Ze BLAD
LANDBOUW EN VEETEELT
PEPERMUNT
WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN
VRIJDAG 17 OCTOBER 1930 Na 41.
EEN STEM UIT DE PRACTIJK.
IETS OVER ONZE ERVARINGEN MET KALK-
STIKSTOF.
Onze vereeniging van oud-leerlingen volgt
steeds met groote belangstelling het verschijnen
van nieuwe meststoffen, en van alle nieuwe
vindingen op landbouwgebied, dj wordt bijgef-
staan door een 1 andbo uwonderwij zer .als ad
viseur. t
Zoo hebben wij nu ook reeds sedert meerdere
jaren uitgebreide proeven genomen met de
Kalkstikstof.
Het aantrekkelijke van deze, voor ons toen
nog nieuwe meststof, was vooral de lage prijs,
en verder het hooge kalkgehalte.
Er wordt al jaren achtereen steeds met ont-
kalkende kunstmeststoffen gewerkt. Toen er
steeds meer over den kalktoestand van den
grond werd geschreven en gesproken rees bij
ons de vraag of 'deze kwestie ook voor ons
niet van beteekemis zou kunnen zijn. Dit werd
tenslotte de oorzaak, dat wij besloten eens
proeven te nemen met Kalkstikstof te nemen.
Wij hebben daarmede heel wat ervaringen,
Boowel gunstige als minder gunstige, opge
daan, dat de mededeeling hiervan voor meer
dere landbouwers wel van nut kon zijn.
Onze proeven werden op vele verschillende
gewassen genomen, doch meest Op bieten, aard
appelen, tarwe, grasland en blauwmaanzaad.
Nu hadden wij wel eens gelezen, dat Kalk
stikstof, voor bieten minstens 14 da/gen voor
het zaaien moest worden gegeven, maar wij
"konden ons niet voorstellen, dat het veel
kwaad zou kunnen, wanneer die tussóhen-
ruimte wat korter Werd genomen, en gaven
het slechts één week voor het zaaien. Door
dit late uitstrooien "waren wij al heel gauw
een ervaring rijker geworden, of eigenlijk
twee. Wlant wat was het geval? WIJ zagen na
eenige "weken tot onze groote verwondering,
dat er op de kalkstikstofveldjes, nog steeds
geen onkruid opkwam, maarer kwamen
ook geen bieten opl Toen zoowel de onkrui
den als de bieten op de rest van het perceel
al welig tierden, waren de kalkstikstofperceel-
tjes nog steeds kaal en dood.
Eenigen tijd later kwamen de bieten en ook
de onkruiden echter toch nog voor den dag,
doch van beide minder dan er naast. Later
groeiden de bieten buitengewoon voordeelig
op, maar de stand bleef te dun. Verder valt
nog te melden dat de structuur van de kalk
stikstofveldjes, op de slempige gronden, veel
beter waren, de grond bleef, mooier, en slip
te niet dicht.
Wij hebben deze ervaringen natuurlijk goed
onthouden en een volgende keer er ons voor
deel mee gedaan.
Wij "wisten toen alvast, dat kalkstikstof in
staat is om vele onkruidzaden in den grond
te dood en, en dat ze den grond een mooie
structuur geeft. Maar wij wisten ook, dat het
wel noodig is om kalkstikstof aan bieten 14
dagen vóór het zaaien te geven 1
Het volgende jaar, toen Aprilmaand erg
droog was, ondervonden wij zelfs, dat het
nog beter is om de kalkstikstof drie weken
vóór het zaaien te strooien. Wij hopen dat we
hierdoor de landbouwpractijk van dienst zijn,
en zullen een volgenden keer nog iets van onze
ervaringen vertellen, opgedaan bij andere ge
wassen. PRACTICUS.
HOE IN HET JAAR 3000 DE BENOODIGDE
ENERGIE VERKREGEN WORDT.
