ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 10 JULI 1031. No. 71. DE VERRASSING. Het was twee weken later en van mevrouw Voldert kwamen de beste en vroolijkste be richten, die ze zelf schreef. De kinderen waren weer heelemaal op hun gemak geraakt en zagen alleen nog met verlangen uit naar den dag Waarop ze met hun vader naar haar toe zouden gaan, om dan verder Weer in hun eigen huis te blijven. Mevrouw Voldert zal dan heele maal genezen zijn. JEen kwestie van een dag pf tien nog, had de dokter gezegd. Een dag of tien. Over tien of elf dagen zou Vader's schip (bok in Holland zijn. Heerlijk. Ik heb nog vergeten te vertellen, dat dit allemaal in de groote vacantie plaats vond, zoodat er geen moeilijkheden waren, wat de school betreft. Anders hadden Kees, Jan en Anneke, misschien zelfs de kleine Peter, nog in den Haag op een heel vreemde school moe ten gaan. Nu echter konden ze spelen en wandelen aan het mooie strand van Kijkduin, waar Tante Tine en Oom Karei nog geen half-uurtje van daan Woonden. Je begrijpt dat ze hun hart ophaalden. Ze zagen zoo bruin als turken. Anneke net zoo goed als de drie jongens. 't Was een mooie heldere dag en de lucht stond zoo sfrak als een zeepbel, zonder dat er een wolkje te zien was. Ja-toch. Twee of drie kleine Wolkjes dreven over de zee weg. De zon brandde op het strand en de frissche zeeWind woei het viertal om de ooren. Ze hadden een soort „eigen" plekje uitgezocht, ver van de andere menschen af, bij een hoog duin. In het begin hadden we eens andere kin deren met hun meegespeeld, maar de bazige manier Waarop Kees tegenover hun optrad, had ze Waarschijnlijk al heel spoedig verveeld en zoo Waren ze, den een na den ander (weggebleven. Voor Anneke, die het natuurlijk prettiger vond met meisjes te spelen, was het erg onplezierig geweest en daarom was ze maar met de andere kinderen meegegaan. Jan en Peter, hadden ook aardige vriendjes ontdekt bij de vreemde jongens en speelden dikwijls met hen. Misschien begreep Kees Wel, dat de schuld bij hem lag, als de anderen zich van hem af keerden, maar hij wilde het dan blijkbaar niet toegeven. Eens op een middag maakte hij er zich zoo boos over, dat hij notabene Jan en Peter „verbood" met de andere jongens en meisjes te gaan spelen, als hij met hun naar het strand ging. 't W!as jammer dat Oom Karei er niet bij was, want die zou Kees zeker eens hartelijk om zijn bazige manier van doen heb ben uitgelachen en de kinderen de volle vrij heid gegeven hebben, te spelen met wie zij wilden. Maar oom Karei was er niet bij en Jan en Peter torsten niet goed tegen hun groote broer op. Kees deed rijn best het de broertjes recht naar den zin te maken. Hy bedacht tel kens nieuwe spelletjes en het was een vroolijk drietal broers, dat daar door het mulle zee zand rolde en stoeide. Plotseling kwam er een kleine dreumes aan- loopen. Een vriendje van Petertje zeker, want hij kwam recht op Peter toe en vroeg: Ga je mee spelen Peter? Peter keek vragend naar Kees en er kwam een zeker verlangen in het kleine gezichtje. Neen, Peter blijft hier spelen, zei Kees Woedend dat Peter liet blijken toch wel veel voor het kleine vriendje te voelen. Waarom? vroeg de kleine vreemde jongen. Omdat ik het zeg, zei Kees, en maak nou maar gauw dat je wegkomt, brutale aap. Gauw, zeg ik. In zijn drift gaf Kees het man neke een duW, dat huilend voorover in het zachte zand viel. Het deed geen pijn, maar het kereltje huilde natuurlijk om de barsche en ruwe behandeling, waar hij van schrok en bang voor was. Meteen stond daar evenWel een groote jon gen naast Kees, even groot als hij en waars- schijnlijk even oud. Zeg es, lafaard, Wil je met je handen van dat kleine kereltje afblijven? Wlat deed de klei ne jongen, eigenlijk, dat