üraaq en Aanbod -ia/Xemz DE VERLOREN ZOON Ie BLA STER-TABAK WEEKBLAD VOOR WALCHEREN MIJNHARDT'S Pijn in rug en lendenen Kloosterbalsem 86e JAARGANG VRIJDAG 14 MAART 1930 UitgaveH. Wegeiing, Noordstr. 44, Teief. 130, Vllssingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg No. 10 ZIJ dl. rich op dit Blad wenschen to abonneeren, krijgen de vóór dien datum versohljnende nummers GRATIS. De Uitgever werken zacht en zeker „Geen goud zoo goed" Stroomende regen, door weekte kleeding, natte voeten, maar^. gewapend met een pijp en daardoor de coede stemming bewaard, het gevoel van vriendschap versterktl De kwaliteit van Ster-tabak overwint de elementen. DRUKKERIJ H. WEGELINQ VLISSINOEN Ook op het gebied van Kantoor- en Sohrljf behoeften zijn wij goed en goedkoop DRUKKERIJ DE LANQE JAN HiiirNrAci P ADVERTENTIEPRIJS 20 CENT PER REGEL INOEZ. MEDEDEEL. 40 CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF ABONNEMENTSPRIJS 40 CENT PER 3 MAANDEN FRANCO PF.R POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN Wij zorgen voor nettel uitvoering van uw Drukwerk en zijn toch hst laagst in prijs I DRUKKERIJ DE feANOE JAN M1DDELB. In het vGeïll. Volksblad" geeft A. H. S. enkele navertelde schetsjes, waarvan wij er fcen hier overnemen. Ze zijn getiteld: „Stel Je voor....!" Een zonnige zomerdag! Het asphalt gloeit onder de rappe voeten, die ear rusteloos over voortschrijden. Al de menschen, die zich door lie brandend heete straten der groote stad voortspoeden, zijn moe en afgemat door de warmte. Zij' hebben maar één wensch, één gedachte: zoo snel mogelijk hun woning te bereiken, „thuis" te komen, om dan achter geloten jalouzién, dichte gordijnen, weer ©enigs zins o.p hun verhaal te komen. Schaduw vóór alle dingen ©en plekje en de schaduw. Dat is het doel, 't welk zij allen najagen. Het-is, ja, werkelijk, het is, of er iets in de meestee dezer menschen is gestorven. Door een der drukste straten zwoegt een oud vrouw tje achter .©en handkar. Hoog opgeladen met brandhout is de kar. Hare magere armen span nen zich in tot het uiterste, Kaar arme, oude rug is krom en stijf van 't bukken, dat ze den geheelen dag heeft gedaan, haar knieën knikken. Zij staat stil. Slap hangen haar han den langs haar lichaam. O, nu even te kunnen rusten op een plekje in de schaduwI Zij- ziet (óm zich heen. Neen, onmogelijk is 't. De zwerm van moede menschen van eiken dag spoedt zich voorbij. Nauwelijks gunt een en kele haar een vluchtigen blik. Auto's toeteren waarschuwend, zij moet meer naar rechts uit halen. Fietsen komen bijna in botsing met de kar, zij schuren al langs 't hout. Een vloek van fietsrijders, die bijna tot een val kwamen. Belgerinkel! Weg zijn zei Zij moet doorloopen. Ja zeker, haar kar kan h^er niet blijven slaan, 't Oudje trekt de zeelen vaster aan över haar schouders, zij spant al haar krachten in, al haar krachten, och arme, ze heeft er maar zoo'n bedroefd klein beetje meer van! Zie maar, de kar komt niet eens van haar plaats. En zij ploetert en sjouwt. Het eene achterwiel stuit tegen het riooldeksel daar bij het trot toir. Honderden mejischen gaan voorbij aan deze en gene zijde van de straat. Zij zijn op weg naar huis, zij zoeken zichzelf, het hunne, zij willen vóór alle dingen zoo gauw mogelijk deze moordende hitte ontvluchten. Ziet dan niemand 't oude, arme, wanhopige moedertje worstelen? 