Voor Jong on Oud WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 5 SEPTEMBER 1930 No. 35. OM TE KLEUREN. Ziet ze draven, de kleine Ans, met Polly ach ter haar aan. Is dat geen prachtige plaat, .om te kleuren? Wel 'n beeije moeilijKdal go looven we ook wel er staal zoo véél op, hè. Maar kom, Je best maar gedaanen héél voorzichtig. Want anders loopen de kleuren door elkaar heen en dan wordt het leelijk. Wat zou Ans voor een jurk aan hebbesi? 'n Rose? Llchtrose. Erg besme'telijk. Daarom Is ze ook zoo bang voor den regen. Haar kous jes en muts ook rose. Of de "kousjes donker rood? Dat gaat ook best. Maar nu haar armpjes en gezicht, en bloote beentjes Dat Is niet zoo gemakkelijk. Héél, héél licht geel met erdoor héén 'n tikje rood, maar o. zoo weinig. En welke kleur zou het haar van de kleine meid 'hebben? We zouden zeggen, ze heeft bruine krullen En haar tasch- je is donkerrood, met 'n gele bloem erop. Het pad waar ze op loopt en de stoepen van het huis zdjn natuurlijk grijs; het dak donker rood en de paai donkerbruin. Het gras en de boomen groen; die mooie tu'pen daj.r opzij, die maken we geel en aan den overkant van hei pad staat ook nog een plant mei allemaal witte bloemetjes. Boven in de lucht drijven wolken; dat zijn donkergrijze wolkon, èndors zou het niet zoo regrrteii, en dan hoefden .de kleine Ans en Polfy niet zoo te rennen O, ja, PoUy zijn wij nog vergeten Dat lijkt wel een Malïhezer leeuwtie, zoo heet- zoo'n hondje. En die zijn snjf^wit Dus kleuren met wit; en dan geven wij hem een praehtigen rooden strik. E"n héél werkje, al die verschi'lende kien rt n. ma^r als het netjes en zorgvuldig gedaan word', dan wordf het een mooi plaa'je, waar be?!" werko'^lv pi ei zier van zu't hebben. Tactiek „Neen. meneer", zei de dorpsbarbier tot den vreemdeling, dien hij onder het mes had, ik scheer niet op crediet. Ik heb 't vroeger wel eens gedaan, maar ik ben er van teruggekomen. Bovendien vraagt niemand het meer. „En waarom niet?" „Ziet U, meneer, legde de barbier uit, Ik had vroeger een aantal klanten, die me telkens vromen het op te aohrijven en ze lieten me zoo'ang naar mijn geld fluiten, dal ik krasse maatregelen moest gaan nemen Toen ik een '■an mijn hardnekkigste schu'd ma ars onder het fc1 s had, zet'e ik met m:jn scheermes een schrap oo zijn neus en zei hem, dat ik dat lichaamsdeel voortaan als kerfstok zou ge>- hruiken En 't was wonder1 ijk, hoe spoedig me alle menschen kwamen betalen". „Wenscht U soms vooruit betaald te wor den?" perste de vreemdeling met moeite tus- •chen zijn lippen door. DE ZIEKE MAN. Een zieke man in huis te hebben is zeker niet aangenaam. Eerslens al omdat ziek zijn op zichzelf reeds een kwaad ding en tweedons om dat het een groote zorg en een naloop is. Men doet het verpleegslerswerk natuurlijk wel graag, maar het neemt toch niet weg, dat ons huis houden een tikje in de war raakt. Natuurlijk bedoelen wij niet de gevallen waarin men eetn huisgenoot heeft die ongeneeslijk ziek raakt en jarenlang lijdt, want ach, in die verdrietige omstandigheden zal alles zich op den duur wel weten le schikken Maar de ziekle jes die iedereen in zijn leven wel eens heeft, zoo'n weekje influenza bijv., die brengen ons nogal eens uit de lijn. Lang niet alle mannen zijn preltige patiën ten, o, neen. Er zijn er bij. die vreeselijk met zichzelf te do^n hebben, en het geval veel er ger maken dan het is. Ér zijn er ook, die het minder voor doen dan het is en voor hen in het bijzonder moet men oppassen, dat zij niet te vroeg hun Werk hervatten. Er zijn er ook, die eenvoudig erg lastig zijn. Zij konden nooit jtilzitten of liggen en nu zij ziek zijn gaat het evenmin. Wij "kennen een man, die een been gebroken had door een ongeval met zijn mo torrijwiel. Toen het daarvoor nog lang geen tijd was sloop hij dès nachts reeds stilletjes Éloor het huisHet gevolg was dat de kwaal verergerde en zijn vrouw daardoor in weken geen oog meer durfde dichtdoen uit