je hem zoo ruW weg duwde. Dat gaat je niets aan, zei Kees, en heb je goed verstaan? Zei je niet dat ik een lafaard was? Ja zeker en een groote lafaard, zei de jongen. Ik sta er eigenlijk op te Wachten, of je den moed zou hebben, mij ook zoo'n duiW te geven. Wat denk je Wel eigenlijk? Dacht je misschien, dat je hier iets te vertellen hebt? Over niemand versta je? Mijn broertjes mogen niet met hem gaan spelen, zei Kees nijdig. Van wie niet? vroeg de vreemde jongen, van jou niet? Zeg es even, daar heb jij niets over te vertellen, begrijp je dat? JouW broer tje is een vriendje van dat vriendje van mij en daarom zal ik voor hem opkomen. Zeg nog eens, dat hij niet met de kleine Tom mee mag gaan, dan zal ik je Hij mag niet metmaar verder kwam Kees niet, want de jongen tegenover hem had hem een klap op den mond gegeven en groep hem toen aan Wbedend roldien rij in het zand en vochten met armen en boenen en alles tegelijk. Jan en Peter begonnen te huilen. Zoo hadden ze hun groote broer nog nooit in het zand zien bijten. Eindelijk lag Kees onder zijin aanvaller, die hijgend op hem zitten bleef. Mag Peter met Tom gaan spelen, ja of nee, beet hij Kees toe, Neen, huilde Kees bijna. Lafaard, zei de jongen en gaf den over wonnene een fermen klap om de ooren. Mag Peter met Tom gaan speEen zwa re mannenstem klonk in eens naast hun op. Wat is er aan de hand? vroeg oom Karei. De vreemde jongen stond op en vertelde in geuren en kleuren wat er gebeurd was. Oom Karel's gezicht begon hoe langer hoe vroolijker te staan en ten slotte barstte hij in lachen uit. Hij gaf den vreemden jomgtem een stevigen hand en zei: Jij bent een flinken vent, hoe heet je? Piet Timmer zei de jongen. Jij bent een flinke vent, Plet Timmer, Het spijt me voor Kees, maar ik moet je groot ge lijk geven. Natuurlek mag Peter spelen met wie Wj -wil en Jan ook een Anneke ook. In ieder geval is Kees Wel de allerlaatste die daar over te beschikken heeft, liet hty er streng op volgen. Als de andere kinderen er niet voor voelen, met „mijnheer" Kees te spelen, zal dat wel hoofdzakelijk zijn eigen schuld zijn. Hoe Vreemd het ook klinken moge, Kees' bazigheid was sedert dien middag nagenoeg heelemaal verdwenen en wat misschien nog vreemder isPiet en hij werden groote vrien den. Voor hun leven lang. Mevrouw Voldert kwam sterk en gezond tus- schen haar kinderen terug en zij gingen een heerlijken tijd tegemoet. Het spreekt vanzelf, dat Kees niet meer de baas was ln huis en daar was niemand zoo blij om misschien als hijzelf. Iedere zomer-vacantie komt Kees bij Piet of Piet bij Kees logeeren. Gevochten hebben ze na dien eenem keer nooit meer, tenminste niet „meenens". Dik wijls genoeg natuurlijk, als rij speelden, Indi- a Is dit geen grappig plaatje? Wat staat die koe mooi stil, vindt je niet? Maar je kunt zien, dat de schilder begrijpt, dat het dier niet zoo héél lang stil zal blijven staan. Fluks heeft hij zijn ezel en het doek opgezet. Hij gunt zich niet eens den tijd, zijn veldstoel tje onder zich ineer te zetten. Vlug, vlugger dan Kriewelijntje Goudboord was een. heel jong kevertje. Nu lijken kleine kevertjes in één 'ding iheel erg op kleine menschen, ze zijn {Vreeselijk eigenwijs soms. Moedertje Goudboord Woonde met haar familie tegen den onderkant van een mooi gaaf boomblad, dat een prachtig uitricht gaf over de Weide. Als ze zoo bij elkaar zaten op mooie zomersche avonden verleide zij haar kleintjes van de groote wereld waarmede zij spoedig ken nis zouden maken. Zij verleiden van de pretUffe vluchten naar het bascb in vin d* heerlijke bloemen die «r bloeidwi. He: meest en hei langst echter kon ze vertellen van de vele gevaren, tile Jonge kevertjes bedreigen kun nen, Wanneer zie zoo voor het eerst