ONS JEUGDVERHAAL
AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOË.
sfeaintm:
J
I I -t' 'I-I j x I, *^4-5,4,.
WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 11 APRIL 1M0 No. li
HET VERBORGEN GELUK.
Heel, heel ver weg, ergens midden ln de
wereld, lag een machtig mooi en grootsch
kasteel, dat zoowel bij dag als bij nacht heel
goed te zien was. Des daags omdat het zoo
li oog en schitterend was en boven alles ln de
omgeving uitstak en des nachts omdat de
muren van het kasteel van zeer licht gekleurde
eenen waren opgetrokken, die in het maan
licht zelfs bijna wit schenen te zijn.
Iedereen, die in die landstreken kwam moest
het kasteel dan ook gezien hebben, maar
toch stond men verbaasd, dat er zoo weinig
reizigers waren die het kenden. Dat kwam om-
lat zij meestal niet alleen doch in eenig ge
zelschap reisden en allicht reed men dan onder
gezelligen kout het prachlige bouwwerk on
gemerkt voorbij en ook komt het voor dat de
mensohen met recht niet verder kijken dan hun
neus lang is. Zij zien alles vlak voor zich
maar het prachtige ridderheim ln de verte,
éen, dat zagen zij niet.
Het kasteel had een naam „Woudvrede'/'
heette het en dat was zeker een zeer bijzondere
naam voor een ridderverblijf, want ach, wij
weten het wel, dat de ridders over het alge
meen niet zoo erg vredelievend van aard wa
ren. Maarde burcht had zijn naam ook
niet aan de ridders te danken, integendeel: het
was een prinsesje geweest dat hem zoo ge
doopt had. Maar die lieve jongedame was
allapg dood toen men het geheim van het
kasteel ontdekte
Het geheim Ja, zeker, het geheim. De
burcht bewaarde een geheim, maar niemand
wist dit, behalve de hoofdman der kabouters.
"Nu weten jullie meteen wanneer deze ge
schiedenis gebeurd is. Het was in den tijd
dat er nog kabouters waren, dus omstreeks het
jaar duizend.
Nu dan, de hoofdman der kabouters had
aan het sterfbed der prinses gestaan en daar
het geluk. Het geluk, dat bijna alle menschen
had hij zelf uit haar mond gehoord dat het
kasteel 'een groot geheim bewaarde, n.L
dagelijks zoeken en dat zij bijna nooit kunnen
vinden, was daar verborgen, binnen de muren
van „Woudvrede". Het prinsesje stierf, zooals
ik reeds zei, maar niet dan nadat zij den ka
bouter-hoofdman op het hart gedrukt had de
bewaking van het verborgen geluk van haar
over te nemen.
Gij zult verbaasd staan het te hooren,
reide zij. maar ik woonde geheel alleen in dit
kasteel. Niemand, zelfs niet de geringste dienst
knecht woonde bij mij en toch is het mij altijd
goed afgegaan mijn taak te vervullen,. Het
verborgen geluk ligt er hog net zoo veilig als
al lijd.... Maar ik ben toch een mensch niet
waar en gij zijt maar een kabouter, dus zoo
heel veel kleiner dan ik. Vier van U zullen er
dan ook wel noodig zijn om mij te vervangen,
maar het- geheim mag alleen aan U bekend
zijn. Als gij dus uwe vier schildwachten zendt,
zorgt dan dat zij niet binnen komen
En de kabouterhoofdman had het beloofd.
Hfij begreep zelf wel niet wat nu eigenlijk
dejn verborgen schat zoo bijzonder maakte
maar hij had te veel eerbied voor het lieve
prinsesje om niet precies te doen wat zij van
hein verlangde.
Toen de kabouters de prinses met alle eer
begraven hadden gelastte de koning dat er
voortaan steeds vier kabouters voor de ingan
gen van het kasteel „Woudvrede" de wacht
zouden houden. Natuurlijk om beurten: zij
behoefden nooit langer dan twee uur op wacht
te staan want dan werden zij afgelost en zoo
bleef dus geen enkele kabouter vrij van den
bewakingsdienst, behalve doove Helmrijk, die
niets hooren kon en dus voor schildwacht niet
deugdeMaar Helmrijk moest daarom het
°ten klaar maken voor hen die de wacht hiel
den, want anders zouden die natuurlijk menig
maal den hond in den pot vinden.
