ürtiagenrfanbod
De rustige plaats
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
Doorz/^e/7
Stuk/o o/oen
36e JAARGANG
VRIJDAG 11 JULI 1930
DRUKKERIJ
H. WEGELING
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
kA
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT RER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL, 40 CENT
CONTRACTEN SPEC. TARIEF
40
ABONNEMENTSPRIJS
CENT PER 3 MAANDEN
No. 27
DRUKKERIJ
H. WEGELING
VLISSINGEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
Uitgave lH JAfegeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vlissingen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijf behoeften
zijn wij goed en
goedkoop I
WegelingsUieuwsblad
Wij zorgen voor
nette uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst in prijs 1
In het „Algemeen Weekblad" komt een le
zenswaardig feuilleton voor van T. van Buu]
over „Opleiding tot Zenuwpatiënt". Is deze
dan noodig? vraagt de schrijver. En hij ver
volgt: Niet direct, zou men meenen. Zonder
eenige bijzondere inspanning wordt een mo
dern stadskind dit immers vanzelf. Daar is de
schreeuwende reclame om hem heen; daar
zijn de felkleurige uitstallingen, de bioscoop-
platen, de sensalioneele opschriften, die zijn
aandacht van her naar der trekken, die alle
rustig waarnemen te keer gaan, en hem stel
selmatig vormen tot een van-den-hak-op-den-
tak-springerig wezen. (Hoeveel jongelui ver
staan nog de kunst, een kalm voorlkeuvelend
onderhoudend briefje te schrijven?) Daar ls
het steeds drukker wordend auto-verkeer, dat
het oversteken van een straat op sommige
oogenblikken tot een onderneming maakt, ge
vaarlijker dan het binnendringen in een oer
woud. Neen, werkelijk, het hedendaagsche kind
heeft heusch tien kansen tegen een, om ze
nuwpatiënt te worden. Als bij de aangifte van
een nieuwen leerling de bezorgde moeder zegt:
„En dan, ziet U, mijnheer, wilt U er s.v.p.
rekening mee houden, dat het kind wat zenuw
achtig is", dan heeft de meester moeite, een
glimlach te onderdrukken; want deze bood
schap wordt tegenwoordig omtrent drie vier
den der leerlingen afgegeven. Zenuwpatiënt?
Ze zijn of worden het vanzelf. Toch, niet te
vreden met het vanzelf rijpen dezer vrucht
Is de huidige opvoeding ér op uit, de ontwik
keling ervan opzettelijk te bevorderen. Wil
men bewijzen? Het kleine kind is thuis rus'ig
aan het spelen. Met pop of bouwdoos is het
een uur lang bezig. Het vergeet zijn omgeving.
Het ziet niet, wat moeder doet. Het gaat ge
heel in zijn spel op Moeder ziet het aan. Zoo'p
Schat van een kind toch. Maarhet zegt
niets. En het kijkt zoo ernstig. Dat kan ze zoo
niet voort laten gaan. Ze moet het uit zijn
spel wegroepen, om het eens even te knuffe
len. Ze verstoort opzettelijk de heerlijke con
centratie van den geest Ze doet dit dagelijks
opnieuw, telkens als het kleintje zoo ^ïoog
ernstig bezig is, zoo ten ©enenmale geabsor-
veerd Ze brengt zelf de onrust in zijn leven.
