ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE. wegelïno^ nieuwsblad van vrijdag 12 december 1930 No. 49. KEES, DE VOGELVRIEND. Kees Haak, was een rare jongen, tenmin ste, dat vonden zijn moeder en zijn onderwij zers en zijn kameraadjes. Raar was eigenlijk niet het goede woord, dat klonk wat te stérk. Hij was meer vréémd, ja, vréémd was Rees, héélemaal anders dan 'n gewone jongen. Op school kon hij tamelijk goed mee, dat wèl, maar toch was hij er nooit met z'n volle aandacht bij. Vooral 's zomers, dan was het èrg met hem, dan zat hij maar t« suffen en stil voor zich uit te staren. En meermalen kreeg hij 'n standje van zijn onderwijzer, «fis hij op *n oogenbl'ik héélemaal niet bleek te weten, waar de goede man al den tijd over gepraat had. Zijn schoolkameraadjes hadden ook niets aan hem. Zij betrokken hem nooit meer in hun kwajongensstreken, want als hij vroeger al eens mee had gedaan, had hij de heele boel bedorven door op het beslissende oogenb'ik Iets heel anders te doen dan de jongens voor het slagen van hun grap hadden afgesproken. Hij kon er nu eenmaal zijn gedachten niet bij houden en zij lieten hem dan ook voor'aan maar aan zijn lot over. Met hun gezamenlijke spelletjes ging het ftl evenzoo. Speelden ze bijv. roovertje en dat gebeurde natuurlijk heel dikwijls, want het waren allemaal ste vige jongens onder elkaar dan stond Kees er in het begin met 'n erg gewichtig gezicht bij en dan vond hij 't bést, als hij roover «noest zijn, of veldwachter, of soldaat, hij wachtte maar af, wat de anderen over hem beslisten, maar was het spel dan eenmaal be gonnen, dan was hij al heel gauw de kluts kwijt. Dan wist hij niet meer of hij roover ftvas, of wat anders. Neen, nog stérker, hij vergat heelemaal, dit hij aan het spelen was, of wit er gespeeld werd. En vloog dan een troep jongens op hem aan, om hem als roover gevangen te nemen, dan was het hem de eerste oogenblikken volkomen onbegrijpelijk, Wat ze eigenlijk van hem wilden en waarom ae zoo aan hem sjorden. Toch had niemand *n hekel aan Kees, hele maal niet. Hij was altijd behulpzaam en be leefd en de onderwijzers vonden hem 'n aardige Jongen, alleen èrg stiL Eén was er echter onder hen, die over dat atille van Kees 'n héél ander oordeel had; het Was 'n jiog jonge onderwijzer, die veel hield van de natuur en in zijn vacanlie heele dagen naar buiten trok om het leven der vogels te bestudeeren en bloemen en planten te verza melen. Kees was hem herhaaldelijk op zijn zwerf tochten tegengekomen en op 'n keer had de jonge man aan Kees gevraagd, met 'hem mee te gaan. Het bleek, dat de jóngen precies wis', waar verschillende vogels, waar mijnheer B'ok belang in stelde, nestelden en ook waar de bloemen of planten te vinden waren, die hij voor zijn verzameling zocht. Zoo waren de twee trouwe metgezellen ge worden en niemand zou in dien levenslustigen opgewekten jongen den stillen Kees Haak her kend hebben, die in de klas zoo vaak melt geweld uit zijn droomen gewekt moest worden. Kijkt hem daarheen stappen, vlug en krach lig, met blozende wangen endruk, druk Mijnheer Blok's ooren tui'Ien er dikwijls van, zoo kon jongen doorslaan. In de maanden, dat de vogels hun nestjes gingen bouwen, om er de teere mooigekleurde eitjes in te leggen, leefde Kees heelmaal op. Dan draafde hij, zoodra de school was afge- loopen, naar buiten en zochl de plekjes op, waar hij wist, dat er zoo'n kuns'ig gebouwd nestje van 'n koolmeesje, 'n kwikslaar'je, of hnder lief vogeltje in boomen of struiken ning. Dan sloop hij o zoo voorzichtig dich terbij en bespiedde uren achtereen lie ijverig gedoe van zijn gevederde vriendjes. "Hij kon er zóó stilletjes bij zi ten, dat de kleine bewoners van het nestje hun angsl geheel en al verlo ren en vlak bij hem naar voedsel kwamen zoe ken. Ja, het duurde dan zelfs niet lang, of hij kon in het best je kijken, zonder dat hij daardoor de vogeltjes verjoeg. Opgetogen verleide hij dan den volgenden dag aan mijnheer Blok over zijn bevinding, en hij raakte niet ui: gepraat over het vogelen paartje, dal hem zoo vertrouwde en nooit voor hem wegvloog, en over de prao'.it'ge eitjes, die in het nestje lagen, heel lich blauw met zwarte stippeltjes en dat hij er vier geteld had. En dan kwam de dag, dat hot vogelenpaar tje weer even schuw bleek te zijn als in het begin. Zoodra Kees naderbij kwam, vlogen de diertjes angstig piepend in en uit het'nestje, en schenen geheel en al vergeten te zijn, dat zij van Kees niets te vreezen hadden. En de jongen?.,. ach, hij had dat nu al elk voor jaar zóó dikwijls meegemaakt, dat hij precies wist, wat er gebeurd wasEr waren "jon gen in het nestje. Déérom waren de ouders zoo angstig en zou het weer 'n poosje duren, vóór Kees dicht genoeg bij kon komen, om in het nestje te kunnen kijken en te zien, uit hoeveel ijan de eitje» 'n jong vogeltje was gekomen. Hij sloop dan héél voorzichtig weer weg en zocht direct zijn vriend den onderwijzer op om hem deelgenoot te maken van wat hij gezien had. Zoo was Kees altijd met zijn geest ln de natuur en had veel meer belangstelling voor wat er in boseh en veld gebeurde dan voor al hetgeen hij op sohool te leeren kreeg. Niels was er, wat hem zóó afleidde als de vlucht of het gesjilp van een vogeltje en al het an dere verdween dan uit gedachten (Wbrdt vervolgd). 