schoven. Toen kwam de kapitein binnen. Stomver baasd bleef hij in de deur staan en monsterde even het groepje dat voor hem zat. De jongens konden hun lachen bijna niet houden, zoo ver wonderd keek kapitein Brandes. Daar rolde de daverende lach van de meester door de eetsa lon. De kapitein lachte hartelijk mee en de drie vrinden vielen in. Ook met deze aardige zeeman was de vriendschap gauw gesloten. Van kaarten kwam natuurlijk niet veel, maarna het eten, kwam de meester met een oud en be- stofd ganzebord aandragen en aan boord van de Jaooba speelden twee groote, zware mannen, dien avond een paar spelletjes ganzebord met drie jonge passagiers van twaalf en dertien jaar. Er werd heel wat afgelachen en allen a- museerden zich kostelijk. En nu als de weerga naar bed, kerels, zei kapitein Brandes toen de klok in de Salon elf uur wees. Morgen vroeg op, dan mag je eens op de brug komen kijken. Tenminste, als je het prettig vindt. Reuze, Geweldig. Graag kapitein, riepen do jongens verrukt, In de hutten klonken nog zeker wel een half uur drie opgewonden jon- igjensfstemmen, die elkaar afvroegen, wat ze morgen wel allemaal te zien zouden krijgen. In de machine-kamer en op de brug. Ook spra ken ze nog over de kapitein en over de meester. Ze wisten niet, wie van de twee nu wel het aardigste was, vonden ze. Zeker is 't, dat de drie jongens later zeeman wilden worden, ten minste dat vertelden zij elkaar dien avond, voor ze slapen gingen Het spreekt vanzelf, dat d<? drie vrienden den volgenden ochtend al heel vroeg present waren. Nadat ze ieder een bad genomen hadden in de kleine vierkante badkamer, met zout water en afspoelen met zoet kleedden zij1 zich snel aan en gingen aan dek. De frissche wind blies over het blauwe water en de Jaooba liet een breed en bruischend spoor in de golven na. Het werd warmer en warmer en de zon schitterde in het golvend water met de rollende golfjes. Zonder een woord te spreken, stonden de jongens daar bij de verschansing geleund en keken over de breede eindelooze zee. Goeden morgen, bromde een zware bas stem naast hun. 't Wlas de kapitein. Goeden-morgen Kapitein, schrokken de jongens. Goed geslapen? vroeg de gezagvoerder, Kom dan maar eens mee, dan gaan we eens op de brug kijken. Daar maakte het drietal kennis met de tweede stuurman, mijnheer Echuitema. Ze waren nog nooit op de brug van een groot schip geweest. Wat stonden ze nu hoog boven de zeeW'at konden ze ver om zich heen zien. Een eiland, riep plotseling Henk de Moor. Daar, en hij wees met zijn vinger naar een eiland, dat rechts van de Jacoba opdoemde. 0, er komen er nog veel meer, zei de frfcveeden stuurman, 't wemelt hier van de kleine eilandjes. Zie-maai^ daar is er nog een, en hij wees naar links en daar en daar Wacht, hier heb je een kijker, dan kun je ze wat dichterbij halen. Spoedig stonden de jongens, ieder met een verrekijker gewapend, in de verte te zien. Daar drijft een vlot, met een ton erop, riep eensklaps Wim Karper. Ziet u het kapitein, daar links van dat eilandje. Lachend om het enthousiasme van Wim, bracht de kapitein de verrekijker aan het oog. Toen mompelde hij iets en riep: Schuitema. Dat is een Euro- peesch vlot, met een Europeesche ton er op. Zou ik me zoo bedriegen? Mijnheer Schuitema, die in de kaartenka- mer bezig geweest was, kwam haastig toeloo- pen. Geef es hier, zei hij tegen Bram en hij nam hem den kijker uit de handen Toen de kijker zakte, keek mijnheer Schuite ma heel ernstig en hij hield een vlug gesprek met den kapitein, die den kijker nog eens voor de oogen bracht. Gaan jullie naar beneden jongelui, zei hij toen kortaf, - een andere keer mag je nog eens bovenkomen Verbaasd en doodelijk nieuwsgierig keken de jongens elkander aan, toen zij plotseling be- tnerkten, dat de machine opgehouden had te werkenToen sloeg de schroef met volle kracht achteruit en lag de Jaooba nagenoeg heelemaal stil. Nog grooter werd hun verbazing toen even later vlugge Inlandsche matrozen een stoomsloep streken, waarin behalve de kapitein, ook de tweede stuurman plaats ge nomen had. Snel schoot het vaartuigje door de golven en zette koers naar het eilandje waar Wlim het vlot had gezien. Een half uur tje later kwam de snelle sloep weer terug ge stoomd en tot groote verwondering der jon gens, zagen ze, hoe de tweede stuurman, ge holpen door een paar handige Inlandsche ma trozen een slap lichaam uit de op het dek ge takelde boot tilden. Voorzichtig droegen ze hun last naar beneden, in een der leege passa giershutten. Heb je hem gezien? vroeg Wim aan Henk. Ja, zei Bram, een lang, bleek gezicht met een zwarte baard en totaal verscheurde kleeren had hij aan. Wat zou er met die man gebeurd rijn? 