En zoo kon men in 'den tijd 'dat ons verhaal
begint, dagelijks een viertal kabouters voor
„Woudvrede" op wacht zien. Er waren vier
uitgangen in den kasteelmuur en voor al deze
uitgangen liep een smalle weg het land in.
Op iederen weg waakte een kabouter. De
hoofdman had speciaal daarom vier boomen
geplant, die dadelijk weer omgehakt werden
toen zij eenmaal stonden. Op die manier kre
gen de schildwachts een stronk om op te
zitten
Het was niet prettig dat op wacht staan,
neen, en zeker niet voor de kabouters, wier
ijver nog heden ten dage spreekwoordelijk is.
De arme kereltjes verveelden zich gruwelijk,
Want zij zaten zoo ver van elkaar af, dat zij
niet praten konden. Die kleermaker of schoen
maker was bracht stilletjes wat werk mee.
Het mocht wel niet maar ach, men sprak er
niet over. Maar de kabouters die een zwaarder
vak beoefenden konden niets doen en zij moes
ten dus werkeloos terneer zitten
Zoo verstreken maanden en jaren na den
dood van het prinsesje. De hoofdman der ka
bouters werd al oud en dikwijls dacht hij er
over na of hij het geheim van „Woudvrede"
maar niet liever aan zijn ministerraad zou
vertellen, want wat zou er gebeuren als bij
eens plotseling dood ging? Hij moest toch
zorgen dat ook zijn opvolger met het geheim
bekend zou zijn. Maar dan herinnerde hij zich
weer, dat fiet prinsesje uitdrukkelijk had ver-
teldld at slechts hij alleen er mede bekend
fnocht zijn
Het was een heel moeilijk geval voor den
armen kabouterhoofdman en den laafsten tijd
piekerde hij er dag en nacht over. Maar zie,
zooals het meer gaat, kwam ook deze zaak
opeens en eigenlijk geheel vanzelf in orde.
Op een mooien zomerdag slenterde een nog
zeer jonge man over den heirweg, die langs
„Woudvrede" voerde. Hij had alles in de we
reld door een ramp verloren en hij was dus
arm en alleen overgebleven. Hij liep daar
doelloos voort; onverschillig van den eenen
dag in den anderen levende en in de zoete
hoop, dat er nog eens een gunstige verandering
in zijn lot zou komen. Oplettend bespeurde
hij overal de omgeving na of hij wellicht een
ridder ka steel ontdekte, want dan zou hij zich
daar aanmelden om dienst als page te nemen
of als lansknecht als het niet anders kon. En
zoo gebeurde het dat deze jongen de eerste
sedeil eeuwen was die "het prachtige slot
„Woudvrede" ontdekte
Gelukkig, zuchtte hij, eindelijk een ka
steel, eindelijk een kansje om eens een paar
nachten niet onder den blooten hemel te sla
pen
Vol hoop liep hij met flinke passen in de
richting van het kasteel, maar wie schetst zijn
verbazing toen hij daar plotseling den kabouter
35,
Ue zeeman vertelde Robbie en
psy, dat hij een spelletje kende,
aat hij „slangen en ladders" noem
de. Hij zou het net gaan spelen,
•toen het schip verging. En wan
neer hij in het wrak de doos kon
vinden, waarin hij het spei had be
waard, zou hij hun laten zien, hoe
het werd gespeeld. Doch, toen zij
de doos gingen zoeken op het wrak,
was ze nergens te vinden, zoodat
ze allen naar het kamp terugkeer
den
.Dat is niets," zeide Freddy
Vrijdag. „Ik wil eens kijken, of
onze slangen Oreepy en Crowly
niet het spelletje kunnen spelen."
Robbie begreep niet, hoe de slan-
ern zulk een spel zouden kunnen
spelen, maar hij en Topsy wachtten
nieuwsgierig op het oogenbltk,
waarop de slangen zouden begin
nen.