Zooals wel algemeen bekend is, wordt on-
tiecr arbeidsvermogen of energie verstaan de
fnaeht om arbeid te verrichten. Evenals de
stof in verschillende vormen bestaat, zijn er
ook allerlei energievormen. Wie, noemen slechts
kinetische-, (bewegings-), chemische-, magne
tische-, stralende energie en warmte. Door het
plooibare karakter der energie kan de eene
vorm in iederen anderen vorm worden overge
bracht. Zoo kan bijv. de chemische energie van
een stuk kool omgezet worden in warmte,
deze in mechanische energie, vervolgens in
elec-trische, om dan haar een zeer ver verwij
derd punt gevoerd te worden, waar zij als
stralende energie van een booglamp ie voor
schijn treedt. Bij iedere omzetting gaat echter
een deel der energie over in warmte, welke zich
gelijkmatig over de omringende voorwerpen
verdeelt; een deel der om te zetten energie
gaat dus eigenlijk verloren. In de natuur gaat
detze omzetting eveneens haar gang en het is
eene oude vraag, of het verbruik der vrije
energie op de eene plaats, aangevuld wordt
door eene vorming op de andere. Is m.a.w, het
heelal onsterfelijk en eeuwig, zoowel in het
verleden als in de toekomst, is het heelal een
verschijning van het Opperwezen en ontleent
het aan Zijn Wezen zijne eeuwigheid? Of wordt
vrije energie in het heelal voortdurend in een
onbruikharen vorm omgezet en moeten wij
het dus vergelijken met een klok, door zijn
Maker opgewonden en aan zichzelf overgalateqi
om af te loopen?
Hoe belangwekkend de beantwoording dezer
vraag ook moge zijn, zij was niet de oorzaak
waarom wij boven ons opstel plaatsten: hoe
in het jaar 3000 de benoodigde energie ver
kregen wordt.
Het was de vraag wat er gedaan zal moeten
worden, wanneer straks wat is duizend' jaar
In de eeuwigheid steenkool en olie niet
meer in voldoende hoeveelheid aanwezig rijn
om on« de noodige energie te vareoh&ffeti.
Herhaalde malen heeft de wereldberoemde
N.ederlandsche hoogleeraar Jaeger zijne waar
schuwende stem laten hoeren, dat de roeke-
looze wijze, waarop de kolen- en petroleum-
veld en worden geëxploiteerd, gepaard met een
verbruik der gewonnen producten, dat spot
met ieder begrip van zuinigheid, ertoe moeten
leiden, dat jdeze velden binnen niet al te
langen tijd uitgeput zijn. Van dergelijke waar
schuwingen trekt men zich echter maar weinig
aan, speciaal Wanneer er andere geleerden
zijn en die zijn er altijd die betoogan, dat
er nog geen reden is voor dergelijke pessimis
tische beschouwingen. Het is te verklaren
eenerzijds uit den geest van het „Après nous
le déluge" (na ons de zondvloed) anderzijds
uit het blinde vertrouwen in de vorderingen
der wetenschap.
Daarom is het ook veel meer de wensoh
naar goedkoopere energie dan de zorg voor het
fiageslacht, "welke geleid beeft tot de vele
onderzoekingen xom energie langs andera we
gen dan jioor verbranding van steenkool en
olie te verkrijgen. Men meende een oplossing
te kunnen vinden door gebruik te maken van
de op aarde aanwezige en als energiebron
in aanmerking komende waterkracht. Evenwel
hebben berekeningen aangetoond, dat de op
deze "wijze ter 'beschikking komende energie
niet meer dan 4 is van die, verkregen uit
de jaarlijks verbruikte steenkool, en dus bij
lange na niet in de behoeften zal kunnen
voorzien. Een tweede oplossing bestond in het
gebruik maken van 'de energie, aanwezig in den
neervallenden regen. Maar aan de verzameling
dezer energie en hare verdeeling schijnen schier
onoverkomelijke moeilijkheden verbonden te
zijn. Succesvoller beloofden de pogingen te
worden, welke de werking van eb en vloed
tot uitingspunt namen. Zij leden tot nu toe
echter schipbreuk door de enorme kosten, ver
bonden aan den aanleg en het onderhoud der
noodige installaties.
