ONS JEUGDVERHAAL
DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE.
WIEGÊLING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1931. No. 34.
107
OP HET RANDJE AF....
Het vrachtschip „Jacoba" van de Koninklijke
Paketvaart Maatschappij lag op de reede van
Semarang en bewoog langzaam van links naar
rechts aan de strakgespannen ankerkettingen.
Om haar heen voeren de zware vrach. prauwen
aan, tot vlak langs haar zijde, aan stuurboord
Ratelend zakte gestadig de stalen kabel met de
leege sling in de prauwen, om met bijna even
veel lawaai weer omhoog te komen met een
vracht zware kisten of balen. De eene laad-
prauw na de andere voer van het groote schip
af. Boordevol waren ze langszij gekomen, leeg
gingen ze weerom.
Kapitein Brandes kwam van de brug af eens
poolshoogte nemen. „Schiet 't op Verschuur",
riep hij den tweeden stuurman toe, die bij het
groote open gat van het laadruim dienst had.
De stuurman tikte met zijn hand aan de pet
en knikte geruststellend en bemoedigend om-j
hoog. Uitstekend, dacht kapitein Brandes en hij
bleef even staan kijken, met zijn armen op de
breede leuning geleund.
Het was meester Holdert, de dikke eerste
machinist van het schip. Ook hij bracht zijn
ellebogen op de reeling en bleef vlak naast den
kapitein staande, naar omlaag zien, naar het
laden.
„Drie passagiers aan boord, deze keer, zei de
eerste machinist na een poosje,—dat gebeurt
niet dikwijls op de oude Jacoba. Dit kan een
gezellig reisje worden, tenminste als de drie
heer en van kaarten houden. „Zal wel, zei de
kapitein hoopvol, wie houdt er nu niet van
kaarten. „Nou, ik ken er maar genoeg, bromde
de meester en hij dacht aan de eerste stuur
man en de tweede machinist, die maar heel
zelden tot „spelletje" te bewegen waren. Hoe
laat komen ze aan boord? vroeg hij den kapi
tein. „Ze kunnen ieder oogenblik arriveeren,
antwoordde de Kapitein en hij haalde een pa
piertje uit den zak. Dit zijn de namen, ken jij er
een van? Meester las: Hr. de Moor, Hr. Karper,
Hr. Coenraad.
Coenraad? Coenraad? bedacht hij zich toen,
zoo heet toch de Resident van Sibolga?
Deksels, dat is waar ook, schrok de kapitein,
die aan de kleine hutten aan boord van zijn
vrachtschip dacht, nee-maar, die kan het tjooh
niet zijn? Wel—nee, natuurlijk niet, die zou wel
een betere gelegenheid hebben uitgezocht als
mijn ouwe getrouwe Jaooba.
Nou, je kan niet weten, zei de meester pla
gend, misschien heeft de Resident haast om
op zijn standplaats te komen en dan kijken ze
niet zoo nauw. Hij geloofde zelf ook wel geen
oogenblik dat Siboga's Resident aan boord zou
komen, maar hij vond het leuk den kapitein
eens een beetje in het nauw te drijven.
Kapitein Brandes keek zijn eerste machinist
eens onderzoekend aan en die kon opeens zijn
lachen niet meer in houden. De kapitein lachtte
mee. Daar had de meester hem bijna te pakken
gehad.
Het zal familie van hem zijn, denk ik zei de
kapitein toen. En voegjde hij er plotseling een
beetje korzelig aan toe, als het de Resident is,
dan kan ik er nog niets aan doen, mijn Jacoba
is maar een vrachtschip en niet berekend op
passagiers. Ze mogen blij zijn dal ze meemogen.
Rasta' Als ze maar kunnen kaarten, komt
alles in orde bromde de meester en volgde den
kapitein het dek af.
Vlak voor den eetsalon bleef de kapitein
slaan. Daar komen ze, zei hij, dat is het bootje
van kantoor met de passagiers. Hoewel het al
duister geworden was, had hij het vlugge mo
torbootje van zijn maatschappij toch nog kun
nen herkennen, met zijn heldere en beproefde
zeemansoogen.
Over een minuut of acht kunnen ze langszij
komen. Wil jij de heeren even on vangen Meej»
ter? Ik moet naar boven. En de daad bij het
woord voegend, klom kapilein Brandes het
steile laddertje naar de brug op.
mees1 er bromde iets, dat net zoo goed „'je"
als neen had kunnen hei eekenen en stak een
sigaar op, terwijl hij langzaam naar de scheeps
trap wenidelde. Nauwelijks echter had hij1 zijn el
lebogen weer op de hooge reeling geplant of de
i weede machinist kwam naar hem toe. Er was
iels niet in orde in de machine-kamer. De mees
ter ging met hem mee.
Zoo kwam het, dat de heeren Karper, Coen-
iaad en de Moor, alleen aan boord kwamen en
ontvangen werden door den Inlandskhen Hof
meester, die hun de hutten wees.
Een uur later stoomde de Jacoba van dfe ree-
de van Semarang weg, en kwam de meester met
zwarte handen en een vieze streep over zijn ge-
zicht het ijzeren laddertje van de machineka
mer opgeklauterd.
Als ze maar kunnen kaarten, bromde hij,
terwijl hij in zijn hut verdween, om zich te was
schen en zijn werkpak uit te trekken. Toen hij
klaar was, begaf hij zich aan dek en riep den
Inlandschen Hofmeester bij zich, die daar juist
passeerde. Zijn de toeans gekomen? vroeg hij.
Ja meester, zei de hofmeester.
Waar zijn ze? vroeg de eerste mahinist.
Op het voorschip, bij den boeg, zeide de hof
meester.
Op het voode meester stond sprakeloos.
