üraagenAanbod
De rustige plaats
STER-TABAK
Ie BLAD®1®
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
Denkt om het belastingplaatje
Voor Heeren.
36e JAARGANG
VRIJDAG 1 AUGUSTUS 1930
No. 29
DRUKKERIJ
H. WEQELINQ
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT RER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT
CONTRACTEN SPEC. TARIEF
ABONNEMENTSPRIJS
40 CENT PER 3 MAANDEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
UitgaVe ;M. Wegeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vlisslngen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
f m
Dereden, daternogmannen
zijn, die geen pijp rooken,
ligt aan hun onbekendheid
met
Wie de onveranderlijk
goede Ster-tabak een
maal heeft geproefd, laat
zich deze bron van genot
nooit meer ontnemen.
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijf behoeften
z||n wi] goed en
goedkoop 1
WegelingsJlieuwsbladGE
Wij zorgen voor
nafta uitvnarlnri
Wij zorgen voor
nette uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst in prijs I
men van de gemeenten Middelburg en Vlissin
gen, wegens vertrek naar Indië.
Zaterdagmiddag werd van de werf der
N.V. Kon. Mij. „de Schelde" het nieuwe mail
schip van den Rotterdamschen Lloyd „Dem-
po" te water gelaten. Mevrouw Quarles van
IJfford, baronesse Mulert tot de Leemoule,
echtgenoote van den Commissaris der Konin
gin in Zeeland, verrichtte de „doopplechtig
heid".
Door de Chr. Jonge Mannen ver eeniging
en ook vanwege de C. K. WI. O. werden in het
gebouw voor Chr. Soc. Belangen Anti-Kermis-
vergaderingen gehouden.
Ten einde deel te nemen aan den Natio-
nalen Vaandélgroet, hoopt een deputatie uit
het bestuur van den Vlissingschen Oranje-
bond zich op Dinsdag 16 September naar Den
Haag te begeven.
Vrijdagmiddag werd een goedgeslaagd
proefgesprek gehouden met de mailboot „Prin
ses Juliana", welke zich halfweg op weg bevond
van Vlissingen naar Harwich.
Op den hoek Aagje Dekenstraat—Schelde-
straat had een aanrijding plaats tusschen een
Franschen 'auto en de electrische tram, welke
zich bepaalde tot lichte materieele schade aan
beide voertuigen.
In het Zusterklooster der St Mgjella-
school te Wouw overleed plotseling de Overste
Eerw. Zuster Dorothea (Mej. Schirhold) in
dertijd ook alhier Werkzaam in de zusterschool
Door het bestuur der aifd. Vlissingen der
V.A.R.A. is een adres aan den gemeenteraad ge
zonden, Waarin het wijst op den grooten hin
der, ondervonden door storingen, veroorzaakt
door diverse apparaten.
Bij het Leugenaarshoofd Is het Ehgelsche
stoomschip „Lilburn" aan den grond gevaren
en met sleepassistentie weder vlot gesleept
Alhier passeerden de Engelsche kruisers
„Chatham", „York" en „Frobishen*.
Wij willen onzen lezers er nog eens aan her
inneren dat vanaf heden 1 Augustus ieder rij
wiel moet voorzien zijn van een nieuw belas-
tmgplaatje.
