I I1 'L ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE IS EINDE. WRGELÏNG'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 6 JUNI 1930 No. 22 GELUKKIG GERED. (SLOT) De menschen In het dorp werden wakker Zjj konden met zulk weer niet slapen. Telkens vielen de dakpannen met veel geraas op straat en hier en daar waren ook al de ruiten van lantaarns stuk geslagen. Een uithangbord van den kruidenier sloeg kletterend tegen den grond en zette het geheele straatje op stelten. Voor de deur van den slager lag zoo'n plas dat het water eindelijk onder zijn drempel doorkwam en den winkel binnenvloeide .-jij En de rivier.ging wassen, zoo snel en hevig dat men het niet eerder merkte voor de eerste j&ujgjes onder den dijk rondom in het water Toen ging men den koster waar schuwen, die snel in den toren ging en de klok begon te luiden. Bim, bam, bom, dreunde het over het dorp. Wie nog sliep moest wakker i -wprdenhet land was in gevaar. vDe-boeren schoten in hun kleeren en holden naar <je,| ^eilanden en naar do stallen om het vee in veiligheid te brengen en in huis zetten de vrpuwen planken voor de deur. De bedjes tnpbjde kinderen droegen zij naar boven, even- ,als de,voorwerpen van groolc waarde. Men kon Immers niet weten wat er gebeuren zou. Tijen de zon dien ochtend opg rig was zij dfe ""ééfëté getuige van een vreese.ijk ongeluk. 'Een^lnd voorbij het derp, vlak voor de boom- flarden en weilanden van boer Vermeulen Alöttfe de dijk in. Hel bouwwerk kon niet BSnger weerstand bieden aan het water der $viër*'bEn gierend zwiepte de storm nu het •^WkteHdÖor het gat en in een ommezien stond allésiblank. Steeds meer brokkelde "de dijk 'af en steeds meer water kwam or binnen. Er was Jgèöft"-redden me<r aan. Er heerschte waters nood, het land werd overstroomd oenr&rtfclblle angst redden de menschen wat zij &<i>eddeh konden. Met hun rouwen en kinderen afelfc zich dreven zij het vee voor zich uit in de eipidhting van de stad. Huis en goed liet men kdltterer was niets aan te doen. Onderweg b-kwafri ïnen reeds de automobielen en wagens legen uit de stad die hulp kwamen brengen voor de menschen die vluchten wildenHet was een ellende en gejammer op de wegen zooals men slechts in den groolsten nood hoo- ren kan. Boer Vermeulen en zijn vrouw weenden het hardst. Zij hadden hun jongste kind niet kun nen redden. Wel waren zij naar den zol der gegaan om het wiegje te halen, maar het dak stortte aan een zijde geheel in. Zij konden er niet bij en toen zij eindelijk van buiten af met een bootje kwamen aanvaren was het wiegje verdwenen. De zolder was leeg Rustig sl^end in haar wiegje dobberde Treesje Vermeulen op het water rond. Het lieve kind was niet eens wakker geworden. Zij was zich dan ook van niets bewust. Hoe kon het ook? Zij was immers pas 10 maandjes oudAch, als zij wakker geweest was zou zij 'misschen van pret gekraaid hebben toen bet zolderdak iiislort'e en het water haar wieg je naar buiten spoelde. Nu dreef z$j hier en niemand die haar zag. En langzaam trok het wa'tei haar wiegje weg, in de richting van.... <Je zee. O. de zee was nog wel heel ver ftf, maar als het zoo doorging zou zij er komen. De menschen treurden al om haar. Men waande haar verdronken. Moeder Vermeulen was buiten zichzelf van verdriet want Treesje Was haar ©enigste dochtertje. Haar andere kinderen waren jongens. En vader Vermeulen zat met de handen onder het hoofd bij den koster in den toren. Hij liet alles wat hij had in het water ondergaan. Wat kon hel hem nog schelen nu hij het liefs'e van alles verloren had. Niemand wist dat Treesje rustig aan het spelevaren was en vooreerst nog leefde. Niemand? Toch, één was er, die het zoeken naar Treesje niet opgegeven had. Een was er die niet zat te huilen en !e jammeren maar die overal rond ging om haar te zoeken. Op hel dak van het huis stond hij en tuurde over het water. Wat was dat? Zag hij daar het wiegje drijven? Pats, daar sprong hij reeds in het water en hevig briesend en proestend zwom hij het ach terna. Alleen zijn kop stak boven het water uit, zijn 'leuke zwarte kop met