ONS JEUGDVERHAAL
DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOÈ.
WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG IS MAART 1931 No. 10.
r«I»
FRITS EN JOOP IN HOLLAND.
Zooals gezegd, de reis met de Sibajak" was
heerlijk geweest, 'n aancenges'otem reeks van
pretjes. Het spreekt vanzelf, da' het bmnenloo-
pen van een haven óók een gebeurtenis voor
de beide jongens was en vooral het doorvaren
van het smalle Suezkanaal. Ze waren daar
een ander HoPandsch schip gepasseerd en de
passagiers hadden over en we^r aan elkander
gewuifd en geroepen en goeie reis gewenscht
In Marseille was het grootste grdrel'e van de
passagiers van boord gegaan, ook de beide
speelkameraad jes van Fr ts en Joop, maar ei
genlijk g-zogi vonden de 'onge is da' héé'emaal
niet zoo erg. Zij hadden het aan boord zóó
naar hun zin. dat zij liever de reis tot Ro'ter-
dam gehéél medemaakten. dan dat zij nu in
een trein moesten gaan zit'en om uren en uren
achtereen te sporen en akeUg te s'aoen. Zij
hadden nu nog een aardig stuk zeereis vóór
zich enmaakten ook de opwin'ing mee
van op een vroegen morgen héél in de verte
het vaderland uit den neve1 t^ zien ondoemen.
HoPand hadden zoowel Frts als Joop éér
lijk gevonden; zij hadden ht dan ook uitste
kend getroffen. Ze waren b;j g^zePige men-
sehen in huis gekomen, die zélf gen kinderen
hadden, maar er véél van hielden. Na korten
tijd al noemden zij de Mu'dnrs oom en tante
en schreven opgetogen brieven naar huis over
al het liefs, dat zij van hun pleegouders on
dervonden.
v Niet. dat ze verwend werden, heelemaal
niet, intégendeel zelfs. Mijnheer Mulder had
van vader een brief gekregen, dat hij van Frits
en Joop flinke jongens moest traahten te ma
ken, jongens, die konden gehoorzamen, al wi'-
den ie wel eens anders, die teleurstellingletn
konden verdragen, al viel het hun mo Pijk en
geen „papkindjes" dus. Als vader over 'n paar
jaar met moeder en de kleine Els naar Hofland
kwam, dan hoopte hij in Frits en Joop ste ige
Hollandsche jongens aan te treffen, zooals
hij ze zoo graag zag, vrijmoedig maar niet bru
taal, bescheiden maar niet verlegen.
En mijnheer Mulder had er slag' van, de
jongens in die richting op te** voeden, zonder
dat hij er werkelijk streng voor moest zijn.
Hij liet hen veel vrij en wanneer zij een of
andere liefhebberij hadden, dan mochten ze,
indien het eenigszins kon, zich daaraan wijden.
Zoo waren zij bijvoorbeeld op vissohen dol,
op dat rustige hengelen in een bootje, doods il
op een der uitgestrekte Hollandsche plassen,
of langs een vaart. Héél vroeg in den morgen
trokken zij er dan op uit en bleven tol in den
fniddag weg; het ging niet om de vèngst, da'
was bijzaak, maar om het heerlijke van in de
vrije natuur te zijn, van het genieten van de
zon, van de uitgestrektheid. Dat hadd-^n de jon
gens overgehouden van hun verblijf in Indië,
dat verlangen naar ruimte. En mijnheer Mulder
begréép dat en moedigde hun hengel-liefheb1-
berij steeds aan.
Zij hadden ook wel eens 'n avontuur op hun
tochten. Een ervan had hun aanvankelijk 'n
geweldigen schrik bezorgd, maar in het eind
hadden ze hartelijk om hun schrik gelachen
luit kwam zóó
Even buiten de stad hadden de jongens 'n
prachtig vischwater ontdekt; het was 'n ka-
j naai, waar vrij veel verkeer was van schuiten,
sh epbooten en dergelijke. Aan den wal lagen
geregeld booten gemeerd en daar mochten de
hengelaars gaan zitten, zoo'ang er aan boord
niet gewerkt werd.