Toen wijlen Dr. E. Laurillard in zijn boek
over de zeven hoofdzonden den hoogmoed had
behandeld, eindigde hij zijn artikel met deze
Woorden: „En nu is 't uit. Dat is te zeggen,
met den hoogmoed Is 't nog niet uit dat zal
nog Wel een poosje duren; maar mijïn verhan
deling over den hoogmoed is uit". We moesten
onwillekeurig aan deze ontboezeming denken,
toen we lazen van enkele Amerikaansche da
mes, die met echt Amerikaansche trotsch er
zich op verstaan Hollandsche namen te dra
gen, want dat herinnert er haar aan, dat men
afstamt van de eerste kolonisten. Een ver-
eeniging van zulke dames had besloten aan
een beeldhouwer opdracht te geven, een ge-
denkteeken te vervaardigen, ter verheerlijking
van de Hollandsche voorvaderen en gelijk
ten slotte blijkt, niet minder tot haar eigen
eer en glorie. Om dit werk tot stand te kun
nen brengen ging de man aan de studie. Men
kan toch geen uitbeelding geven van menschen
van voor enkele honderd jaren, zonder te we
ten van hun gewoonten, manieren, levenswijze,
kortom, zonder te weten, welke menschen
dat waren. Nadat de man zijn studie voltooid
had, begon hij aan de opdracht en leverde, na
bepaalden tijd, een mooi stuk werk, „der na
tuur getrouw". Maar toen de dames het werk
■zagen, schrokken zij en weigerden het te
aanvaarden. Verbeeldt U, ze zagen een stoere
arbeider in werkmanspakje, vergezeld van een
vrouw met een kap op en een kind in de ar
men. Maar d&t was toch niet het beeld hunner
voorouders? Waren dat dan timmerlieden en
metselaars en smeden, schoenmakers en land
bouwers en waren hare voormoeders dan van
die gewone vrouwen met kappen op en handen,
die van werken getuigden? Zij hadden wel heel
wat anders verwacht. Zij hadden wel eens ge
hoord van deftige oud-Hollandsche kooplieden,
van patriciërs en regenten en daarvan hadden
zij een voorstelling verwacht Maar zóól Van
zulke menschen wenschten zij niet af te stam
men. De beeldhouwer trachtte haar aan het
verstand te brengen, dat het zóó was en niet
anders, dat de opdracht tot In de kleinste on-
derdeelen was vervuld. Er was geen redeneee
ren tegen. De deftig© dames wilden deftige
voorvaderen. En toen de kunstenaar zijn ont
werp wat deftiger gemaakt had, was het nog
niet goed. Het moesten regenten zijn in vol
ornaat, geen arbeiders. Het eind der geschiede
nis was een rechtzaak, in welke de dames tot
betaling van schadevergoeding Werden veroor
deeld. Wat heeft de hoogmoed deze dames
parten gespeeld. Het ging hier meer om eigen
eer, dan om die der voorouders. Wij kunnen
om de dwaasheid dezer Amerikaansche (ia-
mes lachen, maar is het toch eigenlijk jgeen
droevig iets, dat een mensch zoo hoogmoedig
wil zijn? Want deze mensohelijke eigenschap
komt telkens weer uit. De reeds genoemde
Laurillard kenschetste de gewoonte dat men,
als men twee neven heeft, waarvan de ^-êfen
•winkelier is en de ander minister, men den
winkelier ongemoeid laat; en den minisfjer
overal bij haalt, in het veelzeggend rijmpje:
„Ik meen, gij zijt ook nog zoo wat van de
familie van den Minister R?"
„Zoo wat? Neen! 't Is mijn neef! Maar
R. dan, die dien winkel.,..? „Dat ls geen
neef, of, ja, maar ver ontzachlijk ver!"
Ja zeker, de Franschman Larocheloucuule
had Wel «gelijk, toen hij zei„De hevigste harts
tochten laten ons somtijds nog met rust, maar
de ïjdelheid drijft ons altijd". Toen Lodewijk
XIV eens één zijner ministers op de prachtige
gebouwen van Versailles wees, met de vraag:
Weet ge nog wel, dat hier in vroeger tijd niets
dan een windmolen stond? gaf hem deze ten
antwoord: „O, ja, sire, ik weet het nog goed:
en nu is de molen weg, maar de wind is
gebleven". Niets dan wind, zegt onze dichter
„Niets dan wind", bromt de magere Man en
hij trommelt daarbij met zijn dorre kneukels
op een huis van zes planken.
VLISSINGEN. Beroepen bij de Chr. Geref.
Kerk oand. N. Brandsma te Arnhem.
Geslaagd voor practïjk-examen Boekhou
den de heer J. D. Abrahamse, voor Mercurium-
diploma Boekhouden de heer A. van Hercules,
- Als derde stuurman de heer P. Verhaagen.
De luitenant ter ziee 2e klasse bij de Kon.
marine-reserve H. J. Landsman, is geplaatst
aan boord van Hr. Ms. wachtschip VLissingem.
Geslaagd voor het tweede gedeelte van het
examen voor de akte,N XVIA, de heer F. P.
Roest, leeraar aan de Zeevaartschool. De heer
Roest is de eerste, die de volledige akte M.O.
radiotelegrafie heeft verkregen. Voor akte N
XI le gedeelte slaagde de heer H. v. Leeuwen,
eveneens leeraar aan de Zeevaartschool.
Geslaagd voor diploma A R.-Kath. Mulo-
examen Th. J. Andriessen, W. de Koning, A.
G. de Witte.
Ds. J. B. G. Croes te Gouda, eerder Chr.
'Geref. predikant alhier, komt voor op het
l'weetal te Zutphen.
A.s. Zondag hoopt Dr. J. E. B. Blase,
Evang. Luthersch predikant, afscheid te ne-
Donderdag werden weder 1850 passagiers
met de provinciale boot overgezet en 27 auto's
vervoerd.
