DNS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE <3 tVÉüÊLlNini NtÊüWiBlAt) VAN* Vftü'DAtf 17 OCTOBER 1Ö30 No. It, DE VADERLANDSLIEVENDE KOE. Het hééle dorp liep uit. Truusje .Zaaier was er natuurlijk ook bij. En stel je nu eventjes voor. Toen men op het kerkhof aankwam beladen met bloemen en kransen, wlen trof men daar op dien gewijden grond aan?De Zigeuners. Truusje gaf een gil en rende weg, a sof haar leven er van afhing. Zij was van plan naar het rij uigje te hollen, waarmede de geheele familie gekomen was en dat daar ergens buiten op den weg stond, maar halverwege kwam zij weer .Zigeu ners tegen, sprong van schrik over een groote grafsteen en draafde zonder iets te zien in het rond. Truusje, Truusje kom toch hierheen riep haar moeder. Truusje vond, dat het tenslotte toch maar het veiligst was bij haar moesje; zij holde dus maar weer terug en drukte zich angstig tegen moeder aan. O, .moesje toch, fluisterde zij een van diè vreeselijke mannen, een verschrikkelijke groote, is weggescholen achter een grafsteen. Stil kindje, antwoordde moeder, eventjes luisteren. Baas Pieterse stond te praten met een van de Zigeuners en vroeg hem met 'n boos ge zicht, wat hy er mee vóór had, hier met zijn heelen troep op het kerkhof te komen. Truusje luisterde ingespannen om te hooren, wat die akelige man zou zeggen, maar vóór de Zigeuner kon antwoorden verbrak een vreemd geluid de stilte, een geluid, dat iedereen deed om kijken. Het was een luid „Boeeeeeeeee". Ach, lieve help, dat is Nina, schreeuwde ffO uw Pieterse. ■—•- Ah zoo, merkte een van de mannen op, dus de Zigeuners hebben toch de koe wegge haald. Iedereen draafde naar de plaats, waar "het loeien vandaan was gekomen, alleen Truusje Zaaier niet. Daar heb ik ook dien vreeselïjkenj groeten Zigeuner zien wegschuilen, zei het kleine meis je, en plotseling voelde zij, dat iemand haar tiandje vastgreep. Zij keek om en zag, dat er 'n klein Zigeunermeisje naast haar stond, zoo ■wat even oud als zij. Hè, ze was bang.... 'tot zaj zag, dat het meisje huilde. Wïj hebben de koe niet weggenomen, snikte het kind. Maar zij is toch hier, meende Truusje, en jullie bent óók hier. Maarmaarstotterde het Zigeu nermeisje Jan Durfdatwas een oom van mij Jan?.... Janfwat voor In Jan'? zei Truusje. Jan Durf, .gaf hqt andere meisje ophel dering. Intusschen waren de ouderen met den troep Zigeuners aan het twisten geraakt; vrouw Pie terse en een van de Zigeuners stonden heftig tegen elkaar te schreeuwen, tot een van de veteranen, een echte vechtjas, riep: „Vooruit, opgemarcheerd, marsch. Wèg jullie allemaal". Toen zij dat hoorde, voelde Truusje zich opeens erg dapper en zij liep op een draf'e naar de plaats, waar baas Pieterse al 'n bcg'n maakte met den troep Zigeuners te verdr jvea, Nina is uit zichzelf weggeroepen, klonk opeens haar kinderstemmetje, dat de ouderen plotseling deed £wljgenèn de Zigeuners hooren bij Jan Durf Is dat waar? vroj ba&s Pitterte, en da oude Zigeuner knikte. Maarwat Donderdag nog toe.K waarom heb je dat niet éér gezegd, viel een van de veteranen nijdig uit, en rammelde met z'n sabel. Ach, antwoordde de Zigeuner, en werkte hevig met z'n handen en z'n wenkbrauwen, U niet houden van ons, U niet houden van Zigeuners. Dat maakte de zaak In orde. Het heele troep je Zigeuners mocht blijven en van niemand weid er iets gestolen. Het zijn toch eigenlijk net menschen als wij, meende een van de oude veohtjasseu Wat zagen de graven er prachtig uit, met al die bloemen en kransen. Iedereen luisterde aandachtig, toen de redenaar sprak over de helden, die het dorp had voortgebracht. Zelfs de koe van Pieterse, hoe