Frits en Joop hadden een rustig p^kje uit
gezocht en zich al uren met hun sport geamu
seerd, zonder dat zij evenwel veel succes had
den gehad. En het was eigenaardig, maar de
kleinere Joop Week dan altijd méér geduld te
hebben dan Fritsdie had eerst al 'n' beetje
zitten spelen met z:n hengel, was toen rond
gaan zitten kijken naar het beweeg op hel
water, naar de langzaam voorb'jg ij 'en 'e zwaar
geladen schuiten, naar de nijiig puffe d' s'eep-
bootjes met vaak 'n hééle s.iert schui en ach
ter zich aan.
Ten slotte had hij het hengelen héélemaal
vergeten, vooral toen naast de boo waar de
beide jongens op zaten, e n Andere werd ge
meerd, waar men onmiddel'ijk met lossn be
gon. Frits werd een en al b dangstelli g n
ging, op het uiterste einde van hun schui,
het gedoe daar vlak bij hem, op z'n gemak
staan bekijken. Joop merkte niets, die was mei
hart en ziel bij zijn hen're'en.
Opeens'n geweldige stoot Wgen de
schuit van de beide jon <ens'n gil'n
wanhopig trachtm van Frits om nog op de
been te blijven, maar neen hoor het kramp
achtig g< zwaai met zijn armen kon hem niet
meer helpen, hij verloor zijn evenwicht, schoot
overboord en verdween met 'n pons in het
water.
Wat was gebeurd? Aan de andere z'ide van
hun boot was een sleepboot naar den wal
gekomen en hoe het kwam, dat weet men nie
maar er bleek nog te veel vaart in het s oom
bootje te zijn en met 'n bons s oolto het tegen
den voorkant van de stil iggende schrit, waar
Frits aan het andere eind op het ui ers'e
puntje stond. Zijn beenen schoten inééns on
der hem uit en daar ging hij, pardoes het ka
naal in.
Gelukkig was er geen gevaar, want Fri's
kon zwemmen als een otter, en toen Joop zijn
broertje 'n eind verder boven water zag ko
men, was hij zijn schrik gauw te boven.
Van alle kanten kwam hulp opda en en h t
duurde niet lang, of Frits was weer aan boord.
Het water droop hem van alle zij 'en uit zijn
kleeren, dat spreekt vanzelf, maar overigens
was er niets gebeurd' en de jongen lachte met
de anderen hartelijk mee over zijn p-ot e'inge
duikeling. Beide jongens ho'den zoo ha d zij
loopen konden naar huisFrits werd door
mevrouw Mulder, die eerst toch wel 'n beetje
schrok, direct onder de wol ges'opt, en des
avonds ging er een groote brief naar vader ei
moeder, waarin onder veel g 'lach een uitvo rig
verslag Werd gedaan van de hengeltocht, en
van het ongeduld van Frits, die maar niets
kon vangen en toenevent jes was gaan
kijken, of er in dat kanaal nog wel visschen
waren.
EINDE.
ZUSJE ZINGT....
WEET GIJ?
dat er in de laatste tien jaren in China ruim
acht mlllloen menschen dein hongerdood ge
storven zijn? en
dat er, indien niet spoedig hulp komt op
dagen, de eerstvolgende maanden nog minstens
600.000 van honger zullen omkomen? en
dat men per jaar op onzen aardbol onge
veer 146 milliard vallende sterren (of luciht-
steenen) kan waarnemen? en
dat waarschijnlijk de va'lende s'errn in ver
band moeten slaan met de kometens
83.
Freddy Vrijdag was aan het ver
tellen, hoe hij een groote krab ge
vangen had, terwijl hij aan het
baden was in zee.
