ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOÊ, WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 7 AUGUSTUS 1931. No. 31. SPIJT. Voor hij het eigenlijk wist, had Kees „neen" gezegd. Waarom eigenlijk? Hij kon net zoo goed vanavond zijn huiswerk doen. 't Wlas wel veel, maar dan maar een beetje meer vaart er achter en dan kwam hij net zoo goed klaar. Ineens moest hij Weer aan het gesprek met mijnheer Honing denken. Het zou toch wel heel erg ver drietig zijn, als hij dit jaar niet op deH.B.S. zou kunnen komen. Vader en Moeder rekenden er vast op. Eigenlijk gezegd hijzelf ookHé, hij (had er niets geen zin in en met een zuur ge zicht schoof Kees op zijn kruk en sloeg zijn boe ken open. Lamme boel...... Hoeveel kubieke me terbegon de eerste som, Verder kwam hij niet, Want plotseling -klonk buiten de roep van een kwartel. Dat kon niemand anders zijn dan Wim Anker, dat was zijn rioep. In een Wip stond Kees voor het raam en leitode er uit Hallo Kees, riep Wim naar boven,— ga je nog mee? We hebben een reuze spelletje be lli acht joh? Neem je boog mee en je twee revolvers! Ik kom, riep Kees naar beneden. Vergeten waren de kubieke meters en de goede voornemens. Een halve minuut laten liep bij met Wim Anker den weg op naar de wei. Zij speelden dien middag „roovertje" Zoo echt mogelijk, had Jan Dekkers gezegd,—We pakken elkaar echt aan, het eenige wat niet mag is slaan, verde!r.is alles geoorloofd. Wor stelen, Wegloopen, iemand met de revolver in bedwang houden en zoo voort. Jan Dekkers, die de grootste en sterkste van liun drieem Was; was de vluchtige bandiet en Wim en Kees waren de detectieves, die hem op 't spoor waren. Tothonderdte llen, zei Jan, dan hebikgiele- genheeid om te vluchten. Daarna moeten jullie mij gaan opsporen. Oogen dicht! Wim, tellen! W5m fcegon: Dien— twee—drie.... De twee detectieves deden de oogen open. Geen spoor viel er fneer van de vluchteling te bemerken. Behoedzaam slopen ze achter en door de strui ken heen, die langs de wei stonden. Hoe ze ook zochten en speurden, geen Jan Dekkers. Langs den rand van de sloot aan de andere zijde van het weiland, stonden een rij knotwilgen. Daarin had Jan Dekkers, de voortvluchtige tuchthuis boef, zich een gemakkelijk plaatsje gezocht, tusschen het frissche en lichtgroene gebladerte en lachte de twee zoekende detectieves in zijn eentje een beetje uit. Hoe voorzichtiger zijn achtervolgers slopen en zochten, hoe meer ple zier Jan Dekkers had, die natuurlijk van uit zijn hooge zitplaats precies kon nagaan en zien, wat de twee politle-'mannen uitvoerden. Hoe ver baasder het gezicht van de twee speurders werd over het spoorlooze verdwenen van den vluch teling, hoe meer Jan Dekkers zich moest goed liouden, niet in schaterlachen uit te barsten. Eindelijk besloten de twee zoekers uit elkaar te gaan en ieder op eigen gelegenheid do ach tervolging voort te zetten. - Ik geloof, zei Wim Arend, dat de vluch- teKi^ tusschen de biezen van de sloot verbor gt a moet liggen. Daar, die hooge bosch daar rei hls. Dat is geloof ik het plekje dat Wij nv-rien hebben. Ga jij nou links, dau trek ik redits om een dan kan hij ons niet ontsnappen. ian Dekkers zag, hoe Wtimi voorzichtig, dek- ki-v zoekend achter struiken en hooge biezen, naar de aangewezen plek toetrok. Zoo deed ook K-es van den anderen kant. Bij het bosch je ingekomen, Werden de beide zoekers nog v< orzichtiger en langzaam traden ze vooruit, 'erwijl ze zachtjes en stilletjes de biezen opzij luwden Wiim en Kees