ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE WSGELING'S NIEUWSBLAD TAN VRIJDAG 28 FEBRUARI 1830 No. 8. i - HOE HET ARME JONGENTJE RUK WERD. ■•er - - i QO Toen het lieve Zeeuwsche vrouwtje met Ka rei od haar armen haar huisje binnentrad, zat haar man met het hoofd in de handen aan de tafel Hij zat al een paar minuten op zijn eten te wachten en begreep niet waar rijn vrouw bleet. Maar bij haar komst sprong hij verrast overeindt Maar Sientje, riep hij uit, wat breng je nu mee? t Ach beste Hein, dat arme manneke lag riek op de straat Ik heb hem meegenomen want niemand deed iets voor hem Waar woont het jong dan? vroeg de man. Dat weet ik werkelijk niet Vraag het hem eens. Hein. haar mam was een echte flinke Zeeuw VToeaer was "MI vissoher geweest maar op aan- Brinaen van z£n vrouw was TïQ" later kuiper geworden. Nu verdiende TJ het brood dus met het maken van vaten en tonnen voor de haring- visschers. 'Met zijn groote knuisten pakte hij het zieke Kareltje aan en zétte het jongste op een sfoel. Ma i ach, 'hij zag dadelijk wel, dat lvare/.4e net In staat was om te spréken. Zijn cogtn stonden zoo glazig en hij rilde zoo van k< oris, dat het niet anders kon of hij moest heel z«k zijn. int. Je geen ouders, Jongen? vroeg Hein bch nog zachtjes. r„, En werkelijk Kareltje gaf antwoord. Wj schud.e met het hoofd van neen..,. h, Here, Heere, riep het vrouwtje vol medelijden, terwijl zij de handen in elkaar sloeg, h.t manneke heeft geen vader en moe der meer, A.a, 'ach, wat een jammer. Too, s:aat gij daar niet zoo te jammeren Sientje, vermaande haar man. Gij ziet toch tooo goed als ik dat de jongen heel ziek is. Breng hem ia bed, Ik ga dadelijk de» dokter roepen Hein greep zijn hoedje van oen stoel en holde reeds naar de deur. En daar stond zoo waar het boertje nog met de boodschappen van rijn vrouw Hier man, pak aan, zei het boertje kwaad, denk je dat ik den gehoede» dag hier kan blijven.... Hein zei niets. Hij nam de boodschappen aan en wierp ze door de open deur naar bin nen. Daarna holde hij de straat op en liep in een drafje naar den dokter.. In dien tijd stond het vrouwtje rich te ver bazen over haar patiëntje. Telkens riep zij „Heere, Heere" en telkens ook sloeg rij de handen in elkaar. Wat zag me dat kleine man neke er uit Zou hij dan nooit eens gewasschen zijn? En zijn scchoenen. Wat waren ze kapot. En ach, ach ach, zijn ribbetjes staken haast door zijn vel Had hij dan nooit geen eten gehad Het lieve Sientje, dat eerst aoo kordaat ge weest was, werd op het laatst bijna zelf ziek van medelijden. Zij huilde groote tranen toen zij Kareltje op bed legde. Hoe was het mogelijk dat het jongetje in zoo'n toestand was geko men. En wat had hij een lief gezichtje als je de haren van rijn voorhoofd streek. P«inzend ging Sientje naast het bed ritten.,,, Ach, het was opeens ook zoo vreemd voor haar. Een jongen in haar huisje, dat anders altijd aoo stil was en waar rij ook Altijd zoo alleen was. Sientje had geen kindertjes. Nooit gehad, hoezeer zij en haar man het ook ver langden. En nu had zij opeens het zieke man neke in huis gekregen en hij had gezegd dat hij geen vader en geen moeder meer had Als Hein nu eens goed vindt dat ik hem bij mij houd, fluisterde het vrouwtje zacht,. 