lastig zij gewoonlijk ook was, hield zich stil onder een boom. Al deze edele mannen hebben niet ver geefs geleefd, klonk de stem van don spreker, zij hebben ons geleerd, wat naastenliefde Hs, naastenliefde, welke wij steeds moeten betrach ten Hebt uw naaste lief gelijk U zelve, viel vrouw Pieterse in. En óók de Zigeuners, voegde Truusje hier met luiden stem aan toe. Het is wat moois, vond vrouw Pieterse, moeten we dan van al die vreemde snoesha nen houden? Waarop iedereen lachte. Eindelijk waren de redevoeringen afgeloo- pen en verliet de menigte voetje voor voetje het kerkhof. Men begaf zich nu naar het bosch, waar 'n prachtig feestmaal was aangerichtta fels volgeladen met alle mogelijke heerlijkhe den. Het muziekkorps uit dè stad speelde volks liederen en iedereen zong uit volle borst mee. Het was werkelijk heel feestelijk. En toen ten slotte een van de veteranen opstond en een hoera aanhief voor de Konin gin en Oranje,... toen schreeuwden zelfs de Zigeuners mee, zoo hard als ze konden'. SCHADUWBEELDEN. EEN REBUS. Voor de scherpzinnigen onder onze lezers en lezeressen hebben wij dezen rebus getee- kend. Hij stelt een spreekwoord voor, dat a'ge- rqeen bekend is en bijna dagelijks gebez.gd wordt. Doe je best eens de oplossing te vin den, volgende week drukken wij haar af. 62. Ivy was een groote vriendin van de zeeleeuwen en op zekeren dag, toen het zeer heet was, terwijl ze in haar dagboek schreef, vroeg ze aen van de zeeleeuwen haar met een van zijn vinnen wat koelte toe te wuiven. Maar de zeeleeuw maakte zulk een tocht met zijn vin, dat het niet lang duurde, of de hoed van Ivy lag in het bassin. „O, lieve help, daar gaat mijn mooi hoedje," riep ze uit. „En dat alles, omdat ik er geen hoedepen heb ingestoken." Ze sprong op en met Robbie eH Topsy achter zich, liepen ze naar den rand van het hftttain pp ao&k naar den hoed. Be konden den hoed nergens vin- Hen en Ivy dacht hem reeds voor goed verloren, toen een luid blaffen jtit het water opklonk. Ze gingen weer terug naar het bassin en kwamen juist op tijd om te zien, hoe de andere zeeleeuw uit het water kwam met Ivy's hoed op het hoofd. „Kijk eens," riep Robbie uit, ,,hij moet den hoed opgevangen helbben, voor deze in het water kwam, want hij is heelemaal niet nat." „Het is een beste zeeleeuw," ueide Ivy, „om mijn hoed terug te brengen." Nu de tijd van de lange avonden weer gaat komen krijgen wij ook weer eens de gelegen heid om mooie schaduw-beelden op de muien te too veren. Zoo je weet, kan je mei de handen allerlei figuren maken die dan op den muur soms heele leuke dingen voorstellen. Op ons plaatje hebben wij geleekend hoe je een bok kunt maken en ook hoe men een In diaan te voorschijn kan tooveren. Natuurlijk moet je eerst ©enige bedrevenheid in dit werk je hebben voor je iets kunt maken dat werke lijk goed gelijkt. Maar daai i zal je zien hoe gemakkelijk het is ook andere dingen te maken en dan liefst natuurlijk dingen,, die je zelf verzint. Heele aardige figuren kan je ook maken met behulp van een zakdoek, een stukje pa pier, ed. Je zult altijd zien, dat wat je met den doek of het papier ook maakt, op den muur iets geheel anders lijkt. BRIEF MET FOUTEN. Mijn neef Jan is van den zomer een tijdje uit logeeren geweest en bij die gelegenheid schreef hij aan zijn ouders den volgenden brief „Lieve vader en moeder. Ik heb vannacht heelemaal niet kunnen sla pen, Al den tijd heb ik aan U en aan huis gedacht. Ik vind hier al'es toch zoo vreemd, lié, en ook mis ik mijn vrienden Karei en Willem. Van Karei heb ik ook gedroomd. Hij kwam mij halen om naar school te gaan, maar ik zat nog aan tafel voor