Meer verwacht men daarom thans van de
onderzoekingen om gebruik te maken 'van de
temperatuurverschillen, "welke het geheele jaar
door bestaan tusschen de door de zonnestralen
verhitte oppervlakte der tropische zeeën en
de dieper liggende lagen.
De allergrootste verwachtingen heeft men
echter van de methode welke gebruik maakt
van de ontzaggelijke hoeveelheden stralings
energie, welke de zon ons voortdurend toezendt
en thans nagenoeg geheel verloren gaat. Mocht
men er in slagen om bijv. door de Sahara-woes
tijn ontvangen stralingsenergie te kunnen ge
bruiken, dan Was daarmede het kolen- en olie
probleem volledig van de baan.
Tegelijk "was dan een woestijn In oen wel
varend land herschapen. De vraag is maar,
Hoe wij die zonsenergie kunnen opvangen en
benutten óm mechanisch en 'electrisch vermo
gen op te wekken.
Het schijnt, dat de oplossing van het vraag
stuk moet worden gezocht in het gebruik ma
ken van de bijzondere photo-chemische (schei
kundige werking van het licht) reacties van de
stralingsenergie. Zoo kan vochtig koolstofdi-
oxyde in samenwerking met bepaalde stoffen
door ultravioletlicht bijv. in suiker worden
omgezet.
Eene andere manier Om de zonnestralen
dienstbaar te maken voor de levering van me
chanisch en aibeid Is de toepassing van om
keerbare photo-chemiscbe reacties, die zoodanig
yerloopen, dat de geabsorbeerde stralingsenergie
omgezet wordt in een meer bruikbaren vorm,
bijv. in electrisch arbeidsvermogen. Wórdt bijv.
eene oplossing van kwik- en ijzer-chloride in
water blootgesteld aan de inwerking van het
zonnelicht, dan ontstaat eene reactie, waarbij
bepaalde hoeveelheden kalomel en ferrichloride
gevormd worden en men ten slotte een schei
kundig evenwicht van de vier zouten onderling
verkrijgt. Plaatst men nu die oplossing in het
donker, dan keeren deze stoffen tot hun oor
spronkelijke samenstelling terug en tijdens die
omkeer-reaatie komt de opgeslorpte stralings
energie vrij in den vorm van electriscke ener
gie.
WSj zien hieruit, dat het werkelijk mogelijk
is de stralingsenergie in elect ris che energie
om te zetten. Alleen blijft de Vraag over, hoe
men deze wetenschap kan uitbuiten en op
groote schaal toepassen.
De leer van de scheikundige Werking
het 'licht staat hog in haar kinderschoenen. Het
is zeer goed mogelijk, dat zij later den weg
zal openen om ons onafhankelijk te maken van
zoo nuttige en noodige steenkool en pe'roleum.
RAPHAEL'S SCHETS VAN CHRISTUS MET
DE APOSTELEN.
De volgende fragmenten typeeren Ruskin's
uitbeeldend vermogen en geven ons ook een
kijkje op de satyrische wijze, waarop hij een
richting, die hem niet bevalt, te lijf gaat
In Christus' geheele leven, zoo meen ik,
bestaat er geen voorval, waarvan de menschen
in uren v#m angst en twijfel met meer wetens-
dorst de juiste feiten willen vernemen of met
meer ernst en hartstochtelijke aandacht elke
lettergreep van het geschreven verhaal in
zich opnemen, dat Zijne verscliijning, bij het
meer van Galileï.
Er is h ier iets bij voorkeur opens, natuur
lijk, iets, dat lijnreoht staat tegenover het on
geloof in deze Verschijning.
De andere verschijningen van den Zaligma
ker, na Zijn Herrijzenis geboekstaafd, geschied
den plotseling, spookachtig haast. Zij waren,
zoo schijnt het, niet veilige beoordeelaars van
wat 'zij zagen. Doch thans was de opwirding
voorbij. Zij waren weer aan den dagelij kechen
het peste
HH&V opwekkinq en
wH verfrissching.
arbeid gegaan, nog steeds denkend, dat huin
taak 'bij de netten lag.