angst dal hij weer met zijn nachtelijk gewan- del zou beginnen. Wat een kind, zult gij zeggen. Ja, maar er zijn er velen zoo, hoor. Zij bezorgen hun omgeving veel meer last dan noodig is en brengen de zenuwen in huis, zoodat tenslotte iedereen den kluts kwijt raakt. Gelukkig zijn er ook nog goede zieken. Dat zijn vooral dege nen, die achteraf dat weekje van intense rust wel kunnen gebruiken en zich er in verheugen als zij zich eenmaal met het onafwendbare heb ben verzoend. Zulke zieken ziet men wat graag aan tafel, als zij wat opknappen en dan lijkt het er meer op, dat pa eens een weekje thuis is, inplaats dat hij een week ziek is. De meeste mannen zijn sliller dan gewoon lijk als zij ziek zijn en men kan het hun aan zien, dat een gesprek.hen hindert. Slil zitten valt echter ook niet mee en daarom moet men hen wat afleiding trachten Ie geven. Boeken zijn meestal welkom, maar ook kranten of tijd schriften zullen zij gaarne lezen. De eerste da gen hebben wij er zelden behoefte aan, veelal omdat zij dan te ziek zijn maar vaak ook, om dat zij niet "gewend zijn thuis le zitten en 'dan genoeg afleiding vinden door stilletjes weg,het leventje van allen dag le bestudeerem. De,dage- lijksche sfeer, die in het huis heerscht, waar de vrouw haar vaste bezigheden op een be paalde wijze verricht, is den man vreemd en hij vindt het derhalve wel eens amusant om zich daarin te vermeien. Heeft men een zieke man in huis, dan moet men zich naar hem weten te schikken. Is hij stil en afgetrokken, dan late men hem met rust, is hij lastig en kribbig, verzorg hem dan maar eens een beetje extra goed. Maar vooral pas op dat hij U niet beet neemt en weer aan het werk gaat als hij nog lang niet beter is. HET ZEESTRAND. Aan zeestrand ontbreekt het ons waarlijk niet. Van Den Helder tot aan de grens bij Bel gië kan men het vinden en ook nog «Ungs een flink stuk van de Zuiderzee. Alleen Groningen en Friesland, alhoewel zij aan het watair gren zen zijn stiefmoederlijk bedeeld, en verder na tuurlijk de provincies, die midden in het land liggen, c Het is een heerlijk iets, het strand en. feite lijk moesten alle Nederlanders er zoo mee ver trouwd zijn als de Hagenaars en de Zandvoor- ters en al die andere, die als het ware met één stap in de zee slaan. Dat kan echter niet want de afstanden zijn te grool, maar in den zomer, als zoovelen vacanlie hebben moesten er eigen lijk uit aile deelen van ons land nog veel meer menschen naar het strand gaan. Nu ziet men in hoofdzaak buitenlanders, die groote reizen maken om in Domburg, Scheve- ningen, Noordwijk, Katwijk, Bergen, enz. een weekje en soms wel een maand of nog langer te vertoeven. Waar blijven echter de Nederlan ders? Waarom komen er zooveel wel spoedig tol een besluit als het een reisje naar de Rijn geldt, of 'naar de Ardennen? En Waarom aar zelen zij als liet een weekje naar het strand betreft? Het is de vrees voor de kosten. Algemeen gelooft men dat het in onze badplaatsen nogal ..gepeperd" is, zoodat meestal alleen de beiei gesitueerden naar zee trekken. En toch kar ook de kleine man zich die weelde wel veroor loven. Natuurlijk is het in de badhotels zelve vrij duur. "Dat kan ook baast niet anders, wani men moet in een paar maanden het gansclie jaar goed maken. Maar vergeet toch niet, 'dal vrijwel alle aardige badp^atsen bij groote ste den liggen, waar men billijke hotels te "kus! en te keur heeft. Temand die graag naar Sche veningen wil, behoeft niet persé in. het Kur- hans of Palace-hotel terecht te komen.