Op het zangconcours te Axel kwatn „Door
Oeflening Vereenigd" in de 2e afd. met 169 pun
ten.
MIDDELBURG. Van den volledigen oplei
dingscursus aan de Industrie- en Huishoud
school Werden de volgende leerlingen bevor
derd:
Naar de' le klasse der oostuumnaaisters: L.
Ilmeir, J. KareJse, G. Kleijn, J. Steijn, J. de
Heeren die gewoon zijn na het scheren zich
even te poederen, maken gaarne gebruik van
Purolpoeder, dat verzachtend en gezond voor
de huid is. Prijs 43 ct. per doos en evenals
Purol verkrijgbaar bij Apoth. en Drogisten
Jlooge, D. de Koning, S. Carol, B. Gideonse,
M. Grashuis, J. van Quwerkerk, L. de Pagter,
R. Sanderse, J. van Loo, T. Janse, J. van den
Berge, M. Verstraate.
Naar de le klasse hulp in de huishouding:
B. Bals, A. van Dijk, T. Klaassen, B. de Kam,
N. Mulder, K. v. Belois, C. van Dixhoorn, J.
Monté, A. Struyck, C. de Vos, C. Breel, M.
Koonejan, 7 leerlingen werden niet bevorderd.
Naar de 2e klasse der oostuumnaaisters wer
den bevorderd: J.. van Bijlevelt, F. den Hoed,
J. Labruyère, N. Looise, R. van der Pas, J. de
Poorte, L. Roelse, M. Ruben, J. Valkier, N.
Boone, T. Boone, C. van den Broecke, B. de
Bruyn, J. Bus, J. van Helleman, A. Julianus,
A. van Sluis, G. Verheul, M Visch, M. Wöhler.
Naar de 2e klasse hulp in de huishouding
werden bevorderd: P. Janse, K. Julius, M. Mal-
go, M. van Öuwerkerk, C. de Pagter, C. van
6.
In den tuin dacht hij over het gehoorde na.
Hoe had meneer van Mirden dat gezegd: „Wij
moeten in een weiland gaan liggen en dan
maar aan één ding denken". Goed, dat zou
Paul probeeren. Hij strekte zich in het gras
perk uit, Lag bewegingloos, zijn armen stijf
tegen zijn lichaam gedrukt, 2ijn oogen geslo
ten en hij dacht aan Anna, hoe zij over het
touw sprong, heen en weer, heen en weer,
haar rokje gaat bol staan, het donkere haar
fladdert om haar warm gezicht, heen en weer,
heen en weer. Hij dacht daar zoo lang aan,
tot hij in slaap viel.
„Lieve help, hij slaapt". Het was de stem
Van Mirden, die hem wekte. Hij sloeg zijn
oogen op. Zij stonden allemaal om hem heen,
zijn moeder, tante Dina, Mirden, en ze keken
glimlachend op hem neer. „Heel goed", zei
Mirden, „in het gras liggen, slapen, het haar
vol met sprinkhanen, zoo moet het zijn. Hij
pakte Paul beet en zette hem weer op zijn
beenen. „Nu een wandeling, dat is levens
kunst".
Zij gingen de dorpsstraat in en liepen de
Bennenlaan in. De lucht was drukkend, boven
de bergen, hingen groote donkere wolken.
Overal in de weilanden werd ijverig gewerkt
om het hooi voor den regen binnen te krij
gen. Paul lette niet op het gesprek van de
groote menschen, het ging over Engeland en
Rusland en over den oorlog - daar stelde
Paul weinig belang in. Hij keek naar de
koeien, die aan den kant van den weg ston
den en die met groote oogen de voorbijgangers
aanstaarden. Paul was een beetje bang voor
hen, maar probeerde toch us tig en onbe
vreesd dichtbij hen langs te gaan. In de verte
reed een Wagen, met hooi beladen, vlug naar
het dorp toe, er bovenop zaten Loulou en
Apna, die uit volle "borst zongen. Bij een bank
bleef tante Dina staan, zij Was moe geworden.
De anderen gingen verder. Mevrouw Irene en
Mirden zwegen een poosje.. Van Mirden's ge
laat was de vroolijkheid verdwenen; hij keek
nadenkend voor zich uit en plukte zenuwachtig
aan zijn onderlip. „Het kijken van die koeien
hindert mij" zeide hij tenslotte.
„Waarom", vroeg mevrouw Irene, ^,zij zien
er toch zoo vredig en rustig uit".