schrokken verschrikkelijk, toen ?j, bij hel opzij berngen der laatste biezen, die hen van elkaar scheidden, plotseling met ver- raasde gezichten, op geen twee centimeter van elkaar verwijderd, tegenover elkander lagen. Wel verdraaid, riepen ze bijna allebei te gelijk en hun gezichten toonden de grootste v rwondering, want ieder van hen had gedacht, ilat zij Jan Dekkers zouden tegenkomen. Nu kon Jan, die er bijna vlak boven in zijn knolWillig naar had zitten kijken het niet lan ger bolwerken en hij proestte het schaterend uit. Nu was hij natuurlijk verraden. Met een -prong was hij uit den boom en wilde het op een loopen zetten. Maar de woedende politie mannen waren te lang getergd. Zij vlogen op hem af en er ontstond een geweldige worste ling, die wel drie minuten duurde. Toen moest Jan Dekkers zich gewonnen geven. Het was een geweldige middag geweest en dood-moe en mei rood-opgeWonden en verhitte gezichten kwamen de jongens van de weide te- ruggeloopen. Kwam hel van 't buitenspelen? Van het hardloopen en worstelen misschien? Kees wist het niet, maar toen hij na tafel op zijn kamertje kwam, om aan het véle school werk te beginnen, besefte hij plotseling, dat een vreesdij ke vermoeidheid over hem kwam. Hij kon zijn oogen bijna niet openhouden. Met een wanhopig gevoel begon hij aan zijn som- toen. Maar hoe hij zich ook trachtte in te span nen, van werken kwam dien avond niet veel 'meer en het uit 't hoofd leeren, ging nog slechter. Hij moest gedurig gapen en zijn hoofd voelde zoo zwaar als lood aan. Of het ongeluk zoo wilde, Kees kreeg den volgenden dag voor bijna elk vak een beurt en ide resultaten waren bedroevend natuurlijk. Mijnheer Honing kreeg een diepen rimpel lus- schen de oogen en schreef zonder iets te zeg gen een brief aan Kees' vader, toen de kinderen later aan het opstel bezig waren. Terwijl mijn heer Honing aan het schrijven was, zat Kees te verzinnen, of hij geen onderwerp vinden kon, om een opstel over te schrijven. Het kon bijna niet anders: zijn opstel kreeg den titel van „Spijt" en het was een verhaal van een jongen, die zijn goede voornemens had laten zakken en die gezwicht was, voor de verleide lijke uitnoodigtog van zijn kameraden om te gaan spelen. De jongen moest naar de H.B.S, Gelukkig kwam hij op tijd tot inkeer en werkte sedert als een paard, om er toch maar te komen. Toen hel tijd was, om de opstellen in te leveren, zei mijnheer Honig: Kees Verdonk, laat eens zien, wat je nu wel van je opstel gemaakt hebt. Is dat net zoo fraai als de rest? Kees gaf hem het opstel In de handen en mijnheer Honing begon te lezen. Na schooltijd blijven, zei mijnheer Honing tegen Kees en gaf het schrift terug. Toen begon de geschiedenisles en het was of Kees de jon den igeWorden was, uit zijn eigen verhaal. Ingespannen luisterde hij naar de les en mijn heer Honing behoefde hem dien middag niet éénmaal tot de orde te roepen. Na school, toen alle leerlingen Weg waren en Kees alleen In de klas achtergebleven was, kwam mijnheer Honing bij hem staan en zei: Ik heb je opstel gelezen Kees. Meende je dat werkelijk van dien jongen? Is hij heusch van 104. Ivy'a lievelfagü®pel wae crocket* en tenslotte wiafc m Freddy te overreden een orocteeteped voor haar te maken. Freddy atuurde Robbie uit, cm aan het strand grooie ronde ie2elateen&a te zoofeoo, osn &1« ba!!en te dienen. ,,Zoo rond, als je so maar kunt vinden,'' riep hij bean nog aehter- .a, „geen eieren of aardappelen". Toe begon bij d* hamers te maken, die hij aan Ivy