Vader heeft op een avond dienst tot twaalf
uur. Moeder blijft op voor de gezelligheid
van vader. En zusje mag opblijven voor de
gezelligheid van moeder, telkens als vader laat
thuis komt. Zoo gewent het kind aan nacht
braken, aan laat opstaan, en onvoldoend ont
bijten, met al de funeste gevolgen daarvan
Eens per week gaat moeder of vader naar de
bioscoop. De kinderen worden eerst een en-
enkelen keer, allengs vaker meegenomen. Al
weer de onrust en de verstrooiing in het kin
derleven gebracht. En danmen leeft maar
eens. Het kind moet daarom genieten; en wel
zooveel mogelijk genieten in den kortst moge
lijken tijd. Daarom moet het zoo vlug moge
lijk de school doorloopen en een of ander di
ploma behalen. Immers, het leven bestaat hier
in, dat men enkele jaren gejaagd en zenuw
achtig hard werkt, ten einde èen diploma le
verwerven, om dan een betrekking te aan
vaarden, waarin men zoo weinig mogelijk doet
en zooveel mogelijk tracht te ontvangen. Met
het behalen van het diploma is het doel van
het leven bereikt. Het ernstig werken is ach
ter den rug; nu breekt een tijd van eeuwig
durende vacantie aan, slechts onderbroken door
korte, dagelijks terugkeerende, perioden van
vervelenden en met tegenzin verrichtten arbeid.
Daaromveel huiswerk, veel repetities, des
noods bijlessen, en een rennen van het eene
examen naar het andere; een afjakkeren, en
Waardoor de geest op is, nog eer de tijd aan
breekt, om hem ernstig in Ie spannen. Even
wel, de boog kan niet altijd gespannen zijn.
Daarom moeten studie, proefwerk en examens
worden afgewisseld doorRust? Kalmte?
Zelfinkeer? Neen door.... sport. Dus nog
maar wat meer gejakkerd, ten einde zoo spoe
dig mogelijk op de fiets te kunnen springen
Daarom wordt ook de duur der vacanlies ver
lengd, met het gevolg, dat er in het overig
deel des jaars te gejaagder moet worden ge
studeerd. Immers, de schooltaak, voor het jaar
moet toch voor het eind van den cursus zijn
afgewerkt. En dus gaat het kind 's morgens
vroeg zwemmen. Het heeft geen tijd te ont
bijten en neemt daarom zijn boterhammen mee,
om die op school in de pauze half gekauwd
door te slikken. Na schooltijd rent het naar
het sportterrein om te korfballen, komt buiten
adem thuis en werpt zich na den maaltijd als
een razende op zijn schoolwerk. Op Woensdag
middag neemt het deel aan de oefeningen van
een gjmnastiekvereeniging; op Zaterdagmiddag
!üj-°?ïen van 30'60 en 90 ct Tube 80 ct. Bl) Apoth. tn Drogisten
aan die der padvinders. Elk uurtje is bezet.
Het wordt een jacht van het een naar hel
ander. Blijft toevallig eens een uurtje open,
dan gauw de fiets gegrepen, en er op uit. Vol
gens hen, die dit alles zoo inrichten, wordt
er aldus door het kind intens of wel heflig of
wel fel bewogen geleefd. En om nu ook op
de taal onzer jeugd het cachet te drukken van
dit nerveus-haastende, dal zich geen lijd gunl
iets met nauwgezette kalmte ter dege af te
werken, geven we haar boeken van auteurs, die
zichzelf evenmin tijd gunnen om een behoor
lijken zin te vormen, en die stamelden in
plaats van te spreken. In het hedendaagsche
kinderboek lachen de kinderen niet; zij gieren,
brullen of knappen af Er wordt zelden geloo-
pen, maar des te meer gestiebeld, gesjeesd, en
vooral gehold. Woorden worden door de spre
kers gelachen of gegiftigd. Een nieuw hoofd
stuk begint bijv. aldus: Kwam het middaghalf
uurtje taal. En als we nu dit alles hebben
gedaan, als we het kind hebben gewend steeds
te rennen en te razen, niets met bedaard over
leg te doen, noch zelfs iets rustig te beschou
wen; als we hem van de éene sensatie naar
de andere hebben gesleept, ten overvloede hem
hebben ontwend, ordelijk zijn gedachten te
rangschikken, en hem hebben aangespoord,
zijn gewaarwordingen te uiten in stamelingen,
die naderen tot de ongearticuleerde geluiden
van het dier, dan is er weer een zenuwpees
meer gekweekt, en zijn we weer een stapje
nader gekomen tot het groote Üoel der mo
derne opvoeding: van de wereld één groot
gekkenhuis te maken.