Simon Peter spreekt tot hen: „Ik ga "Ws-
scthen". Zij antwoordden hem: „Wïj gaan pok
met u mede". Wóórden, vol waarheid, die
weerklank vonden, ver buiten de Galileesche
heuvelen. Dien nacht vingen zij niets, doch
toen de morgen aanbrak, zie zijn helder glo
ren, stond" er een gestalte aan den oever. Zij
dachten slechts aan het vruchteloos binnen
halen van hun netten. Zij gisten niet,, "wie daar
stond. De gestalte vroeg hen of ze iets gevan
gen hadden. Zij zeggen neen, en hij beveelt hen
opnieuw de netten uit te werpen. En Johan
nes overschaduwt zijn oogen om te zien, wie
het is, en ofschoon ook het glinsteren, der zee
hem verblindt, beseft hij eindelijk, wie het is,
en de arme Simon, die zich thans niet laat
voorbijstreven trekt zijn vissaherskleed vaster
om zich heen en Springt over de netten in zee.
Men zou hem gaarne deze paar honderd me
ter zwemmende hebben zien afleggen en aan
den oever op zijn knieën omhoog kruipen.
Dan bereiken de anderen ook den oever,na
eenigen tijd, zoo langzaam als menschen in
deze wereld haren waren oever bereiken, sterk
belemmerd door dat wondere „binnenhalen"
van het net >ol Yisschen; dóch zij komen er,
ten getale van zeven; eerst de loochenaar, en
dan de kleinste van geloof en dan de snelst
geloovende en de twee tronenzoekers en nog
twee van hen, die weten wij niet.
Zij zitten neer aan den oever, van aangezicht
tot aangezicht met Hem en eten met Hem ge
roosterde visschen, zooals Hij dat beval. En
don komt tot Petrus, druipend nog van het
nat; huiverend en verbaasd, starend paar Chris
tus in de zon, aan den anderen kant "van het
houtskoolvuur, misschien nog even denkend
over Wlat er gebeurd ïs bij een ander kolenvuur,
en die geen woord meer wisselde met zijn
Meester, sinds dien blik van hem, tot Petrus,
zoo vol verbazing, komt de vraag: „Simon,
bemint gij mij?"
Het is tastbaar onmogelijk, dat deze groep
ooit bestaan heeft op eenige plaats of bij
eenige gelegenheid. Dit hoele schilderij1 Is lou
ter (mytische ongerijmdheid, een verschoten
samenflansen van franjes, gespierde armen en
de omlokte hoofden van Grieksehe wijsbe
geerten.
DE NATIONALE CONVENTIE.
Deze „Kamer", dit „parlement" der Fransche
revolutie, dat alle macht in zich vereenigjcDe,
volgde in 1792 de Wetgevende Vergadering
op en ging eerst in 1795 uiteen, om plaats te
maken voor het Directoire. Den lOen Augustus
1792 'bestormde het Purijsefhe volk de Tudle-
rieën en Lode wijk XVI geeft den strijd op
en verlaat met zijn gezin dit paleis. Bij getrapte
verkiezing Werd toen de Conventie gekozen.
Het aantal afgevaardigden, dat "zitting zou heb
ben in de Conventie wérd bepaald op 749.
De verkiezingen, die plaats vonden in de gru
welijke dagen der Septembiermoorden, wezen
77 afgevaardigden aan, die in de constitueerende
Vergadering hadden gezeteld en 181, die in de
Wetgevende Vergadering hadden zitting gehad.
Bij het begin der Conventie bestond ze uit 16
Bisschoppen, 8 vicarissen-generaals, 18 pries
ters, 7 predikanten, edellieden, officieren, grond
eigenaars, geleerdien, letterkundigen, kunste
naars, 'industrieelen én kooplieden.
