ONS JEUGDVERHAAL
DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOÊ
„Ja, we rallen beiden )e
WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG S JULI 1031. No. 26.
DE VERRASSING.
Denk niet dat het iets prettigs was, de ver-
rassing, die Kees Volders onderging. Het was
meer een verbazing, iets waar hij niet op gere
kend had. Maar laat ik niet op het verhaal
vooruit loopen, oordeel zelf maar eens.
Kees Voldert was in den grond van zijn hart
geen onaardige of slechte jongen. Hij had een
helder hoofd en leerde uitstekend. Zijn vader
was Off ieder bij de koninklijke Marine en maar
enkele weken van het jaar thuis. Kees was erg
trotsoh op zijn vader, van wien hij erg veel
hield. Hij was de oudste van de vier kinderen
Voldert, Kees, Jan, Anneke en Peter. Zijn moe
der was een zachte lieve vrouw, die dikwijls
nogal ziekelijk was en daarom niet bijzonder
sterk. Zoo kwam het vanzelf, det Kees, toen hij
ouder wend. zich bij afwezigheid van zijn Va
der, als hoofd van het gezin ging beschouwen.
Aan tafel zorgde hij voor kalmte en rust als
Moeder hoofdpijn had en geen drukte kon ve
len. Hij was het, die met Peter naar den
tandarts ging, omdat het kleine ventje er zelf
niet dapper genoeg voor was. Hij hielp Anneke
en soms Jan, met moeilijke sommen of het
opzoeken van vreemde plaatsen op de atlas.
Dat was allemaal heel aardig en flink van Kees,
maaren dat was jammer, hij begon
bazig te doen tegenover de kleintjes en dikwijls
iook tegen andere jongens op school. Het
spreekt vanzelf, dat de'groote jongens uit zijn
klas, die daarvan niet gediend bleken, het hem
ongezouten vertelde. Het was ^'trouwens al
meermalen gebeurd, det ze Kees bij verschillen
de dingen niet gevraagd hadden, mee te doen.
Er was een voetbalclub opgericht en men had
iKees niet gevraagd om lid te worden. Zelf vra
gen om lid te mogen Worden, wilde hij ook niet
in zijn misplaatste trotsch en het gevolg was,
dat Kees niet meevoelbalde.
Ik heb al verteld, det Kees geen onaangena
me jongen was. Hij was werkelijk dikwijls
heel lief voor zijn broer! jes en zijn zusje, waar
van hij trouwens erg veel hield. Maar omdat hij
gefwend was zoo'n beetje over hen te vaderen"
gebeurde het meermalen dat hij don baas over
hen speelde. De kleintjes vonden dat natuurlijk
heelemaal niet plezierig en kwamen dikwijls te
gen hem in opstand. Dan kon Kees zich zoo
boos maken, dat hij zich vergat en dezen of
genen een draai om de ooren gaf in zijn drift.
Huilden ze dan dan schrok hij zelf van wat hij
gedaan had, omdat hij niet graag zou willen
dat moeder door de huilende kleint jes zou wor
den lastig gevallen. Uit vrees, dat ze naar haar
toe zouden loopen, om hun beklag te doen,
dreigde hij ze dan ook nog, door te zeggen:
Pas op, als je er Moeder iels van laat merken
hoor, dan krijg je inogeens zoo hard en zooveel.
Daardoor kwam het, dat eigenlijk niemand
van de groote mensdhen wist, hoe Kees weleetns
Voor zijn broertjes en Anneke was.
Aan den anderen kant kon hij weer zoo aar
dig met hen spelen en zooveel voor hun over
hebben, dat ze toch veel van hun grooletn broer
hielden. En. Werkelijk ,ik geloof zeker, dat de
kleine Peter bijvoorbeeld, Kees minstens net
zoo gewichtig vond als de Vader van het gezin
Voldert. Tot op een goeden dagmaar
daar zou ik bijna weer een heeleboel overslaan.