Daar komen ze juist teruggewandeld, viel de
hofmeester snel in.
Nieuwsgierig draaide de meester zich om
Hoe groot de teleurstelling ook voor hem was
«oh angstig vast, maar gelukkig
bleef het vastzitten, toen het den
top bereikt had, en *oo moest Mu
riel wel naar beneden komen. Zij
draaide een beetje rond om te zien,
wat er gebeurd was, maar deed geen
poging om de kinderen naar be
neden te helpen.
„Ik aal Ivy maar eens roepen,"
«ei Topsy, „anders komen we nooit
beneden." Gelukkig was Ivy niet
ver weg, en spoedig had se de kin
deren uit hun benarde positie be-
Wtjd.
Freddy Vrijdag had een wagentje
gemaakt, dat door de lepelaars kon
worden getrokken en Robbie en
Topsy hadden een heelen dag ple
«er, met sioh langs het strand te
laten rijden.
Muriel tarok, omdat ze den wed
strijd met Madge gewonnen had, et
Robbie dacht, dat se vlugger zou
vliegen dan Madge.
Maar op een dag vioog Murie.
over een rote, er niet aan denkende,
dat dj 900 wagentje achter gich
aan had.
Zoo reod hel karretje tegen de
rote op. Robbie en Topey klemden
plotseling rolde zijn zware lach over het dek.
Voor hem kwamen drie jongens aangewandeld
van twaalf tot veertien jaar. Ben jullie mijn
heer Karper, Coenraad en de Moor? vroeg hij
en loen de verbaasde jongens toestemmend
kniklen, lachte hij nogeens zijn daverende en
bulderende lach. Toen hij een beelje bedaard
was vroeg hij: Wie van jullie heet Coenraad^?
Ik mijnheer zei Bram Coenraad en keek den
meester lachend en vragend aan.
Ben jij familie van Resident Coenraad van
Sibolga? vroeg de meesier.
Dail is mijn vader, zei Bram.
Zoo, zei de eerste machinist, en Bram, hoe
•bevalt je je hut? O, leuk, zei Brain.
Snel nam de meesier den Hof mees'er obzij
Ga naar toean Kapitein en zeg hem uit mijn
naam, dal mijnheer Coenraad uit Siboga zijn
hut erg leuk vindt. Nu vertelde de meester,
hoe de kapitein en hij gedacht hadden, dat ze
drie echte, groote, heeren, aan boord verwacht
hadden en hoe ze gehoopt hadden dan een ge
zellig partijtje te zullen kaarten. De kapitein
weet nog van niets, die zal ook wel verbaasd
zijn, als hij hier drie jongens vindt. En op
nieuw lachte de meester dat hij schudde. Bram
en zijn vrienden lachten hartelijk mee. Het was
dan ook een situatie.
De vriendschap met den meester was gauw
gesloten en hij beloofde de jongens dat ze den
volgenden dag eens mei hem meemochten naar
de machine-kamer.
Wie zijn jullie, vroeg hij aan de twee anderen
(Wordt vervolgd.)
Zoekplaatje: Deze Oina heeft een Opa. Wie
kan hem vinden? 't Is een grappig zoekplaatje.
ZUSJE's VRIEND
Dit kleine meiske, denkt Fidel,
Heeft niemand om ineo te pralen.
Niemand die er op haar pasl,
Ik zal haar niet verlaten.
En als klein Zusje tegen hem brabbelt,
Vreemde woordjes en klankjes,
Knipperen de oogen van Fidel
En wuift zijn staart bedankjes.
Want hij v.erstaat klein menschje best,
Zij zegtDag lieve hond.
Dan kijkt hij even schuin omlaag,
Naar kindjes zachte mond.
Rolt de bal te ver soms heen,
Fidel brengt hem terug.
Dan brabbelt zusje woordjes klein,
Haar vriendje kwispelt vlug.
En dat beteekent: Lieve schat,
Voor jou doe ik dat graag.
Voor jou, die lieve woordjes zegt,
Volbreng ik iedeire vraag.
Moet kleine kindje straks naar bed,
Fidel gaat zachtjes mee.
Hij legt zich languit op den grond
En sluimert ziels-tevlree.
ZOEKPLAATJE.
Van ouds-her zijn de zigeuners bekend, bo
roemd bijna, om hel waarzeggen dat zij deen.
Dli is het portret van. een van de beroemdste
voorspellsers. Ze is daar juist bezig Iemand de
toekomst le voorspellen.
Er staat niets op haar gezicht te lezen en
dat is een teeken, dal het een „echte" waar
zegster is, want die bleven altijd even onbe
wogen bij al het geluk en ongeil uk dat cij aan
anderen hebben mede le deelen.
Toch kunnen wij wel te weten komen, wat
zij te zeggen heeft. Waar het over gaat. Daar
heeft onze teekenares, die hèt portret schilder
de, wel voor gezorgd.
Op zoek dus. Wat zou het zajn? Ongeluk?
Ziekie? Armoede? Of... Gezondheid. Rajkdom
Geluk en Voorspoed.??
Wie is er nieuwsgierig naar?
Vraag, neen, zoek het dan bij dezen waar-
zegser.
Cliecnl,.Ik wil schadevergoeding van de
Tramweg Maatschappij.
Advocaat: Hoe is het gebeurd".
Oliën „De tram was een half uur le laat en
mijn vrouw wou het niet gelooven.
Kleurplaat: Dit mooie Chinee<che bord moet
(gekleurd worden. Met Cbincesche kleuren. Dus
geel, licht—rood, blauw, licht—groen an
I Als het eenmaal klaar tegen den muur hangt,
rol je wat blij 4% met je werk. Maar dan moet
bet ook keurig netje* gedaan rijn.