Ook een prins van den bloede had er zitting
in, namelijk „Prins Philippe van Orleans, die
den naam „Philippe Egalité" had aangenomen
en de partij des volks gekozen had. Een der
eerste doden der Conventie bestond in het
afschaffen van het koningschap en het uitroe
pen der republiek (22 Sept.) Van toen af be
gon Re aan veranderingen rijke geschiedenis
dezer vergadering, welke den maatschappelijken
bouw volkomen wilde omvormen en wier daden
vaak giganteske afmetingen aannamen van dit
gestélde doel. Vooreerst was zij zelf onderver
deeld in groote comité's van daad en arbeid,
fcvelke meer dan de helft haner leden omvatte.
In het comité voor de grondwet 'zetelden dra
gers van bekende namen: Sieyès, Danton, Con-
dorcet, enz. Zoo was er ook een comité voor
diplomatieke zaken, een voor militaire aange
legenheden. Dan Was er een comité voor 'toe
zicht, een voor algemeene heiligheid, enz. In
de Nationale Conventie concentreerden zich
alle hartstochten van het revolutionnaire
Frankrijk en zij verrichtte een onmetelijken
arbeid, daar zij onafgebroken zitting hield en
in onmiddellijke aanraking bleef met bet volk,
dat haar gekozen had. De Zondag werd 'besteed
om allen te hooren, die Zich daartoe aange
meld hadden: burgers, ambtenaren, afgevaar
digden, soldaten die met verlof waren, Vanaf
het begin der zitting toornen de afgevaardigden
van de partij der Girondijnen en die in de
Wetgevende Vergadering de Linkerzijde vorm
den, aan de rechterzijde plaals en lieten de
linkerzijde over aan de afgevaardigden van
Parijs en hunne aanhangers: deze zijde werd
„la Montagne" genoemd (de berg). In het mid
den op de laagst gelegen banken zetelden de
afgevaardigden, die feitelijk tot geen enkele
partij behooren. Dit werd de vlakte of het moe
ras genoemd. Onmiddellijk ontstond er strijd
tusschen de Girondijnen en de Bergpartij. De
serstgonoemdan beklaagden rich ovar het d«*-
|)otisme der Bergpartij. De Girondijnsche bla
den beschuldigden er Danton, Marat en Robes--
pierre van, naar de oppermacht te streven en
een soort triumviraat (driemanschap) te willen
vormen. De Girondijnen stelden daarenboven
al hun tegenstanders gezamenlijk verantwoor
delijk voor de Septembermoorden.
Een "der eerste daden der Conventie een
daad die verstrekkende gevolgen zou hebben
voor Frankrijk en geheel Europa was heit
proces, den koning Lode wijk XVI, aangedaan,
die thans kortweg Louis Capet heette en die
eenigen tijd later onder de valbijl het leven
moest laten.
MEDELEVEN.
Verblijdt u met de blijden
En Weent met de weenenden.
Rom. 12: 5,
Daar is veel leed in de wereld. Als een don
kere wolk hangt de smart over veler leven.
Ééns hangt ze over ieders leven. Want het leed
en de smart rijn gasten, die men, ongenood,
toch moet ontvangen. Er gaat geen enkel leven
voorbij, dat niet de smart gekend heeft.
Kleine smarten en tegenslagen doen geen
kwaad, en wij kunnen ze wel aan. Wie er
zich door laat ontmoedigen, is geestelijk dood.
En dat geeft dan te denken voor de groote
smarten. Zware ziekten, nijpende armoede, do
dood ten slotte komen. Dan is het haast on
draaglijk om het leven te torsen. Hoe heerlijk
is dün de hulp, de geestelijke en moreeïe
hulp, van een goed vriend, van eiken mode
rn ensGh. Het ondervinden van dat mede-leven
is zoo heerlijk. Miaar heerlijker nog is het,
in zulke omstandigheden mede-leven te mogen
schenken.
