ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE m WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 27 MAART lfSl Na 12 DE DIEF. Slot Mijnheer Kooistra was jarig en de jongens en meisjes van zijn klas hadden zijn stoel -ai het heele lokaal met groen versierd. Het Was een echte verrassing voor hem. Maar nu heb Ik ook nog een verrassing voor jullie, zei mijnheer Kooistra aan het eind van de les, en die is, dat We vanmiddag een klein feestje op school zullen hebben. Niet alleen omdat ik jarig' ben, maar vooral omdat het nu vandaag vijftien jaar geleden is, dat ik hier aan deze school onderwijzer werd. Dat was me een gejuich en een gejubel. Dal kun je begrijpen, 't Kwam. wel niet heelemaal onverwacht, want 's morgens Was de burglemees- ter al op school geweest en dokter Drielsma en andere heeren uit het dorp, maar toch hadden de kinderen er geen idee Van giehad, Waar dat allemaal voor geweest zou zijn. Ze waren heel erg nieuwsgierig geweest en mijn heer Kooistra had dat ook heel goed gemerkt. Als jullie verder stil en oplettend wilt zijn, had hij gezegd, zal ik je na afloop van het les uur een verrassing vertellen. Nu wisten ze het. Vanmiddag zouden Zf feest vieren. Op school. Fijn. Je begrijpt, dat er dien middag geen leerling te laat op school kwam. Eerst gingen ze allemaal gewoon in de klas op hun plaatsen zitten. Toen ging mijnheer Kooistra de andere klassen door, om daar de gelukwensdhen van de kinderen in ontvangst te nemen. Ineens begon buiten op de speelplaats een gorot muziekorgel te spelen. De jongens en meisjes keken elkaar verrukt en verbaasd aan. Daarna gingen ze allemaal naar buiten en toen begon de pret En er werd gezongen en er werden spelletjes gedaan, 't Was een prettige, vroolijke middag. De verschillende winnaars in de tol-wedstrijd kregen aardige prijzen. Er was een hoepelwed strijd ook en weer nieuwe prijzen. Een bikkel- Wedstrijd voor meisjes en verder allerlei andetre aardige spelletjes. In de hoogste klas tract eerde Mevrouw Kooi stra op limonade en gebakjes. De kleintjes trokken het eerst in een lange, lange rij langs haar heen en met in de eene hand een heerlijk glas limonade en in de andere een knappend gebakje, gingen ze de klas weer uit. Toen ging de tweede kllasse, daarna de derde, enzoovoort, tot alle kinderen hun dorst hadden gelescht Tot slot van het feest was een hardlooperij uitgeschreven voor jongens boven de negen jaar. Dat was spannend. Zoo hard zij konden liepen de deelnemers door een lange rij van opgewonden toeschou wers lieen. Wie zou het winnen1/ Ze liepen twee aan twee. Iedere keer was er een winnaar en een verliezer. De winnaars kampten weer tegen elkaar en tenslotte bleven er twee hard- loopers over. Wim Bartels en Udo Schouten. Vol spanning' wachten de kijkenden wie van tweeën het mooie boek zouden winnen dat als hoofdprijs klaar lag. Beide kampioenen stonden bij de beginstreep, met de punt van de linkervoet op de lijn. Veld wachter Henkes stond met het fluitje klaar om te blazen, net als bij vorige keeren. Het was doodstil langs de lange baan die de kinderen op het speelterrein vormden. KlaarV vroeg Hen kes en toen beide jongens fluisterden: ja, zei hij opletten. Hij bracht het fluitje naar den tnond, flooten als de wind ging het er van door. Zoohi geschreeuw als het bij 'de vorige iwedloopen geweest was, *00 stil was het nu langs de baan,. De jongens