Freddy zette twee ladders recht
op en een der slangen vormde met
zijn lang lijf een verbinding tue
schen de ladders en daarop balan
ceerde de andere als een koord
danser met een parasol op.
„Het schijnt wel, alsof we in het
.circus zijn en een voorstelling zien
van een dans op het slappe koord,
maar ik heb het nog nooit slangen
zien doen," verklaarde Topsy.
,,Zie ie," zeide de zeeman, ,,dat
noem ik nou het spel van stangen
en ladders. En dat wat het ip
en niks anders
„Misschien is het zoo," zeide
Robbie, „maar wie heeft ooit zulk
spel gespeeld met echte ladders en
echte slangen."
Zegenrijk op een boomstronk zag «ttteö suf
fen. Kabouters waren lieden die man zeker
niet eiken dag ontmoette en het ta dus geen
wonder dat onze jonge vriend een kroot van
verwondering slaakteVerschrikt sprong Zo
genrijk op:
(Slot volgtX
Oplossing! p:
WIENS KLEEREN ZIJN DIT?
Hier is de eigenaar van de kleeren. Leuk
hé? Het is een man met een helm op, dus ze
ker een politie-agent of zoo iemand. Misschien
ook wel een veldwachter. Ik hoop, dat jullie
allemaal er in geslaagd bent om het poppetje
op deze manier te vinden, maar ik ben bang
dat er wel een paar lezertjes geweest zullen
zijn, die niet genoeg geduld hadden. Maar ik
Zal weer eens spoedig nog zoo'n plaatje in
de krant geven, dan kun je het kunstje nog een
keer probeeren.
Wie handig is kan zelf wel zoo'n leg-pmzta
voor zijn kleine broertjes en zusjes maken. Je
teekent eenvoudig een wit ventje en dan ge
bruik je de omtrekken van zijn figuurtje voor
andere dingen. Die knip je dan uit eu klaar
ben je? Gemakkelijk genoeg niet waar*
EEN REBUS.
Je hebt toch zeker allemaal wel eens een
rebus gezien en opgelost, nietwaar? Bijv. op
de rugzijde van een sigarenzakje. Je weet wel,
dan slaat er bijv. een klein lettertje „d" in
een groote „S" dat be teekent D-in-s of Dins
en dan staat er bijv. „dag" achter, dus: Dins
dag. Of men stelt den dag voor door het aan
breken voor te stellen.
Welnu, zoo'n rebus heb je hier nu ook.
Maar het is geen gemakkelijke hoor, dat zeg
ik je vooruit. Al de kunstjes die je van de
sigarenzakjes hebt geleerd, zullen je hierbij
te pas komen. Wie goed kijkt wat het plaatje
voorstelt en dan precies in woorden uitdrukt
wat hij ziet, wel, voor hem zal het oplossen
?oo moeilijk niet zijn.
De volgende week vertel ik je o-f je goed
of mis geraden hebt.
DE ONTSNAPPING.
'itjuiniiiiiii ii I ;-i
-+-*• 'H1 'I r i i"f-44 'f-ï—f* j 11 «f»»-
-f-H* f-H- 4-M-Ï< -r-f-M. 4
£4-H< 'I x I -i' -f4 4-H« -
Hier zie je een kerker van een oud
maar zoo heeleniaal onder den grond en
bereikbaar voor oningewijden, dat nienrr,
meer uit komt die er eenmaal gevang
zet is. En toch is er natuurlijk een we
de vrijheid. Want anders zou men de ge
nen er ook niet in kunnen brengen, nietwau
Welnu, onze gevangene ia er zoo waar ï:x
geslaagd een gat in den muur van zij': kerker
te maken. Hij kruipt erdoor en zoekt n weg
om te vluchten. Hij vindt dien weg, hoe moei-
1 lijk het ook is. Wij mogen verklappen dat hij
g-aluikkig ontsnapte en dat men lieiu nooit
meer gevonden heeft. Hoe h hij nu gegaan
door do don); -,n en n&urw** rangen?