't Zweet parelt haar op 't inge vallen, verweerde gezicht. Honderden men schen gaan voorbij en deze mensch is geheel alleen! Zie, daar maakt een lichte, lieflijke gestalte zich los uit den grauwen drom der rusteloos voortschrijdenden. Een visioen van wit met blauw, lichtblauw. Och, 't is een doodgewoon jong meisje in een lichte zo merjurk, een witte, met lichtblauwe strepen; Ze is blond en haar gelaatstint is gebruind als van iemand, die pas veel in de buiten lucht heeft verkeerd. Zij steekt resoluut de drukke straat over, daardoor onwillekeurig aller aandacht trekkend. De fietsers wijken dit Hier en daar ziet men met ©en blik van verwondering om. Nu is zij bij 't oude vrouw tje. Haar hand glijdt éven liefkozend langs den pijnlijk gebogen rug en de gerimpelde, moede handen. „Kom, moedertje, laat mij U maar 's even helpen", spreekt haar diepe alt stem vriendelijk, Dan spannen de spieren der Welgevormde armen zich. De kar komt in beweging, Nu rijdt ze, zoo licht als een veer, naar 't schtfnt, over het gloeiend asphalt. En nu heeft er een groote verandering bij de voortschrijdende menigte plaats. Zag eerst nie mand naar 't oude vrouwtje om, nu is zij 't middelpunt van ieders belangstelling, en niet alleen zij neen, óók en vooral het jonge meisje achter hóór handkar, 't Ongelijke paar trekt ieders aandacht. Z( j'n oude afgeleefde ziel en.... zoo'n jong knap ding! Men haalt spotachtig lachend de schouders op, er wor den opmerkingen gemaakt, men schudt afkeu rend 't hoofd, „zoo overdreven", mompelt, er hier een, en ginds klinkt het halfluid„Stel je voor in een lichte zomerjurk, op lak schoentjes, een kar met hout door een volle straat te rijden, als je knap en jong bent en tot den gegoeden stand behoort! Bespottelijk! Stel je eens voor!" Voor dit mooie schetsje mogen we dankbaar zijn. We leven in een socialen tijd, in een tijd, waarin we spreken van broederschap en naastenliefde. Heel veel probeeren we om die dingen te bereiken. Conferenties en vergade ringen worden er voor gehouden. Redevoerin gen zonder tal. En toch er wordt zoo weinig bereikt Maar hier is een weg, die vlak bij ligt. Hier is een daad, die wel lederen dag kan geschieden. Zonder mooie „programs" en „statuten" en „werkwijzen", zonder vereenigir gen en bonden. Zóó maar, even de 'Straat over steken, even de behulpzame hand bieden. 'I Zou me niet verwonderen, als niet alle toe schouwers gingen spotten, maar dat meerderen voelden: „ja, zóó moet het, dat is de weg, en die ligt in ieders bereik". Welk ©en aangenaam gevoel zóó te mogen medewerken aan den op rechten geest van broederliefde en naasten- hulp. Zóó; zonder veel drukte, als van zelf, Uiting van ware sociale beginselen, die leven, diep in het meevoelend menschenharl. Mochten onze straten en wegen vaak dit sociale begin sel in zijn werking zien. 't Zou er niet slechter op worden. Blijf daarmee toch niet loopen. Akker's Kloosterbalsem zal Uw pijn onmiddellijk tot bedaren brengen, U snel behaaglijke ver lichting, kalmte en rust bezorgen. VLISSINGEN. Het stoomschip „Bruges" van de lijn Harwich-Antwerpen, kwam wegens mist op de haven, en ontlaadde 74 passagiers, die hun reis per trein voortzetten. In de „Oude Vriendschap" werd vanwege den Neutralen Walcherschen Besturenbond 'n vergadering gehouden, waarin het woord ge voerd werd door de Hoofdbestuurders B. Hol- trop en M. Roos. Hr. Ms. mijnlegger „Douwe Aukes" kwam in de buitenhaven van Nieuwediep aan, tot het houden van oefeningen. Naar hier ver trok van 's rijks werf te Hellevoetsluis Hr. Ms. „Balder". De referendaris 2e kl. der P. T. en T. J. L. Lucassen, is verplaatst van Utrecht naar het spoorwegpostkantoor no. 2 alhier. Op de werf der Kon. Mij. „de Schelde" had Maandag een ernstig ongeluk plaals. Twee