spanden hun uiterste kracht in. Een heelen tijd bleven zij bijna gelijk naast el kaar voortrennen. Langzaam maar zeker echtejr begon Wim voor te komen. Udo liep en liep, maar Wim zou overwinnaar wonden, daar viel niet aan te twijfelenOpeens klonk er ge roep en gegil langs het pad dat de jongens loesten afleggeneen klein kereltje, een jongetje van n isschlen zes jaar, liep argeloos Van den ©enen kant naar den anderen kant van de baanHadden ze maar niet geroepen of zoo'n misba. r gemaakt, dan hadden de twee remmers gemakkelijk om het kleine kereltje heen kunnen loopen. Maar nu wist het manne ke 'werkelijk niet wat hij doen moest. Links of rechts uitwijken f Bang dat hij het kleine ventje om zou loopen, minderde Wim, die een heel eind voor gekomen was zijn vaart. Het volgende oogenblik hadden enkele toeschouwers terug getrokken. Door dit voorval echter had Udo de kans gekregen weer met Wim gelijk te komen, niet alleen, maar omdat hij zijn vaart behouden kon, langs hem heen te rennen. Hoe Wim zijn 'best ook deed, Udo Was te vvr voorgeraakt en haalde juist even vóór Wim, met een sprongletje de eindstreep. Omdat de baan met een groote boog liep, en dit voorval zich juist even voorbij het mid den had voorgedaan, hadden noch de groote menschen aan de eindstreep, noch Henkes de veldwachter, aan het begin van de baan er iets van gemerkt. Mijnheer Kooistra kwam al naar voren om Udo het mooie boek als prijs te reiken, toen een van de oudere meisjes be gon te vertellen wat er gebeurd was en dat de Wedloop niet eerlijk verloopen was. Mijnheer Kooistra fronste de Wenkbrauwen en vroeg: Hoe zit dat Udo'/ Maar voor dat die antwoor den kon, klonk Wïm's stem: 't Is heeiemaal eerlijk toegegaan mijnheer, als ik gevallen zou zijn, had Udo het ook gewonnen. In de drukte het, op zijn eind loopende feest, werden er dus niet veel woorden meer over vuilgemaakt en Udo kreeg jh et mooie Jongensboek in pracht band uitgereikt. Toch voelde hij zich niet gelukkig met zijn prijs. Eigenlijk had Wim het moeten winnen. Daarvan was Udo overtuigd. Hij nam een ferm besluit. Hij zou Wim het boek cadeau geven en zeggen dat hij het eerlijk verdiend had. Maar bedacht hij, zou Wim het boek van hem willen aannemen'/ Sinds die akelige middag hadden Wim en Rees zich niets meer aan hem gelegen laten liggen, 't Kon hem niet schelen en met een hoogroode kleur stapte hij op Wim en Kees toe. Toen hij zijn daad volbracht had, gaven zijn oude vrienden hem ieder een hand en zei den dat zij het prettig vonden dat Udo deze keer eens „niet" slim had Willen zijn, door het boek te houden. Udo 'was zoo blij dat alles weer in orde scheen, dat hij er ziin bekentenis meteen ook maar uitgooide. 't Spijt me, Wim, Kees, maar van die knikkers Weet je wel'/ Toen had den jullie gelijk, ik had ze weggenomenen beschaamd keek hij naar den grond Laten we er niet meer over spreken zeiden zijn tnakkers en vroolijk en opgelucht trok het drietal huiswaarts EINDE. 85. .