de rare witle vlek over het oog en de afhangende groote ooren.... Het was Bello, de waakhond, die maar niet begrijpen kon waar het kleine kindje gebleven was, waar hij altijd op moest passen als het. buiten in haar kinderstoeltje zat. Maar nu had hij het gevonden. Dapper zwemmend kwam het trouwe en lieve dier nader, totdat hij ein delijk het kanten gordijntje van het wiegje tegei zijn neus voeldeVan pure vreugde stiet hij een luid geblaf uit en dadelijk werd Treesje wakker. Zij richtte zich een beetje op, maar o, wee, wat begon het wiegje nu opeens l© schommelen. Gelukkig maar dat Treesje nog niet goed zitten kon want dan zou ©r een groot ongeluk gebeuren. De brave Bello duwde zijn kop hard tegen den wieg en langzaam dob berend maakte het vreemde vaartuigje rechts omkeert. Vlug zwom Bello naar den anderen kant en weer gaf hij een duw. Het dobberen Werd erger maar Bello was al weer terug en dufwde, nu eens links en dan eens rechts, het wiegje tegen den stroom op in de richting van het dorp Reeds een uur lang had het brave dier zoo rond getobd en reeds voelde het zijn krachten, minderen toen de koster in den toren plotseling het wiegje ontdekte. Vermeulen, schreeuwde hij, kijk eens Boer Vermeulen sprong op en keek. Hij her kende het wiegje van Treesje en ook zag hij Bello's trouwen hondenkop. Wat de arme man dacht en voelde, valt niet te beschrijven. Zou Treesje nog leven, was zij al verdronken? Hij haastte zich toebereidselen te maken om hulp te bieden en reeds een paar minuten later schoof hy in een roeiboot het water op. Hij moest voorzichtig roeien, want telkens liep hij gevaar op boomen en palen, die onder water stonden, te stuiten. Bello, schreeuwde hij met de handen voor 43. aft as an Ivy, Robbie en Topsy gingen uit 'róeien op zee. Ze hadden allen hun schoenen en kousen uitgetrokken en ze hoog op het strand neerge legd, waar de vloed ae niet soa kunnen bereiken, „Dat ia gemakkelijk op het Artis-eiland," vond Ivy, „er zal tenminste niemand met je kousen en ichoenen vandoor gaan." „Behalve Freddy Vrijdag en WH- lie Woensdag," zei Robbie. „Die zullen geen streken uit halen," zei Ivy. „Ze rijn trouwens nu aan 't visschen." Toen Ivy en haar metgezellen ge noeg hadden van het roeien, gingen »e terug naar het eiland. Bij hun aankomst waren ze hoogst ver baasd, hun schoenen en kousen daar niet meer te vinden. Ivy dacht, dat ze 't bestierf, toen ze daar Creepy en Crawly, de beide slangen, in hiér kousen zag rond kruipen. „Kijk me nu eens aan," gilde ze. „Heb je ooit zoo iets beleefd. Nu moet ik zonder kousen naar huis." „Waarom neem je ze den slangen niet af?" vroeg Topsy. „Voor geen duizend gulden, raak die slangen aan," verklaarde Ivy beslist. den mond, terwijl de koster dapper voortroeide. Bello Het was net op tijd. De brave hond kon niet meer en elk oogenblik dreigde het water hem te verzwelgen. Maar nu hij daar op eens de stem van zijn baas hoorde kreeg hij v- r nieuwe'krachten. Snel zwom hij op het boot toe waar boer Vermeulen hem dankbaar u GEZI< gggggggggg het water trok Brave jongen, beste hond, hoor, pree3 de baas hem. Luid blaffend en "heftig kwispel staartend sprong Bello tegen hem op Treesje rit nog in den wieg hoor, merkte de koster op. Anders zou hij zoo onrustig iiiet rijnIk ken honden veel te goe.: Even later zag Vermeulen dat de koster ge lijk had. Met tranen in de oogen trok hij het wiegje naar rijn boot en innig dankbaar tilde hij de kleine meid, die vroolijk kraaied, er i.uL Wat zal je moeder wel zeggen, kleine t ter, snikte hij. Nu wat moeder Vermeulen zei, behoef ik jullie wel niet te vertellen hé. Vraag maar aan i© eigen moeder wat die zou zeggen in zoo'n I geval. SBEDROG. Aan gerichtsbedrog kan niemand zich ont trekken. Ledereen op zijn tijd wordt er wel eens het slachtoffer van. Het is wel vreemd, dat onze óogen, die in vele opzichten zoo vol maakt zijn en ons bijna nimmer op een dwaalspoor brengen zich soms door den schijn geheel laten misleiden. Het kan voorkomen dat een lijn, die beslist recht is kroln lijkt, zoo volkomen krom dat wij er wel op zouden