jongelieden, waarvan een te Wèslkapelle woon achtig, werden door het uit den strop schieten van een paar luchtkokers aan boord van hei motorschip „Dempo" ernstig aan het hoofd getroffen. Beiden kregen een schedelbreuk en zijn in het St. Josephziekenhuis overleden. Voor een flink bezette zaal gaf de Transport- Colonne van het Ned. Roode Kruis en de Da- mesafdeeling „Eerste Hulp" een schitterend geslaagde uitvoering in het Concertgebouw te Vlissingen. De gedemonstreerde luchtaanval, het ongeluk met den schilder, verband leggen en nog enkele practische werkzaamheden wer den met nauwgezetheid uitgevoerd. De burge meester bracht buide voor het kranige werk deezn avond verricht en wees verder op het nut, het bestaansrecht dezer beide groepen. Verschillende personen werden dank ge bracht voor hunne medewerking. Aan boord van de Prov. boot „Zeeuwsch- Vlaanderen" is ©en dekknecht in het kabelgat gevallen. De man, die inwendige kneuzingen had bekomen, is per auto naar zijn woning te Middelburg vervoerd. Maandag omstreeks half twaalf is in een (Naar het Duitsch.) „Moedertje", waagde het kind te zeggen, „zou U niet liever U ziet zoo bleek, het doet U te zeer aan". Mevrouw Helena gaf geen antwoord, nam de kaars van haar dochter aan en ging met een uitdrukking in haar gezicht, aisot er niet veel ergers meer gebeuren kon, de kamer uit. Zij was een strenge trotsche vrouw, die zich zelf te goed vond om zich te verlagen met een leu gen uit te spreken. Nu had zij zich in haar eigen oogen, en in die van haan kind toch vernederd, terwille van een vreemdeling, die geen ander recht op dit offer had, als dat hij gezworen had bij hem, die haar grootste ver driet was. De deur, waaruit zij vertrokken was, bleef half open, zoodat Lize hoorde, hoe zij met moeizame schreden de trap opging, ho© zij meermalen uitrustte, alsof zij adem en moed moest scheppen voor den zwaren gang naar de kamer van haar verloren zoon, waar zij sedert Jaren niet meer geweest was. „Hij ligt bewusteloos", zeide de oude Va- lentijn, die haar op den drempel tegemoet kwam. „Ik heb hem verbonden, maar toen ik hem een schoon hemd aantrok, viel hij als dood van onder mijn handen neer. Ik zal koud water halen er is anders geen gevaar bij. Het bloedverlies heeft het hem gedaan". Hij ging vlug de trappen af naar beneden en de vrouw trad de kamer binnen. Daar lag d« vreemdeling geslotsn op bed, de mond van pijn half geopend, zoo dat men zijn tanden kon zién. Het blonde haar was van zijn zeer bleek voorhoofd terugge- streken en droop van bloed en regenwater. Op den grond lag zijn baret en zijn zijden buis. benevens een geheel van bloed doorweekt hemd dat Valentijn door een schoon vervangen had, Mevrouw Helena beefde over haar geheele lichaam, toen zij den vreemdeling het lin nengoed zag aanhebben, dat zij zelf voor haar zoon gesponnen had en de letters, die zij er op geborduurd bad. Zij had haar oogen, om anders niets in de kamer te moeten zien, strak op het jonge gezicht gevestigd, dal ondanks zijn doodelijke bleekheid, een onschuldige, jon gensachtige uitdrukking had. Dat hij een kind van welgestelde lieden moest zijn, had zij al gauw Uan zijn kleeren gemerkt en aan den toon, waarop hij haar om redding gesmeekt had. Een moederlijk gevoel bekroop haar en groote tranen rolden over haar gezicht. Toen kwam de oude huisknecht weer terug met een kruik Irisch water en wilde de slapen van den bewustelooze gaan wasschen. „Laat ik dat doen", zeide mevrouw en nam hem de spons uit zijn handen. „Haal goede azijn en ook een flesch van onzen ouden wijn. Als hij