( Hij kar ergens in Den Haag logies zoeken en da gel ijk- naar het strand wippen. En zoo ook is he: met Noordwijk en Zandvoort. Wie het dus wi zal zich de weelde van een weekje aan zee we kunnen veroorloven. Het is niet duurder dar andere reisjes. Het a.b.c. is iets, dat iedereen moet ken nen. Zonder de 26 letters van het alphabet i tnen niets, nietwaar. Men ka^n zich niet uit drukken, men kan niets lezen, niets ordellj opbergen of opzoeken in adresboek en tele foongids, kortom, het a.b.c. is het eerst noo dige voor den tegenwoordigen memsch. Mei leert het op de lagere school Geen wonder dus dat men bij zoovele an dere zaken telkens het a.b.c. als voorbeel< neemt. Iemand, die in zijn vak of bij het spe een fout maakt werpen wij gaarne het ver wijt naar het hoofd, dat hij er het ab.c. no^ niet van kent. De grondregels weet hij niet er dat is heel, heel erg. Bij elk vak, bij elk spe ja bij elke bezigheid 'en bij alle dingen heefl fnen „een" a.b.c Weet U nu wat het a.b.c. van het huwelijk is? Wij hebben het ergens gelezen en zullen het U vertellen. Het a.b.c. van het huwelijk bestaat in den omgang met elkander. Die moet goed zijn en goed blijven. Met liefde alleen komt men er niet, o, neen. De liefde immers verandert zoo vaak van gedaante en heeft ook dikwijls zooveel geweld te weerstaan, dat zij soms geheel en al verdwijnt. Maar een goede omgang kan blijven, mits men het maar wil. mits men het a.b.c maar in acht neemt. En dat wil dat men elkander geen verwijten doet of steeds met raadgevingen achtervolgt, Wani hiermede hindert men elkaar in de geestelijke vrijheid. Iedereen doet immers het liefst wal hij zelf wil en ergert zich als hij op dit punt voortdurend gedwarsboomd wordt. Het a b.c. van het huwelijk zegt tot der man, dat hij natuurlijk het verstandigste is ec ook volkomen vrij blijft om zijn vrouw mei goede raadgevingen terzijde te staan. Maar toch moot hij zuinig zijn met zijn adviezen. \vant weet dat er niets zoo goed Is als juis; het betrachten der economie, ook in dit op zicht Hij zal natuurlijk aUes zeker wel he; beste weten, niemand twijfelt daaraan, maar ongelukkige is immers juist, dat zijn vrouw zoc verwaand is, dat zij het steeds het beste meen te weten. Zijn advies speciaal als het be rust op wat zijn moeder gewend was te zeg gen en te doen is goed, zelfs veel te goer om het zoo maar weg te geven. Daarom doe hij wijs het steeds maar in eigen bezit t< houden Het a b.c zegt verder tot de vrouw*: mijl beste, j" staat wel een beetje gauw klaar me opmerkingen als: „Als je nu maar eens naai mij wilde luisteren" of „laat ik je raden Tom", of „Ms ik in jou plaats was Be denk toch, je bent niet in zijn .p^ats. Als jf het wel was, zou je misschien net zulke domm< dingon doen als hij. Laat het hem zelf maai uitzoeken, als hij dan al eens zoo'n heel zeld zaam keertje een fout maakt en laat hen leeren door ervaring. Het is veel beter zoo, dan dat gij hem steeds met uw adviezen helpeu wilt, speciaal als ar vreemden bij 4jn..*. VOOR KNUTESLAARS. Deze olifant hebben wij nu eens voor de knutselaars geteckend. Wat je ook doet, je kunt hein altijd wel gebruiken. Doe je graag aan figuurzagen, wel knip hem uit, plak hem op en zaag. Dan kan je ftitem later bij je moeder op een kastje te pronk zetten. Natuurlijk moet je dan het papier er afschuren en het hout een kleurtje geven. Voel je soms meer voor teekenen. Wel, lee- ken hem dan na en kleur hem zoo mooi als je kunt. Misschien is hij dan wel een lijstje waard. Of vind je het leuker wat te puzzelen? Ook best. Neem dan een stukje Steviger pa pier en plak hem op. Neem nu een schaar en knip hem kris kras in kleine stukjes. Zoo klein als je zelf wilt En zet hem dan weer netjes in elkaar. Ik beloof je dat het een aar dige legkaart -worden kan. Je kunt er nog wat anders mee doen ook. Zooals je ziet is hij heelemaal zwart. Plak hem nu eerst op carton en knip hem dan zoo mooi mogelijk uit. Dan kan je hem met dunne ver nis bestrijken, zoodat hij mooi. gaat glimmen. Maak nu een lijstje van hard carton of neem een oud portretlijstje en leg hern daar midden in. Maak nu met vier zwarte draadjes, die je door het catron haalt, "het olifantje aan het lijstje vast. Dan heb je een aardig ding om op te hangen. Tenslotte kan je hem ook gewoon op helder wit papier plakken en dat in een lijstje jclben.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 8