701 Ivy was met Robbie en Topsy fian het wandelen na het ontbijt, toen ze in de verte Freddy Vrijdag eagea. Hij stond net de kandea op den rug ingespannen te kijken naar Salomo, den ballonvogei. Deze was bezig op zijn rug over het zand te rollen." „O, die arme Salomo," riep Ivy, „heeft hij ergens last van?"- „Nee, hij staat direot op," stelde Freddy haar gerust, „laat hem even met rust.'4 Binnen enkele oogenblikken stond de vogel weer recht op zijn pooten, en toen kon Ivy zich overtuigen, dat er werkelijk niets met Salomo gebeurd was. „Salomo heeft alleen maar een beetje de vouw in mijn broek ge bracht," zei Freddy, „die ik pas gewasschen had." „Dat had je beter met een strijk ijzer kunnen doen," merkte Ivy op. „Misschien*" zeide de zeeman, „maar dat ia hier heel laetig te kqjgea." TEEKENING IN ÊÊN LIJN. D&t is nog 'ns gemakkelijk, hè? *n TeeKe- ning in één lijn. Maar je begrijpt zeker wel, dat het onderwerp van je teekening héél een voudig is. Toch is het effect wel aardig, dat zie je wel aan onze afbeelding. Het is 'n héél goede zwaan, dien je zoo in één ljjn trekt, er mankeert niets aan. En is het geen aardig idee, dat je tegen je kame raadjes of vriendinnetjes kunt zéggen, 'dat je in 'n wip een zwaan kunt teek en en, hetgeen ze natuurlijk zóó maar niet gelooven, en dat je danHoepla, in één trek het zwaantje op papier hebt gezet. Daarvoor moet je je natuurlijk éérst een beetje oefenen, dat spreekt vanzelf, maar 'n heksentoer is het niet, dat zal je wel gauw merken. DOOS MET LETTERS. "TTr" De heele lijst met letters is uit elkaar geval len. Kunnen jullie ons ook helpen, met ze •Weer goed te leggen? Wij gelooven, dat het da ma am van een groote stad is. De volgende week zullen wij zeggen, wat wij zélf gevonden hebben. KLEURPLAAT Dat ls 'n l&boie plaat, niet? Als je die goed en zorgvuldig gekiemd hebt, dan kan je er warempel een schilderijtje van maken. Om op te hangen boven je bedje. De kleine Katrien had zeker op jacht willen gaan, om haasjes of konijntjes te schieten, en daar ziet ze inééns 'n haasje zitten, als een mooi m'nheertje aangekleed, met hoogen hoed en reiskoffer. Zie je, hoe ze schrikt. Zoo iels had ze nooit gedacht. Ze vergeet heelemaal, dat ze eigenlijk op jacht is en het haasje is niet bang óók, zie je wel. Hij blijft netjes rechtop slaan, beleefd, met den hoogen hoed in de hand. Hoe zouden we deze plaat nu kleuren? Eerst gaan we Katrien 'n mooi pakje geven. Wal denken jullie vam rood? Het hééle pakje rood en ook het kapje. De wantjes wit en de groote knoopen ook wit. De kolf vam het geweertje bruin, ook de kurk aan het eind. E11 verder de loop van hel geweer lichtblauw. Katrienlje's gezichtje wordt natuurlijk rose lichtgeel met wal rood erover heen, met op de wangetjes 'n rood blosje, want het is lekker vriezend weer. Het haar, dat onder haar kapje uit komt kijken? Zou dat niet donkerbruin zijn? Wij vin den, dat Katrientje nèt 'n gezichtje heeft om donkerbruin haar te hebben. Vinden jullie dat niet? Geeft haar krullen dan maar 'n andere kleur, maar het moet wèl goed afsteken legen het rood van het kapje en het rose gezichtje, M'nheer de haas zal wel 'n donkerblauwe broek aan hebben, met 'n vuurrood jasje; hij houdt héél erg van opzichtige kleuren als hij aangekleed is. Z'n snoetje en-pootjes zijn bruin, met om de oogen en op de neus wiat grijs, en hiji"(heeft grijze slobkousen aan. Netjes, hè? Ten slotte z'n wandelstokje, dat lichtbruin, en zijn koffertje, dat donkerbruin gekleurd wordt. Overigens vinden jullie het zelf wel, hè? Het huis en de boomen en het gras, en het pad door den tuin, en den dikken boom, waar het haasje tegenaan zit. Doet alles maar zoo nauwkeurig mogelijk en ten slotte geef je dan de lucht een diepblauwe kleur, overal even dik. Je zult eens zien, hoe aardig Katrientje, en het huis en al het andere tegen die blauw» luóht uitkomt Doe je best maar. SCHOOLZIEK. Pletcr gaat niet graag naar school, Liever blijft hij thuis. Bah, dat léêrcn, jonge noen. Dat vindt hij 'n kruis. Uur de meester is niet malsch. Die verstaat geen jool. Be» je dus niet héél erg ziek, Dan vooruit Naar scihooL Pieter noemt dus een besluit Voaï ii»k tknlig au*. Kruipt in bed en jammert luid: Ach, wat ben ik naar. Komt de dokter op bezoek, Nu, die ziet het gauw. Neen, dien speld je zoo maar niet, 'n Ziekte op den mouw. Hong'ren moest de arme Piet, A'klig als hij was. Dan volgenden dag was hjj gazondt in da

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 7