VLISSINGEN. Alhier passeerden de Ameri-
kaansche oorlogsaviso's „Mcndosa" en de
„Champlain" op weg naar Antwerpen. Met
een lading olie kwam in het Engelsche stoom
schip „Prowess".
Met de Prov. booten kwamen Donder
dag 1600 badgasten mede en werden 10 auto's
overgezet.
De V. R. B. hield een vergadering, waarin
herdacht werd, hoe de 14-jarige W. Leeuwen
burg een 6-jarig knaapje was nagesprongen om
het te redden van den dood 'door verdrinken
in de Houtkade. Als herinnering werd hem 'n
diploma en een horloge met inscriptie aange
boden In het verdere der vergadering werd
de beschuldiging bestreden, dat Je V. 11. B.
aan de Zwemschool oneerlijke concurrentie zou
aandoen In de vacature-Bode (instructeur) is
geplaatst de heer Gillissen, in de vaca!ure-Van
der Steen werd gekozen de heer S. P. Reijne.
Als nieuw lid in de commissie van advies
de heer Gillissen, Dr. de Mooy uitte een klacht
over het onregelmatig of in het geheel niet
bijwonen van den medischen cursus.
In Badpaviljoen „Juliana", is op ver
zoek der Badcommissie een vergadering go-
houden, van verschillende vereenigingen, om
p/lannen te bespreken om op Zaterdag 30
Augustus een zwemwedstrijd te houden. De
Het beste dagel ij ksche
middel ter opwekking
enverfrissching. A
heer Van Krieken, chef van het zwembedrijf
treedt als penningmeester op.
De vereeniging voor Chr Ulo-onderwijs
hield een leden- en ouder avond Het jaar
verslag meldt, dat van de 20 candidn'en voor
het einddiploma in 1920 er 14 slaagden voor
diploma A en 3 voor B. Onder leiding van Mej.
De Jong werd door de meisjesleerlingen een
klompendans uitgevoerd. De heer G A. Teu-
nis besprak de vraag of er 3 of 4 jarige cur
sus zijn mbet. Onder leiding van den 'heer Jj,.
van dier Steen volgden nu gymnastiekJoefe-
ningen door meisjes.
Tot lid van het hoofdbestuur van de Ned.
Maatschappij tot bevordering der pharmacie
is benoemd de heer A. J. van Ockenburg,
Overgeplaatst van Kon. Ins'üuut naar het
wachtschip Vlissingen majoor-ziekenverpleger
.J. J. P. Christiani en omgekeerd majoor-zie
kenverpleger J. Kautz.
De heer C. A. van Woelderen, burge
meester onzer gemeente, is gekozen in de Ver
eeniging van Ned. Gemeenten in de vacature-
Mr. A. A. de Veer.
De politie hield een 52 jarige Belgische
zwerver aan, vroeger scheikund'gc, maar aan
lager wal geraakt. Hij wérd over de grens ge
zet. Een dienstbode, die eenig geld had
weggenomen, heeft zich uit de voeten gemaakt
De politie doet onderzoek.
De heer M. W'. Nieuwenhuize, student
aan de Theol. School te Apeldoorn, slaagde
voor hel 1ste studiejaar.
Deafd. Vlissingen van den Alg. Ned. Chr.
Ambtenaarsbond, hield een openbare verga
dering, waarin als spreker optrad de heer L.
Vermeulen, bondsseqretaris met het onderwerp
„De strijd om een behoorlijk salaris".
Aan het jaarverslag van den Vlissingschen
Bestuurdersbond over 1929 is het volgende ont
leend
In tegenstelling met ons jaaroverzicht van
1928 kunnen we dit jaarverslag aanvangen met
de mededeeling dat in het afgeloopen jaar
hier ter stede geen belangrijke gebeurlenissen
hebben plaats gegrepen.
