Voor Jong en Omi j ONS JEUGDVERHAAL DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOÊ. WEGEL IN G'S NIBWWftBLAD TAIf TBIJDAG 10 JANUARI 19*) No. 1. een woelige oudejaarsavond. Maar Cotje kwam niet op het pleintje. Bij de eerste zijstraat bleef plotseling haar losse schoentje aan den stoeprand haken en met ©en smak sloeg zJJ neer. Haar bloote beentjes schuurden pijnlijk over de straatsteeneo. Een ©ogenblik lag kleins Cotje beduusd, haar knie tjes deden zoo'n pijn dat rij de adem inhielft. Maar voor een oogenblik slechts, want wei ten, dis van sea hoogerta leeftijd lijn. Hst gelijk.. Juist kwam een politie-agent uit de zijstraat stappen, HIJ was op weg naar het pleintje om den mensohen te zeggen dat tij nu moesten Ophouden met schieten, want eigenlijk mocht het niet, tie Je. De agent schrok toen hij klein Cot je zag liggen en vol medelijden pakte hij haar op, niet weinig verbaasd dat het raeiske slecht» een manteltje over baar onder kleertjes droeg. Wie ben Je, en waar woon je, kleintje, vroeg de groote man vriendelijk. Maar hij had het niet ongelukkiger kunnen treffen. Cotje was al heel erg bang, nadat tij •vallen was en- daar hulpeloos In de stille donkere strant lag, maar nu ear* politie agent haar oj)gepnkt had, werd dj bijna do. van angst. Een politieagent was In haar oogon het allerverschrikkelijkste, dat er óp de we reld bestond. De brave agent kreeg geen ant woord op zijn vraag, ook niet toen hij vroeg waar dj zich pdjn gedaan had. Besluiteloos keek de man even in de straat rond, maar nie mand zag hij, iedereen was op hot pleintje ofte bei 't Zal wel terecht komen, bromde hij eindelijk en toen deed hij wat poli He-agenten ln zoo'n geval altijd doen. Hij nam Cotje mee, nog steeds niet begrijpend hoe zoo'n klein kindje midden in den nacht op straat kan z^Jn. De agenten hadden het in den Nieuwjaars nacht te druk. ZIJ konden niet do huizon ,af gaan loopea om te vragen of er soms een kindje vermist werd. Er was veel te veel te doen op straat an daarom haastte onze agent alch ook om zoo snel mogelijk van zijn vrachtje •f te komen. 'k Breng haar nfet naar bet bureau, dacht hij bij zich zelve, wat moeten we daar met dat aapje beginnen. En bovendien is Zij geval len, wie weet mankeert zij iets. Maar tsjonge, KRUISWOORDRAADSEL No. 109. In de vakjes naast elkaar (de horizontale dus) moeten woordjes van de volgende bete®- keni9 worden ingevuld. 1. vijf vakjes: een atad ïn Dell. 8. drie vakjes: iets dat mein zweert. 8. drie vakjes: een figuur die vroeger aan geen enkel hof ontbrak. 10. dn* vakjes: de stammoeder der motosch- heid. 12. twee vakjes: het tegenovergestelde van „voor*. 13. twee vakjes: zit tn tafels en kasten. 14 ane vakjes: uitgebreid lager anderwijs 16. drie vakjes: draagt het rijpende kor?n. 17. drie vakjes: een bekende uitdrukking ln de muziek. 