Het is wel "eigenaardig, dat we bij1 het spre
ken over medeleven altijd het eerst spreken
over mede-lijden. Toch is ook de mede-vreugde
geneigd het duistere in het leven eerder te
zien, dan het lichte, het kwaad dieper te be
leven, dan het goede. Bovendien is de mede
vreugde zooveel gemakkelijker dan het mede
lijden, het Ware lijden met den ander, Mis
schien heeft het ook niet zoo'n groote geeste
lijke waarde. Want het mede-lijden is zoo lieer-
lijk voor hem, die het geeft
Maar laten we oppassen. Een LatïjhscÜ
spreekwoord zegt: „Het is gepastvoor een
ander te leven, zoo ge voor uzelvm leven
wilt". Dat wil zeggen: leef voor een ander,
draag met hem rijn leed, maar vergeet daarbij
niet, dat gijzelf ook mensen zijt en dat he*
leed ook in uW leven komen gaat. Zult ge dan
gereed rijn, ook voor uzelf het leed te dragen?
INDIVIDU—GEMEENSCHAP.
De moderne opvoeding is gericht op zelf
standigheid. Op allerlei manieren leert men
het kind richzelven te helpen, onafhankelijk!
te rijn. Reeds ziet men de resultaten van deze
methode in onzen tijd aan den dag komen. Hoe-
vele flinke zelfstandige menschen zijn er niet.
Alles doen rij alleen, tot alles rijn zij 'bekwaam.
Maar ook: alles doen rij alleen, niets doen rij
samen. De keerzijde toch van die mooie opvoe
ding "tot zelfstandigheid is de verregaande vetr-
individualiseering van de menschhead. Allen
staan naast '#11 en, zelfstandig, maar ook een
zaam. Heette het vroeger, dat de eenzame als
eerste les moest "Jeeren: „help Uzelf", thans
is het zoo, dat de eigen hulp tot eerste resul
taat heeft: vereenzaming. De gansche uiensch
il eid bestaat nog slechts uit individuen, zelf
standige, maar eenzame personen.
Daarom zullen We het doel van de opvoe
ding moeten wijzigen. Niet meer zelfstandig
heid zonder meer rij het doel, maar zelfstan
digheid en gemeenschapszin. De menschhead
moet worden een gemeenschap, een broeder
schap. Daartoe is noodig dat we leeren op
elkander te vertrouwen, niet meer alles in
éigen kracut te zoeken, maar in gemeenschap
met onze medenienschen, onze broeders, te
volbrengen, wat er te volbrengen valt. Daar
om hoeven we nog de zelfstandigheid 'der in
dividu niet uit het oog te verliezen. Want ie
der moet zich bewust zijn van eigen waarde
als deel der gemeenschap. Zoo dit gevoel ont
breekt, is de rnensdh slechts een -nummer in
de massa, gelijk een gevangene een nummer Is
van de massa.
Dat vergeet men dikwijls in het moderne
streven naar gemeenschap Het is te veel een
beweging, door enkele leiders aan de massa
opgedrongen, Waarbij ieder persoonlijk wel
warm kan loopen, maar dan ook niet meer
fLan dat: men k^n niet een go.ed loopend rad
(rijn in de groote machine, maar toch een
onontbeerlijk raadje, dan hebben we: zelfstan
digheid en gemeenschapszin.
HEEFT DOCTOR FAUST WERKELIJK BE
STAAN?
Het schijnt inderdaad, dat doctor Faust, al
gemeen beroemd geworden door het gedicht
van Goethe en de oomposities van Gounod
en Berlioz, die in de middeleeuwen werkelijk
heeft geleefd. Men kent hem een datum en
plaats van geboorte toe: Kniltlingen in Wur-
temberg, waar hij in 1475 werd geboren. Doc
tor Faust was een wéinig aanbevelenswaardig
toovenaar, doch inderdaad geleerd. Talrijke
geschiedschrijvers, dichters en dramaturgen,
zoowel in Engeland £is in Duitsohland, heb
ben pr beurtelings toe bij gedragen, van Doc
tor Faust de raadselachtige en boeiende figuur
te maken, die Goethe nog levendiger en duur
zamer schild «rd«.