Evenals in voorafgaande jaren zette de groei
va4i onzen Bond zich ook dit jaar gestadig
voort. Dat we zelfs een afdeeling rijk zijn
die per 1 Januari j 1. reeds meer dan 1000 le
den telde toont aan dat ook in Zeeland de
•moderne ideeën meer en meer gaan baan
breken.
3.
„Neen, neen", antwoordde mevrouw van
der Oost, „het lag natuurlijk aan mij".
„Juist", ging de directeur voort, „en ik
wensch, dat dat anders wordt. Wanneer men
elk jaar weer naar dezelfde plaats terugkeert,
dan leert de ondervinding toch, hoeveel men
in die plaats voor levensonderhoud noodig
heeft. Of komt het misschien, dat ik er te
weinig voor uittrek?"
„O, neen", antwoordde mevrouw van der
Oost, „het is wel genoeg. Maar als ik alles
moet opschrijven, dan komt het zeker niet
uit. Ik zou misschien met minder geld kun
nen rondkomen, als ik niet moest opschrijven.
Ik zou op zoo'n manier ook niet rondkomen,
al had ik een millioen".
„Irene", zei de directeur en sloeg met zijn
vingertoppen hard op tafel, „je moest je scha
men, zooiets ongerijmds te zeggen".
Zijn vrouw echter lachte. Paul keek zijn
moeder aan. Haar wangen hadden een kleur
en haar lachen gaf aan het gezicht een pijn
lijke uitdrukking. „Zoo ben ik nu eenmaal",
zeide ze. „Het is jammer, dat, toen wij ons
verloofden, ik geen examen in het rekenen
voor je afgelegd heb".
„Irene", zei de directeur weer, „ik verzoek
je over ernstige dingen ook ernstig te spre
ken. Je tegenzin in getallen, dus in orde en
duidelijkheid, is mij onbegrijpelijk, want ge
tallen zijn orde en duidelijkheid. Zij zijn ons
geestelijk geweten, onze geestelijke reinheid.
Als ik mijn omstandigheden met ge'allen over
zien kan, dan heb ik een vasten grond onder
mijn. voeten".
„En ik vind", zei mevrouw van der Oost,
„getallen zijn eveneens als nauwe schoenen, zij
boderven ons leven. Het lijkt mij, alsof elk ge
tal, dat ik in mijn huishoudboek opschrijf,
mij veel geld wegneemt".
De directeur stond op en begon in de ka
mer heen en weer te loopen. „Ongelooflijk"
zuchtte hij. „Maar dat is het, niet helder zien,
liever in het donker taslen, uit vrees een on
aangename waarheid te ontdekken, over alles
heenglijden, wegdansen, wegzingen, a'les ver
bergen, zoo wordt ook alle ernst, alle waar
heid uit het leven weggedanst en weggezongen.
De directeur had zeer luid gesproken. Tante
Dina boog haar hoofd diep over het breiwerk.
Paul zat stil, met handen die koud waren van
opwinding.
„Je wist toch,'1 hoe ik ben", begon Irene van
der Oost weer, en haar stem beefde. „Je wist
toch, dat ik geen rekenmachine ben".
„Nu nog Jranen. natuurlijk. Dal is het laat
ste bewijs. Doch plolseling hield hij op,
zag Paul scherp aan en zei: „Waarom ben je
nog niet in bed? Wat zit je hier nog' Je be
hoort al lang in bed te zijn".
Verschrokken stond Paul op, ging goeden
nacht zeggen. Toen zijn moeder hem kuste,
bemerkte hij, dat haar gezicht nat van tranen
was. Vervolgchs sloop hij naar zijn kamer, zijn
boenen trilden, zijn hart klople heftig en hij
had een gevoel, alsof er iets verschrikkelijks
gebeurde.