Mevrouw Voldert was ziek en ditmaal zoo
ernstig, dat de dokter het noodig gevonden had,
'haar in een 'hospitaal ter verpleging te laten
opnemen. Het huis zou gesloten worden en de
kinderen zouden vo« -nv^en tijd uit logeeren
gaan bij een broer van mijnheer Voldert., die
in den Haag Woonden. Dat was een droeve dag
toen mevrouw Voldert van haar kinderen af
scheid nam, om maar het ziekenhuis te gaan.
De kleintjes huilden hun oogjes rood en ook
Mevrouw Voldert liepen de tranen over de wan
gen. Gelukkig had ze de geruststellende we
tenschap, dat haar viertal in goeden handen
achterbleef bij Oom Karei, die hun zou mee
nemen naar den Haag.
De koffers stonden gepakt in den gang en op
het afgesproken uur reed de auto voor, die
Oom Karei en zijn logees naar hel station zou-
brengen. Kees Was heel stil onder den rii_in den
auto, evenals later in den trein. De kleine Peter
was niet van zijn sChoot1 te slaan en hikte
'elkens van verdriet, op reis te zijn zonder zijn
Moedertje.
Oom Karei had Anneke op den schoot geno
men en vertelde honderd-uit over allerlei
dingen waar ze langs reden en die ze buien op
land zagen voorbijdraaien. terwijl de trein in
vliegende vaart inaar den Haag stoomde. Ook
vertelde hij zijn neefjes en nichtje nog, dat hun
Moeder niet ernstig ziek Was. Ze moest alleen
volkomen rust hebben voor een paar weken en
dat kon ze nergens anders zoo goed hebben
als in het ziekenhuis, Waar ze goed ver-
pleegd zou worden en men uitstekend voor
haar zou zorgen.
Je zult eens zien, zei hij, hoe flink en
sterk je moedertje weer Is als jullie haar
99
Freddy Vrijdag «ei tegen Robbie
en Topsy, dat het tijd werd, dat zijn
haar eena geknipt werd, toen Loetje
en Lout je sioh op het «trend bij hen
voegden.
Freddy vroeg Loetje, erf hij in
«taat was zijn haar te knippen.
„Denk je, dat het gaat, Loetje F*
rroeg hij. „Er ii moet je weten, op
het geheel# eiland geen barbier te
vinden."
k<lOAZLt Am uan..
„lk had wel kunnen raden, dat je
het samen doen wilt," zoi Freddy.
„Wel, haal je kam en schaar maar
en ga je gang. Dan zal ik zien, wat
wat je er van terecht brengt.
De tweelingen verzochten Ivy hen
een tafellaken te geven, om het om
den hals van den zeeman te binden
en terwijl Loetje Freddy's haar met
de kam bewerkte, hanteerde Loutje
de schaar.
„Nu, doen ze het goed?" infor
meerde Freddy.
„Ze doen het heel goed," prees
Ivy.
over een tijdje weer terugziet In dien tijd
is vader dan ook weer in het land, en dan
houden we feest. Nou daar kun je van op aan
hoor. Feest houden we dan. Naar den Dieren
tuin. naar de kermis.. Hé Kees. Joh. Kees
moest even lachen om de geestdrif ige manier
waarop oom Karei gesprokén had. Hij be
gon al weer een bee!je meer moed te krijgen
en ja, het vooruitzicht, dat vader er ook
weer gauw zou zijn, bracht de oude opge
wektheid weer bij hem terug. Hij begon Pe
ter van allerlei prettige dingien te vertellen,
die ze in den dierentuin zouden zien en die
ze op de kermis zouden doen. Petertje ver
gat langzamerhand zijn verdriet ook en begon
met belangstelling naar het verhaal van zijn
groote broer Kees te luisteren. In den Haag
stond tante Tine op het perron om haar kin
deren en haar man af te halen. Tante Tine
was de tante, waar de kinderen van alle ooms
en tantes die ze hadden, wel het allermeeste
van hielden. Het was dus geen wonder, dat
Peter zich dadelijk opperbest op zijn gemak
bij haar voelde en op de divan vlak bij haar
ging zitten toen ze later gezellig om de thee
tafel bij Oom Karei thuis zaten. Na het eerste
kopje thee stelde Oom Karei voor oen eind
te gaan wandelen. Kees en Anneke zouden
meegaan, Peter zou bij tante Tine blijven.
