Voor Jong en Qud
'4, i r, ifJ' jrtosfl
ONS JEUGDVERHAAL
DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE.
WEGELING'i NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 21 FEBRUARI 1090 No. 7.
HET ARME JONGETJE.
„Zeg eens, kwajongen. Je weet toofc^ zeker
wel dat bedelen verboden is. Pas op dat* ik he
geen tweede keer zie, want dan ga je mee hoor
Karei schrok. Even keek hij op. maar zoodr?
hij het dreigende gericht van den politieman
zag. die het echter zooals wij weten heele
maal zoo kwaad niet meende, zette hij het op
een 1 oopen
En treurig bedacht hij dat het nu met zijr
leventje heel erna al uit was. Hij moest het ei
gen lijk maar weer in een andere stad probee
ren, maar aóh, dat was weer zoo ver weg e>
hij vond het urenlange loopen zoo vreeselijk.
Neen liever wilde hij probeeren toch nog wa
hier te blijven, als de politie hem niet zag kan
hij misschien toch nog wel eens wat aan de
menschen vragen. En er waren ook altijd flog
wel een paar menschen, die hem wat gaven,
zonder dat hij er om vroeg. Dat was al meei
gebeurd
Zoo peinzend liep hij een stil s'raatje door
en weer voelde hij hoe moe hij was. Hij kon
bijna niet verder. En koud dat hij het kreeg
Foei, midden in den zomer en dan zoo te rillen
van de koude. Het was te gek om er over te
denken. De arme jongen, hij begreep niet dal
hij hevig koorts had. Ook de honger ging hem
nu plagen, want hij had nog niet genoeg geld
om zijn brood te gaan koopen. Hij moest er
nog wat bij bedelen, maar hij durfde niet Daar
zag hij zoowaar weer een politie-agent Het
scheen wel of zij hem vandaag zochten....
Het hoofd omlaag, duizelig en rillend van
koorts, strompelde hij verder. De zolen van
zijn schoenen waren bijna geheel versleten en
de harde straatsteenen voelde hij pijnlijk bij el-
ken stap. Hij voelde zich zoo ongelukkig, dat
hij eindelijk zachtjes begon te huilen
Bij een der huizen in het stille straatje zag
hij een portiekje met een blauwen steenen
stoep. Ten einde raad ging hij daar zi'ten, met
het hoofd tegen den muur geleund. Rillend en
doodziek hurkte hij ln elkaar en hij nam zich
voor om daar te blijven. Wat er dan gebeuren
zou, dat kon hem niet schelen. Maar hij wilde
niet verder loopen en hij wilde ook niet meer
bedelen. Varen op een schip wilde hij ook
niet en naar school gaan wilde hij ook nooit
meer. Niets, niets wilde hij nog. Hij zou alleen
maar blijven ritten op dezen stoep
De torenklok sloeg twaalf uur en het vroo-
lijke gebimbam golfde over het kleine en mooie
Zeeuwsche stadje, toen er haastig een oud heer
tje door het straatje aan Tcwam sloffen. Ver
baasd bleef het heerlje staan, toen h(j een
klein jongetje zielig en doodsbleek "tegen den
muur geleund vond van het portiekhuisje Het
Jongetje zag er vreeselijk vies en onoogelijk
uit. maar toch meende de oude heer duidelijk
te Kunnen zien, dat het geen gewoon zwervers
kind was
I jngzaam trad hij een stapje nader en scherp
turend boog hij zich voorover om het gezicht
v.ni het jongetje wat beter te kunnen zien,...
Klos, klos, klonk het door het straatje. Daar
kwam een groote Zeeuwsche boer nader. Met
zware klompen aan de voeten stapte hij over
tl.' straatkeien en natuurlijk bleef ook hij
slaan, toen hij het oude heertje bij het arme
zoo zielig op het stoepje zat neergehurkt. Een
Innig medelijden greep haar aan, en haar lieve
Touwenhart zei haar dadelijk wat zij doen
noest.
Maar zoo'n haast had zij niet of zij bleef toch
>ok even bij het groepje menschen staan. Met
laar kleine, heldere oogjes keek rij verbaasd
aar het slapende en stille jongetje, dat daar
r>ngetje zag staan
Wat is dat, meneer? vroeg hij belangstel
end
Dat ventje is, geloof ik, heel riek...,
\ntwoordde de oude heer.
En samen bogen rij zich opnieuw over het
ongetje.
Aan den overkant weerklonk een helder win
kelbelletje en een bakker trad naar bulten.
lok hij moest er het zijne van hebben....