't Was geen inlander Langzaam hernam de Jaooba haar vaart weer. Des avonds kregen ze alles haarfijn te hooren. De Europeesche ton en het Europeesche hout, waaruit het vlot was samengesteld, hadden zoowel de stuurman als de kapitein plotse ling in herinnering gebracht, dat er ongeveer twee maanden geleden een Engelsche schoe ner uit Singapore, op ongeveer deze hoogte met man en muis in een vliegende storm ver gaan moest rijn. Dit bracht mijnheer Schuitema op het idee, of zich Wellicht een schipbreuke ling op het kleine verlaten eilandje bevinden kon. Iiij meende bovendien flauw een vlag1 te zien wapperen tusschen de boomen, vlak aan het strand. Een stuk gerafeld goed aan een bamboe. Dit alles was voldoende reden, een sloep te strijken en eens poolshoogte te gaan hemen. Gelukkig maar. Op het eilandje, onder een der boomen aan het strand vonden zij een totaal uitgeputten vreemdeling. Een Engelsch- man, die van het vergane schip afkomstig bleek te zijn en daar sedert twee maanden als een Robinson Crusoê leefde. Alleen had hij het veel slechter, want noch wapens noch een trouwe Vrijdag had hij. Hij is de eenig overgeblevene 108. ,,Als die krokodillen blaar aljn met de cocosnoten voor one te kraken, zal ik je een paar lessen geven in hoogspringen, Robbie", zei de zeeman. „Prachtig," zei Bobbée. „Man* waar moeten we overbeen sprin gen 1" „Over dezen bamboestok natour- lijk," antwoordde Freddy, „Maar waar wil je 'm opleggen F wierp Robbie tegen, „We rooeitea eigenlijk ook ttokken b des grond slaan met gaffels or bovenop om de lat er in te leggen. „Do krokodillenBtaarten kunnen voor gaffel dienen, en dan kunnen we do bamboelat zoo hoog leggen ais we zelf willen," zei Freddy. „Let maar eens op". ^Tot Robbie's verrassing liet di zeeman nu de krokodillen h in stast ten omhoog houden, en daar legde hij de lat netjes tusschen m „Klaar!" nep Freddy, terwijl hij er over heen sprong. „Jouw beurt, Robbie!" van den schoener. Toen hij rijn verhaal gedaan had, viel de uitgeputte schipbreukeling in zwijm en nu ligt "hij beneden in hooge koortsen. Wel heeft men dadelijk na den ramp verschillende omderzoekingsreizgn gemaakt, maar het eilandje waar de arme man terecht gekomen is, is mis schien overgeslagen, vertelde de stuurman. Hoe Jiel ook rij, de eerste haven de beste moet hij onder behandeling. Jij hebt hem eigenlijk het leven gered Wim, want jij zag hem het eerst. Het zal jullie genoegen doen te hooren, dat de schipbreukeling behouden bleef en nu veilig en wel in Engeland woont. De drie jongens kregen een Engelsche brief met dankbare dankbetuigingen van hem, rijn vrouw en kinderen. Wim, Bram en Henk had den een heerlijke vacantie en konden toevallig weer met "dezelfde Jacoba naar Semarang. Ze kwamen nog dikwijls op den brug, maar von den gelukkig geen schipbreukeling meer. EINDE DOOLHOF Dit is een wedslrijd-doolhof. Ieder begint aan een kant en wie het vlugst het doel bereikt heeft, is winnaar. Natuurlijk mag je van tevo ren niet eerst probeeren, hoe je er het vlugst komen kunt, anders- is de aardigheid van de wedstrijd er natuurlijk af. Ieder neemt een lucifershoutje en dan telt Vader of Moeder tot drie en dan gaan de deelnemers aan dea gang. Misschien looft Moeder wel een koekje uil voor den winner en misschien... heeft ze ook nog een troostprijs voor den verliezer. Dus ie Ier aan een kant van de tafel en het doolhof tusschen jullie in. Eén, twéé.... ddrrie. KLEURPLAAT Kennen jullie die oud-Hollandsche legeljes die wel eens boven oude schoors eenen geme- seld zilten? Dit is er'een van. De hoofdkleur van het schilderijtje wordt dus blauw. Het is nu de kunsl, om met zooveel mogelijk blauw he plaatje toch levendig te maken. Dat fts lang niet gemakkelijk. Wïe doet t het mooist. ZOEKPLAATJE Oompie, zei een heel klein. nich!je van me. een nichtje van vior jaar, Oompie. maak Je nooit zoekplaatjes voor kielne kinderen? Natuurlijk keok WJ hw oen» verbaaed aan. dal Pop? Voor heele kleine kinderen, zei ze toen, voor kinderen van vier jaar? Toen begreep ik hnar. De anderen waren haar tot dusver blijk baar te moeilijk gowced. Daarom heb ik onw rec^wnres nu eens gevraagd een aoekplaatjê e teckeuun voor kinderen van vier jaar. In dil bassin, in deze gemetselde vijver, leeft een schildpad. Zoo nu en dan, als het mooi weer is en het zonnetje schijnt, komt hij uit hel waler en dan wandelt hij wat rond tus schen de planten en bloemen in de tuin. De •iviend van den luin is heel donkerbruin en hel schild van mijnheer schildpad is bijna van dezelfde kleur. Je bcurijpl, dal het dus niet ti jd gemakkelijk is hem ie vinden. Wie kan't >n cps en meisjes, die ouder zijn dan zes jaar li die al naar school gaan, mogen natuurlijk itie voorzeggen. Alleen als de kleintjes het hee- Lemna niel kunnen oplossen, mag je ze wat op streek helpen. Voor klrioa kUuUron? vraag ik, hoe btdoal je Jankte droog. De wolf die in een kwaad gerucht staat: In hei Hotel: Tien gulden per dag op de vier de é.age, dat i» niet goedkoop, Nee, maar tli de Amatel wast, blijft i hst

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1931 | | pagina 7