liet »en. „Doen de ww^dmanijetje* ook meet" vroeg d&to. „Toch eeker niet, hét" „Zeker, se doen ook mee," ad Freddy grinnekend. Ma toen Ivy zag, hoe de aardmannetje® op han den en voeten gingen «taan, et hoe Freddy ze gebruikte vooa boogjes, kon se niet meer van hei lachen „Ik verwonderde me er ook ai over, hoe je aan boogjee jkw kooien, zei ze tenslotte. „Ik ook,' zei Topsy, „maar ifc had no i' e- 'acht, dat het levende zouden zijt. plan flink zijn best te gaan doen en alle krach ten in te spannen om er te komen? Ja mijnheer, heel zeker, antwoordde Kees flink en aan zijn gezicht was duidelijk te zien, dat hij het meende en er voor instond dat alles gebeuren zou zooals hij beloofde. Je hand erop? vroeg mijnheer Honing. Mijn hand erop mijnheer, ik beloof het li. Eu <le groole en kleinere hand sloten in el kaar. Het sperekt vanzelf dat de brief aan Kees' vader in de prullcmand verdween. Kees hield Woord en kwam da zelfde jaar nog op de Hoogere Burger School. Nooit heeft hij dat opstel kunnen vergeten, dat hij eens schreef. In zijn la!ere leven was de gedachte daaraan ge noeg, hem van ondoordachte of overijlde be sluiten te doen afzien. KLEURPLAAT Hoe vinden jullie deze kop? Is dat geen aar dig voorbeeld om Ie kleuren? Als je er twintig tellen naar kijkt, moet je vanzelf lachen, "of je wilt of niet. Bewaar hem dus goed en gebruik hem op regenachtige dagen, als je Vader en M veder Juist het verbod om buiten te gaan spe len, li ebben toegesproken. Hoe zuur je gezicht «Kil; zijn zal, twintig lellen voor de clown en je - eer la -hen. Is dat geen onbetaalbaar me- i ijn. ZOEKPLAATJE Je kun! het probeeren, had Vader gezegd, Maar veel kans zul je niet hebben. Visschen is niet ieders werk. Maar Jan had al zoo dikwijls staan kijken inaar de hengelaars langs hel riviertje, dat hij het toch eens probeeren wilde. En wereklijk, hij was zoo gelukkig, dat er tot twee maal toe een visch aan zijn haak Dengekle Il'ij was dan echter zoo gehaast den buil /tonnen e halen, dat hij in Zijn ruwheid zoo oei de hengel opirok, dat de visch er weer afvloog. Hel ergste vond hij niet eens, dat hij nu geen visch zou hebben, maar dat de men- sclien hem niet zouden gelooven misschien dat er t wee visschen aan zijn hengel hadden geze ten. Toch waren de visschen niet in het water gevallen. Hoe hij ook zocht, hij kon ze niet vin nen. Een van jullie misschien? DOOLHOF Ziezoo, zei boer Krimpen legen zijn vrouw, nu zullen wij voorloopig geen last meer van die gas!en hebben. Voor alle muizengaatjes die ik vinden kon, heb ik een s:evig en di:< plankje gespijkerd. Ook de gaa jeé in het behang heb ik weer dichtgemaakt. Wel te rusten. Wel te rusten, zei vrouw Krimpen en een kwartiertje later waren ze beiden in een die pen slaap gedompeld, want boer Krimpen en zijn vrouw werklen overdag heel hard op het land en in de broeikassen. Toch bleek, dal er den volgenden dag van de kaaa geeooept wax, door kleine echerpe inuken- tandjes. Hoe is dat nu mogelijk? riep boer Krimpen boos uit. Ik heb toch alles flink dichtgespijkerd. Maar (wee gaatjes had hij vergeten in de keuken, waar er in het geheel vier waren. Een ervan A\as dichtgespijkerd, voor het andere was een mu zen val neergezei. Maar de twee gaatje» otn-uer de aanvecht in het keukenkastje waren overgeslagen, want die had boer Krimpen niet gevonden. Toch was het voor de muizen een heele toer om bij de kaas te komen. Ziet een van jullie er kam voor?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1931 | | pagina 7