En op hetzelfde oogenblik kwam er een lieve
Zeeuwsche vrouw het straatje in. Met haar
kleine lage schoentjes met glimmende gespen
trippelde rij vlug voort, want zij moest zorgen
op tijd thuis te rijn. Weliswaar zaten er in haar
huisje geen kinderen op haar te wachten, maar
zij moest toch maken dat haar man wat te eten
had daareven immers al twaalf uur geslagen.
Zij drong de drie mannen opzij en trok Karei
bij den arm. Haar taschje met boodschappen
legde zij vlug neer en met haar nu vrijgekomen
andere hand tilde rij het bleeke gezichtje op.
Karei opende de oogen, maar o, wat waren
rij glazig. De omstanders schrokken er van en
het vrouwtje riep uit:
Heere. He ere, manneke, wat rijt ge ziek.
Maar gelukkig voor Kareitje liet rij het niet
enkel bij die uitroep. Met een flink gebaar trok
zij den oipslagdoek van haar schouders en
sloeg hem over het rillende en bevende zwer
vertje. En toen beurde rij het ventje op, zich
er niet aan storend dat hij vuil en ongewasi
schen was. Met haar roode en sterke werkar-
men bracht rij Kareltje naar haar eigen huisje.
Het oude heertje zei niets en de bakker zei
ook niets, maar de boer begreep dat hij wel
even helpen kon. Hij raapte vlug de bood
schappen van het vrouwtje op en liep haar na.
En zoo kwam Kareltje voor het eerst sedert
vele weken weer in een huiskamer en voor 't
eerst ook in al dien tijd waren er weer een
paar menschen die voor hem zorgden. Maar
de arme jongen wist het niet, want hij was
geheel versuft van koorts en ellende
Hoe het nu verder met hem ging en wat het
Zeeuwsche vrouwtje deed, dat vertel ik jullie
de volgende week allemaal nog haarfijn.
(Wordt vervolgd).
Oplossing Kruiswoordraadsel No. 130.
Horizontaal: 1 hoop, 4 rookj, 7 dolen, 9 Ede,
11 sol, 13 la, 14 of, 15 vinding, 16 mi, 17 er,
19 ode, 21 Ine, 22 logen, 25 rust, 26 raap.
Verticaal: 1 heel, 2 odei, 3 Po, 4 re, 5 ons,
6 kolf, 8 landing, 10 David, 12 oogen, 16 Moor,
18 reep, 20 els, 21 Ina, 23 Ot, 24 er.
21
„Theedrinken," riep Willie Woens
dag. Doch Freddy deed een dutje
en hoorde het niet.
Wordt wakker, meneer Vrijdag,
het is tijd voor de theel" schreeuw
de Ivy, maar de zeeman bleef door-
snorken, alsof een houtzaagmolen
aan den gang was.
Toen kwam Madge, één van de-s
lepelaars, met de theeketel en
Willie besloot Freddy Vrijdag door
den lepelaar te laten wakker maken.
„Maak hem wakker, Madge,
reide hij tot den vogel, „we wach
ten op de thee."
Niet zoodra h&d Madge Willie'*
item «fthoerd; m
p-asti waat Freddy -Ag Uê Siipta
en zette dé theeketel uy groflil
Toen tót Topajr'i verwondering
trok Madge Freddy aan zijn baard.
Hij werd met een schreeuw wakker
en Willie Woensdag lachte hartelijk.
„Eindelijk ben je wakker," zeide
Willie.
„Maar dat ie geen manier van
doen om zóó iemand wakker te
maken," «eide Freddy erg kwaad
kijkende, „ik denk, dat jij dien
vogel zeker weer hebt opgestookt"
„Heuaoh niet hoor,'' antwoordde
Willie, „het was heusoh rijn eigen
mvaL"
„Wat een nattige vogel tooh
een lepelaar,' meende lvy. „Als ik
weer thuis ben, zal ik mg papagaai
verkoopen en neem ik e een lepe
laar voor in de plaats."
(Morgenavond vervolg.)
Een listige sergeant.
De beroemde Russische velt!maarschalk Su-
waroff had er een handje van om rijn onderge
schikten door de vreemdsoor igste vragen in
het nauw te drijven. Op die manier trachtte
hij te ontdekken of rijn mansc'iappen zich wel
uit moeilijkheden wisten te redden.
Op een dag hracht een sergeant hem een be
richt over. Toen de man hem een papier over
reikte vroeg Suwaroff hem plotseling:
„Hoeveel visschen zwemmen er in de zee?"
De sergeant antwoordde prompt:
„Zooveel als er nog niet gevangen rijn".