Terwijl hij zich langzaam uitkleedde, dacht
hij maar steeds: „Wat zal hij haar doen? Zij
huilt Hoe moet ik haar beschermen? Wij
moeten vluchten, zij en ik". Hij kon het in de
kamer, die hem heelemaal vreemd geworden
was, alleen niet meer uithouden met zijn ver
driet. Hij opende de deur en riep Marie; zij
moest een poosje bij hem komen zitten. Marie
kwam er met haar breiwerk bij de lamp. Het
deed de oude vrouw altijd genoegen, als Paul
weer deed, als toen hij nog klein was. Hij
kroop, weer een beetje gerustgesleld, in zijn
bed; hij was erg moe; toch dacht hij nog sleeds
„Wij moeten vluchten, voor hem vluchten"
tol zijn gedachten tot droom werden, tot hij
de lange landweg zag Zijn moeder en hij
gingen op weg, zij liepen en liepen, totdal zij
in den nevel van zijn droom verdwenen. Paul
sliep nu rust g en droom'oos. Op zijn borst
lag de kleine papieren soldaat, die zich ver
warmde.
Tóen Paul den vo'genden ochtend wakker
werd viel een heldere zonnestraal zijn kamer
binnen, Knipoogend koek Paul er naar en
MIJ voelde zich prettig gestemd.
Plotseling kwam de herinnering aan den
vorigen avond bij hem boven en zij deed
hem pijn als een lichamelijk lijden. Hij zag
weer duidelijk het vertoornde gezicht van zijn
vader en het betraande gelaat ven zijn moe-
moeder; en moedeloos viel hij in de kussens
terug. In de kamer naast hem hoorde hij
zachtjes loopen, het was zijn moeder.
Nu begon zij te zingen, wat zij zoo graag
deed, als zij opgeruimd het huis door ging.
Paul luisterde, dat klonk niet treurig, dat was
een vroolijk, opgewekt lied. Het vrceselijke
van gisteren was dus over, dan was het ook
niets geweest. Paul begreep hel niel. Degroo'e
menschen werden steeds onbegrijpelijker voor
hem. Hij sprong uit bed en kleedde zich aan.
Hij ging naar benoden, den tuin in; de lucht
was diepblauw, de zon brandde op het grint.
Voor het huis, midden in de zon was een
groot bed, vol van zomerbloemen, welriekende
erwten bloeiden daar, kleine wijnroode anje
lieren, gele leeuwenbekjes en paarse reseda.
Een zoete geur steeg van dit bloembed op en
het gezoem van de bijen en insecten vervulde
de lucht. Paul vond het prettig om hier te
staan, onbeweeglijk, zijn oogen wijd open, zijn
mond half open hij noemde dat „zich be
drinken','. En werkelijk, het slaperige gegons
der insecten maakte zijn ledemalen moe, de
geur en de zonneschijn maakten hem een
beetje duizelig.
Toen de zon hem toch te warm op zijn rug
scheen, .ging hij naar het achtersle gedeelte
van den tuin. Het was daar wat vochlig; een
kleine greppel liep er dwars door heen, waarin
door den regen van gisteren wat water was
blijven staan Het gras was hier meer donker
groen, witte ooievaarsbekken bloeiden op dun
ne steeltjes. Aan den anderen kant van de grep
pel was een bosch van vergiftige struiken,
wolfskers en salomonszegel en eenige hoog op
geschoten struiken blauwe wolfsworlel. Aan
het latwerk, dat de tuin van de dorpsstraat
scheidde, stond een woud van brandnetels.
Paul hield van deze plek met zijn vochtige
lucht en hij begon dadelijk te spelen. Hij speel
de de vlucht van zijn moeder en hem. Een
groot blad tvas zijn moeder en een bloesem
van den wolfswortel was hij en zij vlucht'.en
door het hooge gras, door het gevaarlijke wa
ter van den greppel, door de vergi t'ge strui
ken, diep in het bosch van brandnclels. Hij
was zoo in zijn spel verdiept, dat hij roode
wangen kreeg en heelemaal warm werd. De
oude Marie kwam naar hem kijken; zij ging
op een bank in de zon zitten en dutte een
beetje. Een plotselinge vermoeidheid overviel
Paul, hij gooide alles weg. ging naast Marie
zitten en keek door het latwerk in de dorps
straat.
(Wordt vervolgd).