in de we reld kwamen. De meest gevaarlijke en onbarm hartige vijanden van het keverkolk zijn de kikkers, vertelde ze. Die slaan een lange tong ,uit, waar je aan kleven blijft en dan haalt zoo'n onaier je met een floep naar binnen. Denk er dus good om zei Moedertje Goud- boord dat je voorloopig nooit aan den. water kant komt want, daar leven die monsters bij dorijnen en ze stak waarschuwend haar eerste rechterpootje op. Maar jawel Krlewelijntje die de grootste was van de broertjes en zusjes vond dat Moe der toch wel een beetje al te angstig was aangelegd. Toen zij op een goeden keer uitge vlogen 'was begon Kriewelijn je zijn tocht; over de Weide en kwam zonder dat hij het wist vlak aan den slootrand. Nauwelijks had hij er een tien tellen rondgjekropen of daar stak al een kleine kikker rijn kop uit het water. Wat schrok Kriewelijntje? Hij viel bijna van het grashalmpje af waar hij nu, zoo snel mogelijk tegenop probeerde te komen. 01 Was bij maar aantje of roovertjeDan Won Piet het niet altijd. Maar dat Was dan ook het prettigste. EINDE. vlug moet hij aan het schilderen. Jongens en meisjes. Vlug uil knippen en aan 't werk, dadelijk beweegt de koe zich en dan moet je weer opnieuw beginnen. Denk je er om? EERST opplakken, dan pas ■uitknippenMaak voort. Vlug. weer thuis 1 Zijn vleugeltjes dorst hij nog niet e gebruiken. Als hij in het gras viel op den ^ron.. dan zou de kikvorsch hem zóó bereikt hebben. Wat Was de weg naar omhoog moeilijk lang al die sprietjes die klris en kras door el kaar groeiden. Soms kwamen ze tegen elkaar aan en dan kon Kriewelijntje van het eene glras- sprietje op het andere komen maar soms ook tonden, ze van elkaar af en dan was het on mogelijk voor hem op de andere grass tengels te klimmen. Je kun: op het plaatje goed rien bty a, gaat :-.ct b,v. heel goed r?aar van sprietje c naar tprleijc b is een onmogelijkheid want die -man van elkaar af zooals je duidelijk zien kunt. 1 Maak toch voort Kriewelijntje. Als zoo meteen de lange kleverige kikkertong uitslaat zit je er aan vast en dan is het met je leventje gedaan. Dan zal moedertje Goudboord tever- geef sch op je terugkomst blijven wachten. Stou terd. Verschrikkelijke stouterd, dat je daar bent. Zie je nu hoe het met ongehoorzame en eigenwijze kevertjes afloopt? Gelukkig zijn er nog menschenkindereii die je helpen Willen en je den weg zullen leerem voordal het jonge kikkertje Witbuikje Kroos je op zal slokken. Boven de grashalmen hangt tiet blad-huis van de familie Goudboord, jongens en meiskes. Ach, red Kriewelijntje. Denk aan het ver driet dat je eigen moedertje zou hebben, als je nooit meer thuis zou komen. Opgegeten b.v. loor... een krokodil. O, hoe verschrikkelijk Niet aan denken. Help Kriewelijntje vlug. Het -diertje beeft van zenuwachtigheid en dadelijk valt het nog achterover vlak voor Witbuikje in het water... 100. Freddy Vrijdag toonde Robbie en Topsy, hoe een reddingsgordel ge bruikt moest worden, om te voor komen, dat iemand in zoe verdronk. Hij had twee reddingsgordele van het schip gehaald en Robbie en Topsy beproefden ze beiden. „Laat ons rra eens probeeren, erf we de kat er een aan kanoën doen," *ei Robbie. ».Dc vind, PoRy ken ze wel beiden bebbeo, wndal m eoo lang k," eeemM, Mj de HM m ÜB oca dead, DOOLHOF Meer Polly kwam te dicht bij den rend van de rota en rij verloor haar evenwicht. Voor Freddy haar kon bereiken, rolde ze nat» beneden op de reddingsgordela, die er als een paar autobanden. Topsy slaakte een kreet. „Oh, arme Polly", riep ee vee- slagen uit. Polly is gered, soodra se de zee bereikt," sei Freddy. „Dan sol je eens rien, hoe de reddingsgordela iemand drijvende houden." KLEURPLAAT.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1931 | | pagina 7