'k Zal 't hem vragen Opeens hoorde zij de stemmen van haar man en den dokter in haar huisje. Verschrikt sprong rij op. Ach, ach, wat had zij zitten suffen. Ze had nog niet eens het jongetje gewasschen. Wat zou de dokter daar nu wel van zeggen? Maar er was geen tijd meer want roads stond de dokter voor het bedje. Dag Sientje, mensch hoe maakt ge hut toch? Lachte de dokter, 'k Zie U nooit. oi n De essmaa vertelde ftofcWe Ml fopsy vaa een plaats, waar ae Edwin, de giraffe, zachte blaadje* van den top van eeaige boomen kon* den si en eten. En daar ze nog nooit een girefte aan het middagmaal hadden gezien, gingen se gezamenlijk op weg. Spoedig kregen ze de giraffe in he« gezicht, die op weg wa» naar «enige boomen in de nabijheid. Doch juist, toen Robbie en Tqpey hen wilden volgen, kwam Freddy Vrij dag's wilde bok aanrennen om m beiden met rijn boeeae te s*oo- ten. „Loop, Robbie, loop," pp Toprifk ban er vaker vou, èftt MJ vsri aal ïnh&icn.'' Toen de ook warWjkwa»*, Mkoflf Edwin rijn buigiw luk riissnhrtn ét booms van den bok m rilde ar ■oo van den grond, torn se «agea. dat de bok se niet meet <*cbt*ma Hep, kwamen Robbie sa Topey terug. „Kijk eens, waar de bok noe Topsy," zeide Robbie. „Edwin beeft gezorgd, dat hij ons niet op de horens heeft kannen nemen." „Ja, maar nou kan ie giraffe niet eten, met een bok aan wjr nek han gende," sei Topay. „We kannen beter naar bet kamp terugkeeren vóór Edwin den bok weer op n grond set." „Ja," antwoordde Robbie, „we moeten maar eens een anderen keer naar het dineereo van Edwin gaan kijken, wanneer de hok n;,*i de buurt is." Gelukkig maar, bromde Hein en weer lachte de dokter. Hu, wat een vies ventje, zuchtte de dok ter opeens toen hij zijn blikk< a naar bet bed wendde. HIJ bukte ricih voorover en onderzocht Ke reltje overal HIJ klopte hem op den rug, be- tastte zijn borst, tilde rijn oog1 oden op e» riep telkens ,,'t Is toch sterk, 't is toch wel heel sterk ook". En Sientje en Hein keken toe. Eindelijk richtte de dokter zich weer op en nu sprak hij Sientje ernstig toe: Ik geloof toch wel, dat het een gezond en sterk kereltje is, al is hij d in nu heelemaal van streek. Maar dat Is van de laatste weken. Hij is doodziek, werkelijk, en hij schijnt bijna geen eten gehad te hebben. Maar hij zal spoe dig wel weer opknappen, alleen zal het noodig zijn dat we hem naar het ziekenhuis laten overbrengen. Hier kunnen jullie hem niet hou den hoor. f Vader. Moeder. Oooo, gilde Kareltje op eens, terwijl hij zich In bed half oprichtte en vol schrik de handen voor rich uitstak Verrast keken de drie groote mensohen op Hij Ijlt, zei de dokter. Zie Je wel, fluisterde Hein, dat hij wel ouders heeft Dat rit nog, fluisterde de dokter terug. Het kan best rijn dat er iets mei hen gebeurd is of zoo. Maar ik' ga weg en .zal zorgen dat zij hem komen halen voor het ziekenhuis. Dag Sientje, dag Hein, het beste hoor. Dag dokter1, antwoordde Hein terwijl hij beleefd de deur ging opendoen. Maar Sientje zei niets. Ach ach, wat een tegenslag voor haar. Nu moest het zieke man neke weg en zij had .hem zoo graag bij rich willen houden. Stil ging zij op een stoel zif ten en met tranen in de oögen keek zij op, toen Hein, die den dokter uitgelaten had, weer de kamer binnenkwam. Waarom huil Je, Sientje, vroeg hij ver baasd. Dat de jongen weer weg moet Ik was zoo blij, dat we hem houden konden omdat hij geen ouders meer heeft Dan hadden wij een kind om voor te zorgen. Hein keek haar even verbaasd aan, maar plotseling schoot het ook hem door het hoofd dat het wel heel gezellig ln huls zou zijn als zij het Jongetje konden houden. Het was nu altijd zoo stil Je weet toch niet zeker dat hij geen ouders heeft? wierp hij zijn vrouw tegen..., Sientje keek peinzend op: Geen enkele moeder zal haar kind zoo laten rondloopen, aai zij zacht (Slot volgt). CZAAR PETER DE GROOTE. Toen Czaar Peter ln Zaandam woonde, leefde hij zooals bekend Is, ln een klein huisje en eiken dag ging hij naar de scheepstimmerwerf waar hij het vak grondig leeren wilde en ijverig mede hielp aan het bouwen van schepen. Het was heel lang een geheim gebleven, dat deze vorstenzoon ln het kleine Hollandsche plaatsje woonde om