-na 2— -tP .fn mi - ..L je uw een reetje apecnias k«n voor Lowe", vroeg Ivy, „ik geloof, dat de papegaai het beo*, lijk »ou vinden een rittfc Ie mokert op den *atneel". „Er k geen plaats Op FiippitJJ Flop", «ei Topty. »DM fie je «rif toch ook wel". „Je kunt hem toch wel osgeofl tiu«chen stoppen", drong Ivy aacu „Ik sou niet weten hoe'\ ast Topiy. „Ze kan een onderen koe® wel eens mee". ,0, ik weet ear al ieta op", riep Ivy uit. „Wacht nog een miowat,l« Ivy rende naar het kamp en kwam terug met een hoepel. Dien ■tak se den kameel in den bek, en Loire sette sioh behagelijk erin „Het ia een drukke dag voor Hippity Flop", sei da zeemrnn, toen se met hun allen over den beu vei reden. „Ik ben benieuwd, of het hem niet kan schelen, den napegaai op die manier mee te dragen", zei Robbie. „Och, soolang Lorre niet te vee) tegen nem Kletst, zal het wel gaan", meende de seeman. 'T VOGELVRIENDINNETJE. Tjiep, roepen de vogels, Tjiep, klinkt *t ln koor, Tjiep-tjiep, 't is koud. Bedankt voor 't hapje, De sneeuw bedekt ons eten. Wij komen morgen weer. Ach menschen helpt, Goed, zegt Klaar, Strooit kruimels rond, Tot morgen dan, wa*R.,,. Wil ons toch niet vergeten. Ik heb nog veel meer. Tjiep, hoorde Klaartje Toen kwam de Zomer, En vlug, heel vlug, De sneeuw was weg, Is ze de tuin ingeloopem, Maar Klaar werd niet verggteO. Met korreltjes rijst Trouw komen de vogels En kruimpjes brood, Om ieder en dag De handjes wijd uitgestoken. Uit Klaartjes hand te eten. Fransi, het hondje van Jodoous Lammers, had een jonk je gekregen, dat zoo zwak was, dat het na eenige dagen stierf. Het arme moeder- homdje was heel verdrietig en bleef treurig in zijn mand liggen. Wat Jodoous ook voor lekkere hapjes bracht, Franzi al er bijna niet van. Het verdriet maakte, dat ze bijna geen honger had. Op een Wbensdagmiddag kwam de m, id \an dokter Wouters vragen, of Jodoous eens bij den dokter wilde komen; dokter moest hem dringend spreken. Natuurlijk ging Jodocus da delijk naar dokter Woulers toe. Jodocus, zei dokter ik heb gehoord, da' jouw arme Franzi niet eöi over het verdrh t dat ze haar kleintje verloor, welnu misschien weet ik raad. Gisteren is er een treurig onge luk gebeurd. Toen ik met mijn aulo de straal uitreed, rende plotseling ©en groote hond uil een van de tuintjes aan den weg. Wlat ik ook probeerde, ik remde uit alle macht en reed in mijn schrik bijna tegen een boom aan, 'l mocht niet baten. Het arme dier raakte onder de wielen. Nu is dat op zichzelf al vreeselljk, maar het ergste is, dat die hond een nest met 6koWkNUAAT. jongen had, die daardoor natuurlijk- Ineen» heelemaal alleen achterbleven. Wat zou je es? van zeggen, als we nu Franzi eens tot hun moedertje maakten'/ Dan hebben de kindertjes weer verzorging, en Franzi is dan ook niet meer zoo alleen. 1 0 dokter, dat zal Franzi heerlijk vinden. Vlug liep Jodocus naar huis en gelukkig von den zijn vader en moeder het ook goed Met Franzi aan een leeren riem bij zich ging Jodocus terug naar 'l huis van dokter Wou ters. Weet je wat nu het aardige was'/ Zoodra Franzi de kleine beestjes gezien had, begoo zij ze schoon te likken en de kleintjes kropen heel dicht legen haar aan. Een week late* liep Jodocus, tol groote verbazing van zijn vriendjes met vier hondjes achter zich aan door de straal. Wat was Jodocus trotsch op zijn beesten. Hoe gelukkig kijkt Franzi, en hoe blij huppelen de kleintjes achter haar aan. Echt een tafereeltje om in vroolijke kleuren te zetten, vinden jullie ook niet? Dan ziet alle» er nog blijer uit Dat mag dan ook wel, na zooveel treurigs. Wie kAn het grootste aantal fouten vinden ln dese teekening? Ik zal jullie een beetje 1 wielen is vierkant, de menschen zitten gekeerd voor t raamWie vindt dn I Mr mi» mm Wm) tap** W4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1931 | | pagina 11