weer tot bewustzijn komt, zal hij naar een ver sterking verlangen". Nu waschte zij het bloed uit zijn haar en hield de ijskoude spons voor zijn lippen. Daar van kwam hij bij kennis, sloeg zijn oogen op en toen hij de edele vrouw, zijn redster, die bij zijn bed zat, herkende, wilde hij rechtop gaan zitten en beginnen te praten. Zij dwong hem met zachten drang te blijven liggen en haar te laten begaan. „Ik voel me al wat "beter", zuchtte hij half luid, terwjjl hjj naar haar hand greep om ze aan zijn lippen te drukken. „O, wat doet U veel voor mij. Als mijn moeder U eens zien kon. En U kent mij., niet eens en moet wel het ergste van mij denken. Laat mij eerst ver tellen hoe alles gebeurde". „Vandaag niets meer", viel de vrouw hem in de rede en legde zachtjes haar hand op zijn lippen. ,.U hebt te veel bloed verloren, dat moet U eerst weer terugkrijgen. Ik laat U nu aan de zorgen van mijn huisknecht over, die vannacht bij U zal waken. Ik hoop. dat U zal s'apen en morgen reeds weer half genezen zal zijn. Goeden nacht". Zij ging de kamer uit. zonder een blik op al de voorwerpen te slaan, die zulke bittere herinneringen aan haar moesten opwekken. Toen zij echter op de donkere gang stond, leun de zij een oogenblik met haar hoofd tegen den muur en snikte het uit. Het duurde slechts enkele oogenbUkken, toen hield zij haar hoofd weer rechtop en ging naar beneden naar haar dochter. „Valentijn zegt, dat er geen gevaar bij is", zei zij. „Laten wij gaan slapen". „Moeder", zei het meisje, „gelooft U dat hij een moordenaar is? Hij heeft iets in zijn ge zicht, alsof hij geen dier kwaad zou kunnen doen, laat staan een mensch". „En toch, hoe is hij in die herberg geko men", zei de moeder. „Omdat hij een vreemdeling is",' viel de dochter haar in de rede „Hij sprak geen Zwit- sersch-Duitsch, hebt U dat ook gehoond, moe dertje?" „Het is nutteloos daarover te denken", zei de moeder kortaf. „Ga, naar bed, het onweer is ook opgehouden". Toen gingen zij slapen, nadat Lize nog eerst het avondgebed had gelezen. Het was reeds lang na middernacht en geen van beiden had nog een oog dicht gedaan. Lize zag steeds de trouwhartige, verschrikte oogen van den vreem deling, hoe hij haar hulp inriep om haar moe der voor hem gunstig te stemmen en hel bloed aan 'zijn voorhoofd en de roode veer en dan hoorde zij weer de stem van de vrouw, die zich op de brug lusschen de vechtenden had gewor pen. Mevrouw Helena luisterde echter naar bo ven. Want juist boven haar slaapkamer was hel vertrok, waar nu de verwonde lag en zij dacht er aan, hoe menig^n nacht zij to! aan den morgen had wakker gelegen, om te wachten, tot André van zijn drinkgelagen zou thuis ko men en als zij eindelijk de waggelende voet stappen hoorde, had zij geweend inplaals van geslapen. Nu was het boven stil. Slechts hoor de men af en toe het kuchen van den ou4en Valentijn. Mevrouw Helena zat rechtop tegen haar kussen geleund en probeerde te bidden. „O God" bad zij, „Iaat hem daar in den vreemde eene moeder vinden, die hem in den nood helpt en als niemand zich meer om hem bekommert, laat hem dan den weg naar zijn eigen moeder terugvinden. Laat mij niet s!er ven, voordat ik zijn hand in de mijne gehad heb" De dag kwam nog grauw en nevelig door de kleine ronde vensters in de kamer, toen me vrouw Helena reeds uit bed kwam en haastig haar kleeren aandeed. „Slaap nog een uurtje kind", zeide zij tot Lize, die ook van plan was op te staan. „Ik zal intusschen naar boven gaan en kijken hoe onze gast het maakt". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 1