een ambacht te leeren, maar ten slotte lekte het geheim toch uit En zie, als bij too verslag versohenen de ge zanten van vele vreemde landen in het rustige Zaandam. Zij hadden allee slechts één doel, n.1. kennis aan te knoopen met den machtigen Czaar van Rusland. Maar Peter was hier heele maal niet van gediend. Integendeel hij was woedend op den burgemeester van Zaandam omdat die het geheim niet had kunnen bewa ren. Nu ondervond hij zoodra hij zich op straat vertoonde steeds den grootsten last en tenslotte begon hem dit te vervelen. Hij besloot naar zijn land terug te keeren en op zettelijk deelde hij dit besluit aan eenige nota belen van het stadje mede. Men besloot hem een afscheidsfeest aan te bieden, een feest waarop ook al de gezanten genodoigd zouden worden. Alles was klaar, kosten noch moeite toerden gespaard en iedereen was blij den Czaar nu eindelek eens ln rijn ware gedaante te mogen den en spreken Toen echter de avond van het feest gekomen was, bleek de Czaar net eenige uren van te voren in het gezelschap van een paar eenvou dige timmerlieden te rijn vertrokken. ZOEKPLAATJR Hier is een kabouter,, die met zijn vriend verstoppertje speelt en zooals je ziet gebruikt hij een paddestoel als buut-paaL Zooeven heeft hij de handen voor de oogen weggenomen en hard geroepen: een, twee, drie, ik kóóóóm! Nu kijkt hij om en hoopt natuurlijk zijn vriend da delijk te xullen ontdekken. Maar dat komt an ders uit, want de andere kabouter heeft zich •chltterend verstopt: hij Is nergens te vinden. Alles ln den omtre ia stil en rustig. Een paar hooge boomen at an wljsgeerig aan den rand van het bosch, waar de kabouters eigen lijk wonen. En door de kruinen der boomen waait een heel zacht windje Een paar reoo- lljke wespen gonzen luid en vliegen zigzag over de Lage wedde-bloemen. Een paar ranke libellen genieten ook al van de» heerlijken mooi en dag. Zoo is er van alles te zien,, be halve de andere kabouter. Waar rit hij dan? Ach, toe, helpen Jullie on zen vriend onder den paddestoel even. Hij moei anders zoo lang zoeken en dat Is niet prettig als je speelt Kijk goed uit, dan ben ik er zeker van dat je den onzichtbare gauw zult vinden BIJ DEN VUVEft Is dit geen prachtig plaatje? Het lijkt wel een vijver uit sprookjesland hé, zoo spiegel glad en zoo groot En let eens op de boomen, hoe mooi van vonn die wel zijn. Geen wonder dat het meisje verrukt en Opgetogen langs den weg huppelt en hier en daar wat mooie bloe men verzamelt Nu heeft zij zoowaar de han den uitgestoken naar een vruchtboompje. Zou den jullie dat kunnen om in zoo'n mooie omgeving iets af te plukken. Ik niet hoor. Of toch misschien, als het heele lekkere vruchten waren, hé? Het is een kleurplaat, dat hebben Jullie zeker al begrepen. Het meisje heeft een ge woon jurkje en dat kunnen Jullie dus kleu ren cooals Je wilt Maar als Je aan het plaatje zelf begint moet Je or op bedacht rijn om allee too Itefet mogelijk t* maken. Due licht groen voor het gras en lichtblauw met licht grijs voor het water en de lucht Alleen de boomen op den achtergrond, die mogen iets donkerder van tint worden. De stammen op den voorgrond moeten ook heel licht van kleur zijn. Licht bruin met veel grijs er in. Dat krijg je door vluchtige grijze haaltje* over den stam te trekken, korte an gebogen streepjes. De prachtige bloemen op den voorgrood moeten een helle en felle kleur hebben. Kies er maar eentje naar je eigen keuze uit, dan kun je eens toonen of je wat smaak hebt Ais Je nu op dit plaatje eens je uiterste best Boet, dan kan het misschien wel oen lijst waard rijn. Ik hoop het voor ja ik gen het een plaatsje boven Ja bed Seooee w mee, boor.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 3