„Hoe groot is de afstand vun hier naar de
maan?" zette de veldmaarschalk zijn onderzoek
onverstoord voort.
„Twee van uw beroemde lange afstand smar-
schen", klonk het zonder aarzelen.
Suwaroff begon plezier' te krijgen in de onver
wachte antwoorden van den sergeant en vroeg
weer:
„Wat verschil is er tusschen mij en je paard?"
„Mijn paard mij geen luitenna.t maken,
maar U wel", luidde het antwoord.
„Prachtig", lachte de veldmaarschalk, „of
ficieren zooals jij kunnen we gebruiken".
Een week Later werd de listige sergeant be
vorderd.
LEVENSWIJSHEID.
Het is gemakkelijker de menschen te bedrie
gen, dan hen te amuseeren.
Ga nooit boos weg van iemand, dien ge lief
hebt
Eike goede daad vindt haar bolooning in
zichzelf.
Kleine zaken zijn kleine zaken, maar getrouw
te rijn in kleinigheden is een groote zaak.
VOOR, ONZE SCHILDERS
Op deze teekening zie je een meisje, dat in
haar kamertje herig is kralen te rijgen. De
teekenares heeft alles wit gelalen en het spreekt
dus vanzelf, dat het zoo niet blijven kan. Haal
dus maar vlug je waterverf of je kleursel voor
den dag en zet je aan het werk.
Ik stel voor om den bank, die langs de wan
den loopt, evenals het kastje, mooi oranje te
kleuren. Dat is een frissche kleur en boven
dien komt zij het mooiste bij het zwart dat de
teekenares al gemaakt heeft Het vloerkleed
is licht bruin. Dus bijna dezelfde kleur als
het oranje; het staat samen zeer mooi.
De wanden en den vloer moet je maar wit
laten. Je mag ze wel kleuren, natuurlijk, maar
het zal mooier zijn als je het niet doet Het
jurkje van het meisje, evenals het kussen en
den bloempot, kun je een kleurtje geven naar
eigen smaak. Als je maar zorgt dat het geheel
zoo mooi mogelijk wordt en in geen geval t»
fel afsteekt, want dan zegt men, dat de kleuren
„vloeken".
Enfin, dat weten jullie zelf wel, nietwaar?
Succes er mee.
OM TE KLEUREN.
Sommige jongens houden er zeer eigenaar
dige spelletjes op na. Op ons plaatje bijv. zie
je er een, die in een waschtobbe aan het spele
varen is. Dat duurt natuurlijk net zoo lang, tot
hij kopje onder schiet Dan zal zijn mooien
krullebol en ook zijn mooie sportblouse vol
met ïnodder ritten. Zouden jullie er zin in
hebben? Ja? Nu, ik niet hoor.
De teekenares, die deze plaat gemaakt heeft,
had haar eerst gekleund, maar later vond zij
het Weer veel leuker als jullie zelf voor het
kleuren zorgden. Daarom is het plaatje nu
heelemaal wit, maar ik kan je nu toch ver
klappen hoe de kleuren eerst waren.
Luister.
Het gras is het moeilijkste van alles. Op
den voorgrond heeft het de echte gewone gras-
kleur en aan den overkant van het water
ook nog, tot aan het eerste zwarte streepje,
dat je er riet Daar begint het lichter van
kleur te worden tot aan den horizont toe, waar
het nog Iets lichter van kleur ia Dat komt
door de soa weet ja; lépt self maar mos bui
ten over oen weiland. De rest is niet zoo
moeilijk. De boomen rijn bruin met lichte
plekjes er in. De oever van het water (aan
den overkant) is heel donker bruin, een aarde-
kleur dus. Het water is blauw-grijs, terwijl
er een paar groene strepen doorgetrokken moe
ten Worden, door de weerspiegeling van de
boombladeren.
De tobbe is zwart-wit van buiten lichtbruin
(houtkleur) van binn< De jongen heeft een
blauwe blouse aan, et donkergele stipjes
er in en met een wit maagje en witte man
chetten. Schoenen zwart, kousen wit of zwart
Zijn haar is blond. De huisjes zijn heel licht
bruin, met groene kozijnen en roode daken.
De struiken rijn groen. Heb je dit alles klaar
stippel dan in het gras op den voorgrond en
voor het huis aan den overkant nog een paar
gele, witte en blauwe bloempjes. Dan heb je
boterbloemen, madelieven en vergeet-mij-niet
je», tegelijk.
Doe hier nu eens extra Je best opi, dan cal
jé «en« zien wat aan prachtige plaat dit wordt