„Zij greep mijn teen vast, en
toen ben ik gewoon naar land ge-
loopen," zei hij, ,,en nu zullen we
haar gaan koken. Zij is vast wel een
meter in doorsnee."
„Dat kan niet," zei Willie Woens
dag ongeloovig. „Zulke groote krab
ben bestaan er niet."
„Je zult me gelooven, als je haar
self gezien hebt," zei Freddy.
„Dan ga ik meteen," antwoordde
Willie en meteen Btapte hij op, den
oven af.
Maar Willie kon niet weten, dat
er een groote spin in de pan met
water was gevallen, en toen hij met
zijn houten lepel de krab uit het
water wilde lichten, vischte hij
slechts de spin op.
„Wat eeD kleine krab is dat," riep
hij uit. „En jij zei, dat zij een meter
in doorsnee was. Dat is geen krab
dat is een spin," merkte Freddy op
„Maar is de krab niet in de pan F'
„Hier is Ivy met de echte krab",
riep Topsy plotseling. „Wat een
reu».*
Broertje, klein broertje, wat ben ik blij,
Dat je gekomen bent.
Ik heb zoo erg naar je verlangd,
Leuke, kleine vent.
Eet maar flink en wordt gauw groot,
Dan kunnen we samen spelen.
Verstoppertje, kaatsen met de bal,
Alles zullen we deelen.
We gaan ook wandelen met Coco,
't Zwarte neger-popje.
Die heeft een rood, rood jurkje aan
En krulletjes op haar kopje.
Wil je liever knikkeren,
Dat is een jongensspel,
Ook al goud mijn kleine baas,
Dat vinden we dan weL
Tollen doe je met een zweep,
Springen met een touw.
Ik kan springen, tol.en ook,
En ik leer het jou.
Broertje, o broertje, ik ben zoo blij,
Dat je gekomen bent.
Ik heb zoo lang naar je verlangd,
Kleine, leuke vent.
EEN HOEDEN-AVONTUUR.
Een heer die liep eens met een vrind,
Toen plotseling de Noorden-wind,
Floepmet zijn hoed ging aan den haal
En hing aan en antaa npaal.
De heer die i o t in angst en b \ezi,
Waar zijn hoedje was gebleven.
Kreeg 'k weet dat je hel graag gelooft
Plots' het ding weer op zijn hoofd.
De wind, je kan liet hieruit zien,
Maakt soms welecns pret voor tien,
DOOI HOF.
Wil ,ja. Waarom zoude.it wij weer eens niet
n dool o; ven? Wij weten, dal zoo'n puzzle
rd.s in jullie smaak valt.
Maar juli morton hel nu e ns geheel en
1 aan 1 kleinte-; overlaten. Juilie groo eren
■ijger. r cl t' w el kijk op en met één
o .opsi n zi n jrti 'a hoe de weg -door
ic'n doolhof is.
En dan is d eigenlijke aardigheid er &f,
dat begrijpen jullie wel, hèV" Je moet juist
telkens oor een verrassing staan, In een dood-
loopend gangetje terecht komen, 'n geweldigen
omweg moeten maken.. èn dan to je ver
bazing zien, dat je woer pruofos op hetzelfde
punt b.nl geairiveerd, van waar je vertrokken
bent.
I^t n jullie het di maal daarom eens aan
li t kleinere broertjé of z isje over.. wijst
hiiiv eerst wal de bedcelin.; is hoe zij den
wig in li t doolhof moeten vinden, eon laat
z da maar rustig tobben. Misse l n moe'en
jul i groot ron nog wel e ns ie hup sdfliie en,
dat doun jullie dan natuur ijk graag.. maar
denkt er om, de kleint jes moe en lééren, lacht
ze daarom niet uit. als ze eens ie s doen, wat
jullie erg dom vinden. Ook jullie moesten ge
holpen worden, toen je nog zoo "klein waart
als zij nu.