durven zweren. En omge keerd gebeurt het al net zoo: soms lijkt het alsof een gebogen lijn kaarsrecht is. Hoe komt dat? Het komt door den vorm der dingen die wij dan zien en deze vorm is het die ons op een dwaalspoor brengt. Bekijk nu eens ons plaatje en probeer voor je verder leest vast te stellen hoe de dingen rijn, die je daarop ziet Ik vraag jullie het volgende: Bovenaan staan twee lijnen, zoo getrok ken flat rij een soort buis vormen. De streep jes er omheen doen niet terzake. Zeg nu eens: Is deze buis in het midden dunner of dikker dan aan de beide einden? En kijk nu naar het teekeningetje daar onder. Ook daar is een buis geleekend. Hoe is het hier? Dunner of dikker in het midden. Als je dit gezien hebt en met zekerheid durft te zeggen hoe de buizen in het midden zijn, zal je verbaasd staan over het juiste anlwooru Zij zijn n.l. geen van beide in het midden dun ner of dikker, want de lijnen die je ziet loo- pen kaarsrecht en gèheel evenwijdig van ei kkaar. De buizen zijn dus overal even dik aan de einden zoowel als in het midden. Het komt door de streepjes, die er omheen getrokken zijn, dat je de lijnen niet goed volgen kunt en aldus worden je oogen bedrogen. Nu het volgende plaatje. Het is een hooge hoed. Wat denk je? Zou de hoog e kleiner zijn dan de breedte of omgekeerd? Eigenlijk be hoef ik dat nipt te vragen want een klein kind kan zien, dat de hoogte veel grooter is dan de breedte. Toch? Geloof er maar niets van. Ook hier worden de oogen bedrogen. De breedte van den rand is precies gelijk aan de hoogte van den hoed. Meet het maar na, als je het niet gelooft. Dit is wel een heel bijzonder soort van gezichts bedrog hè. En nu je dat gezien hebt kun je meteen begrijpen hoe moeilijk het soms is voor hoedenmakers om een _goed en mooi model te maken, want de maten die rij met zooveel zorg kiezen, lijken geheel anders als de hoed een maal klaar is. Zoo ook is het bij het teekenen van vele dingen. Als het eenmaal klaar is, lijkt het soms heelemaal fout te zijn. Dan inoet men met opzet fouten maken om het goed te doen lijken. Het laatste voorbeeld dat wij geven is be kend. Het zijn twee figuurtjes. Welk is de kleinste van de twee. Natuurlijk zullen jullie willen zeggen: het bovenste. Maar omdat je het nu- al een paar maal mis gehad hebt zeg je misschien juist: het onderste, hoewel je er niets van meent. Nu, met beide gissingen het weer heelemaal mis. In werkelijkheid zijn de twee figuurtjes pre cies aan elkaar gelijk. Het schijnt maar zoo dat er een verschil bestaat en ook hier is het dus weer het gezichtsbedrog dat ons leelijke piarten speelt. Probeer nu maar nooit om je niet le ver gissen want dat gelukt toch niet. Je zou er een speciale studie van gemaakt moeten heb ben om dadelijk te zien, hoe de dingen pre cies zijn. Maar als je dat niet gedaan hebt, blijf je altijd bloot staan aan vergissingen door gezichtsbedrog. Wel leuk hè? Als je wilt leert deze dingen dan van buiten dan kun je ze later nog eens teekenen hier of daar en er de menschen mede bezig houden. RA, RA, WAT IS DIT? •k i Wie weten wil wat dit plaatje voorstelt ne me een potlood en zoeke zelf de teekening op. Als ge de oogen een beetje dichtknijpt en dan door je ooghaartjes op het plaatje tuurt kun je al flauwtjes zien wat er komen moet. Maar ik zal het bovendien ook nog maar verklap pen. Het is een vogel, die veel in de poolstre ken voorkomt. Een koddig dier, dat loopen kan op een bijzondere wijze en in het geheel niét bang is voor menschen. Dat komt zeker wel omdat het in de koude en noordelijke streken zoo heel weinig menschen ontmoet Zoek nu eerst maar eens het nummertje één op en als je dat hebt trek dan een lijntje naar nummer twee en zoo verder naar drie en vier totdat je aan het laatste nummertje toe bent. Dan is de vogel tevens klaar en dan geef ik je den .goeden raad: kleur hem, dan wordt het plaatje nog wel zoo mooi. Het is een leuk en aangenaam werkje. Suc ces er mee. Oplossing Rebus nummer 223: 1 Palermo, 2 bal, 3 Gelra, 4 Erna, 5 karna.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 9