Even ging zijn onderlipje aan hel beven, maar
tante Tine trok hem naar zich toe en fluis
terde hem iets in het oor. De kleine Peter
Peter lachte dadelijk door zijn opkomende
traantjes heen en schoof heel dicht naar haar
toe, terwijl ze zijn handje bleef vasthouden.
Gaan jullie maar, zei tante Tine, Peter
en ik blijven fijn samen thuis. Wat jij' Peter?
En Peter schoof nogal dichter tegen haar
uan en lachte: Wij hebben een geheim. Tante
Tine en ik, Wij hebben een geheim. Mogen
jullie lekker niet weten. Straks als jullie
,'weg zijn, dan
Ssssttt, stil nou, lachte tante, anders ver
tel je het per ongeluk nog. Kees, Jan en An
neke moesten hartelijk lachen om de kleine
domme Pel er, die\oo maar zijn groote geheim
aan iedereen verteld zou hebben, als tante
i-hem niet gewaarschuwd had. Die lieve schat
van een tante Tine
(Wordt vervol gjd.)
ZOEKPLAATJE.
Deze dame mist haar twee hondjes, Hoe ztj I ervan al heel gagw. De andere was iets ver-
ook roept en hoe zij ook fluit, de rakkers zijn der Weggekropen. Kun jullie ze vinden?
weg en blijven weg. Toch vond zij ze. Eén I
ZOEKPLAATJE.
Ergens, diep in het oerwoud, heeft de groote
koningstijger zijn leger. Van daaruit houdt hij
zijn rooftochten naar de verschillende kam
pongs. Soms is hij tevreden met een paar
kippen, soms rooft hij een geit, maar dik
wijls vermoordt de wreedaard zoo'n stille,
grooie karbouw. De trekbuffel van den Inlan
der. Zonder hem zou de landbouwer zijn
rijstvelden droog moeten laten, zonder
hem, zou de j aarlij ksche oogst al
heel schraal zijn. En niet éénmaal
doodt de koningstijger zoo'n sterken, onont-
beerlijken vriend der menschen, maar gaande
weg heeft hij den veestapel tot op de helft
gedund. In hun wanhoop hebben de Inlanders
zich lot den onverschrokken tijger jager go-
wend, die jullie links beneden in den hoek
zult kunnen ontdekken. De tijger heeft juist
weer een karbouw maar zijn nest giesleept, in
het midden van het plaatje. Voor de jongens
en meisjes die no* mooi op tijgerj&chl geweest
zijn, vertel ik err bij, dat je op zoo'n jaclht
altijd zorgen moet tegen den wind in te gaan,
bij het besluipen van den vijand. Want de tij
ger heeft een scherpen reuk en nog scherper
is zijn gehoor. Onmogelijk is het dus voor den
tijgerjager zich een weg door het oerbosch
heen te „kappen". De tijger zou het onmiddel
lijk hooren en op zijn hoede zijn. Misschien
zou hij stilletjes wegtrokken en den jager in
«len rug aanvallen. En dan, hoe mooi heeft
hij de ligging van zijn nest uitgedacht. In den
ruig de hooge rotswanden en diepe ravijnen,
vol van struikgewas en hoornen. Langs dien
kan! is hfet bijna onmogelijk den tijger te ge
naken. Wil een van juli ie de spoorzoeker van
•len jager zijn? Je moet nu eenmaal gebruik
maken van de bes aande paadjes en bovendien
UIT den wiindriching blijven. Niet gemakke
lijk, maar voor een fimke woudloopcr toch
niet zoo moeilijk.