„Vredig", herhaalde Mirden. „Dat vind Ik
niet. Zij kijken ons aan, alsof wij dwaze ge
drochten zijn, alsof ze denken: „Onmogelijk,
Pie wezens, die daar zoo rechtop naast el
kaar voortgaan en maar praten, inplaats van
te vreten of te herkauwen".
Mevrouw Irene glimlachte'flauwtjes. „Ik weet
niet", ging Mirden voort, of de dieren elkan
der verstaan, maar dat is zeker, als ze wat
tegen elkaar zeggen; dan is het altijd iets, wat
hen na aan "het hart ligt. Zoogenaamde con
versatie kennen zij niet".
Mevrouw Irene trok haar wenkbrauwen op
en het klonk wat boos, toen zij zeide: „Ik
zou niet wenschen, dat dat ook bij ons inge
voerd werd; ik wil niet dat ieder mij zegt,
wat hij op gijn hart heeft. Wlaarom zou een
ieder zijn last op mij moeten afladen?"
„Nou ja, zei Minden, en uit zijn stem sprak
moedeloosheid, „natuurlijk is het beter zoo.
Men praat met Êlkaar en doet alsof er geen
last te dragen is". Vervolgens zei hij met
een lach: „Weet U hoe mij opzen omgang
soms lijkt: als een quadrille van pakjesdra
gers; elk heeft zijn koffer op den schouder,
maar zij buigen en dansen alsof zij de zware
koffers niet zien, die elk van hen de schou
ders haast platdrukt".
Mevrouw Irene haa]de haar schouders op.
„Waarom moeten wij ook altijd naar dat kij
ken, wat treurig is?" Toen zwegen zij een
poos Mirden plukte de zaadjes van de paar-
denbloemen, die aan den kant van den weg
stonden. Mevrouw Irene keek omhoog naar
de bergen, waarboven het juist begon le weer
lichten. Eindelijk zeide Mirden weer: „Dus
U wenscht niet, dat ik spreek over wat mij
na aan het hart ligt?" x
„Neen", antwoordde mevrouw Irene, zonder
den blik van het weerlichten af te houden.
Er ontstond een stilte en mevrouw Irene zei
'tegen Paul: „Paul, jongen, loop een beetje
vooruit"..
En gehoorzaam liep Paul den landweg af
en hij vroeg zich af, waarom zijn moeder van
daag zoo streng tegen dien goeden mijnheer
Van Mirden was. Maar je wist het nooit 'bij
die groote menschen, als ze van elkaar hiel
den, dan werden ze plotseling hard en leelijk
tegen elkaar.
Over de bergen klonk een dof gerommel;
het Werd tijd om terug te gaan. Voor de villa
stond de directeur. Hij was met den laatsten
trein gekomen, „om zijn familie te verrassen",
vertelde hij. „]Ben je hier ook, Mirden", zeide
hij en begroette den jongen mam. „Dat is aar
dig".
„O, wat prettig", riep tante Dina een beetje
te 'geestdriftig, maar zij was bang, dat het
zou opvaleln, dat mevrouw Irene niets zei
Toen allen het huis binnengingen, bleef de
directeur nog buiten en keek naar het opko
mend© onweer. Paul was bij zijn vader gebleven
en keek ook naar de lucht. Uit het huis klonk
door het open raam de stem van Mirden en
het .schelle gelach van mevrouw Irene. Paul
bemerkte dat zijn vader's gezicht veranderde;
er kwam een diepe rimpel tusschen zijn wenk
brauwen, de mond was zoo stevig dicht, dat
de lippen bleek werden.
„Is hij boos of heeft hij erge pijn", vroeg
Paul zich af en onwillekeurig veranderde zijn
gezicht ook, om^at hij een behoefte gevoelde
om de trekken óp zijn vader's gezicht na te
bootsen Daar kwam mijnheer van Mirden het
huis uit, hij moest zich haasten om den trein
nog te halen. „Komt "U gauw weer hier buiten
terug", zei de directeur en gaf hem lachend
de hand.
Het onweer was nu naderbij gekomen, groote
regendruppels plasten neer en de donder was
niet van de lucht af. In de huiskamer werden
de luiken gesloten en de lamp aangestoken.
Paul was door den warmen dag vermoeid, hij
leunde in den hoek van de canapé en knip
oogde tegen het licht. Maar ook de anderen
schenen moede te zijn: vader sprak weinig en
als hii iets zei, klonk het onaangenaam scherp
en brommerig Moeder Was bleek en zwijg
zaam. alleen tante Dina was onvermoeid be
zig het gesnrek aan den gang te houden. Paul
Werd spoedig naar bed gestuurd.
(Wordt vervolgd).