het ontbijt etn mocht Van vader niet opstaan voor ik klaar was. Toen ik eindelijk buiten kwam was Karei de straat al uit en toen riep ik hem na„Zeg maar aan den leeraar, dat ik vjandaag niet kom". Maar hij schudde het hoofd en riep terug: „Zeg dat zelf maar". Verbeeld-jc, moedor, dat je zoo maar thuis kon blijven als je wilde. Was het maar waar? Met droomen is lang niet altijd pretty, soms krijg je cr hoofdpijn van. Ik was ten minste blij dat het eindelijk ochtend werd en ik op "kon staan. Tante was erg lief voor Tmij en het ontbijt hier was heel gezellig. Ik kreeg een zacht gekookt ei, dat Ik in schijf jes gesneden heb en op mijn brood gelegd heb. Dat smaakte heerlijk. Na het ontbijt ben ik met oom gaan visschen. Oom had een hengel en ik een schepnet. We hebben echter niet veed gevangen Het duur de wel een paar uur voor ik beet kreeg Maar we kwamen toch nog met drie visschen thull, Daarvoor hebben wij al ons aas opgemaakt. We hebben 's middags in huis gezeten omdat het zoo regende Om zes uur hebben wij ge geten en daarna heb ik samen met oom een wagentje voor nichtje Annio geschilderd. Daarna ben ik naar lied gegaan. Hé, moeder, nu breekt net mijn pen en Ik wilde U nog schrijven dat mijn levertraan op is. Dag, Uw zoon Jtn". Zooals je jdet is dit een heel mooie brief maar alleen is het jammer, dat er zoo veel fouten in zitten. Hebben jullie ze al ont dekt, toen je den brief las? Nu, toen ik den brief las, zag ik ze dadelijk. Je moet hem dan ook maar eens nauwkeurig nalezen, dan aal je wel zien, dat Jantje een hoop dingen vertelt, die niet waar kunnen zijn. Om het je precies te zeggen: er zitten zes rare fouten in, waar Jantjes ouders heel har telijk om gelachen hebben En Jantje zelf ook, toen hij het later hoorde De volgende week zal ik je de fouten zeg gen. Zoek «m na eerst zelf maas. DE LOSGESLAGEN VLIEGER. Hendrik Mij er en zijn vader Gingen samen ftens op stap. Weldra tuitten vader's ooren Van Henk's vroolijke gesnap. „Ziet U nu dat brugje ginder, Daar, vlak bij die boerderij? Als we daar nu over loopen, Zijn we daad'lijk in de wei". „Ja, maai* zou de boer dat willen?" Vroeg nu pa, een beetje bang. „Ach natuurlijk", blufte Hendrik 'k Ken dien boer toch al zoo lang,..." En de 'boer vond het niet erg; Lachend riep hij „Loop maar door". „Nou", zei vader vroolïjk spottend: „Jij hebt goede vrienden hoor". Nauwelijks waren zij in 't weiland, Ofdaar viel iets uit de lucht „Kijk eens pa, daar valt een vlieger, Die is zeker op de Vlucht...." „Henk, we boffen", riep nu vader, Die direct een poging deed, Om den vlieger op te vangen. Licht was hij nog goed, wie weet? Maar toen vader 't ding gepakt had, Zag hij niets dan vli, J' en vel. Om zijn spijt wat te verbergen, Zei hij toen „Dat dacht ik wel.,,." LEVENSWIJSHEID. Stijgende kaïn men stilstaan; nooit wanneer men daalt. (Napoleon,) De eigenliefde is de grootste van alle vleders. Wij bezitten allen voldoende kracht om and er er rampen te dragen. Wij beloven, naar wij hopen en wij houden onze beloften naar wij vrcezen. Men ls nooit zoo gelukkig, noch zoo ongo- lukkigg als men zichzelf verbeeldt. Er bestaat slechts één soort van liefde, doch 'er zijn duizenderlei oopieën. Ieder klaagt over zijn geheugen, en niemand klaagt over zijn oordeel. Het is schandelijker zijn vrienden te Wan trouwen dan er door bedrogen te worden. Een instructie van het Ned. Jong. Verbood, bevat het volgende voorschrift, dat ongetwij feld opgevolgd z*l worden; Niet roeien en zwemmen, als men "het niet kan. De wagen (heeft een djompvolk v«*rim m loopt miatara. „Adv. Btot. NN/

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 3