19. vijf vakjes: een keukengereedschap. De vakjes onder elkaar (de verticale das; tsjonge meisje, zei hij daarna hardop, wat ga je verschrikkelijk te keer. Stil nu maar, stil nu maar, de agent zal je heus ah niet^ doeh, ^hoor. Weet je wat, ik zal Je naar Je bedje brengen. Is dat goed? Maar Cotje begon nog harder ta hullen, zoo bang was zij van zijn stem. Dei agent gal' het op. Hij zette er een drafje in en bracht Cotje naar hetGemeenteziekenhuis, dat vlak in de buurt was. Wat moest de agent anders doen? Hij begreep wel, dat Cotje's ouder» morgen zouden vra gen waar hun kindje was en dan konden zij (lat immers op het politiebureau hooren. En l)ovendien, mocht het kindje iet» mankeeresn, dan kon tij niet beter terecht dan in een zie kenhuis Zoo kwam het dat Cotje even later ln do armen lag van een verpleegster, dto den nacht dienst had Medelijdend keek do vrouw het meisje aan en (givlukkig wist sty met haar vriendelijke oogen de kleine Cotje langzaam tot bedaren te brengen Het huilen hield op, alleen bleef zij nog eon poos nasnikken.... Zij is gevallen, zuster, had de agent ge zegd, kijkt U maar eerst eens of zij niets man keert. Haar ouders zullen we wel vinden, daar zal !k wel voor eorgen De verpleegster legde haar kleine patiëntje nu op een tafeltje met een kussen neer en begon vlug de geschaafde beentjes af te was- srhen. Gelukkig waren de wondjes niet erg alleen maar wat pijnlijk. Maar ach, sen beekje pijn kon Cotje wel verdragen. Zij was al geluk- kip dnt de agent met zijn glimmende knoopen en zün sabel weg was. De zui*sr was veel vriendelijker. Maar nog durfde het gansje nteh »e zeggen. Hoe heet Je, kletae schat? vroeg de ver pleegster Cotjekwam het heel zachtjes over Cotje's lippen. Ja. maar ik bedoel ook \9 aehtertianm Cotje Bergman, fluisterde Cotje weer. Prachtig meisje, weeet je nu mwscMón ook stellen woordjes van de volgende baUekom* voor: 2. drie vakje», een kostbaar en teer beat. 3. twee vakjes: een bepalend lidwoord. A drie vakje»: een joviale afscheidsgroet 5. vijf vakjes: een woord waarmede men aan geeft dat iet» volkomen zonder na* W. 7. vijf vakje»: een trekdier. 9. drie vakje»: een keer glad jes^*or 11. drie vakje»: komt over de pudding. 15. drie vakjes: een huldedicht 16. drie vakjes: een groote oppervlakte meet 18. twee vakje»: de-eerste noot van den toon ladder. Oplossing Kruiswoordraadsel No. 10' Horizontaal: 1 al, 3 Albert, 5 To 6* Alp, 8 elk, 10 sta, 11 Spa, 12 ad, 14 naaien, lij ra Verticaal: 1 Abt, 2 Leo.. 3 Aalten, Tulpen, as, 7 pa, 8 es, 9 Ka^ 12 aar 13 dia waar Je woont? Hoofdstraatklonk het weer heel «acht les. Het nummer wist Cotje nlow, maar dat kwam er ook niet op aan. De zuster wtst meer dan genoeg Z3J Q*x>k Cotj manteltje uit. Nianf ih'pur het muisje en do schoeljes aT en stopte haar in een lekker bed Ziezoo, dreumes, ga nu naar lokker sla pen hoor, dan komt Je moedei- vlug om Je jiaar huls te halen Cotje lachtei Hé, ua al dat geroezemoes van den gehcelen avond was hot du in hel zieken huis plotseling zoo stil, dat rij eindelijk een beetje met de oogen begon te knipperen. De zuster zag het. Vlug «loog zJJ haar cape, zotte haar mutsje op en draalda hut licht wat lager. Toeu ging zij wuv bij Cotje sUia en logde haar hand op haar voorhoofd Gxk Je weg? m>qg Ootje angstig. Even maar, om Jo moedor ie vertellen dat Je hier bont Maar Weo» maar nioll bang hoor, er komt dadelijk een andere zustor hier. Cotje begreep het maar half. Zij had zoo'n slaap, dat zij haar oogjes niet meer open koD houden. Zachtjes streek da zustor haar over het hoofdje en langzaam dutte de kleinemrid in Op haar teenen «loop de zuster de zaal uit. Z3J had weinig patiënten dien nacht en zl>J nou even vragen of de zuster» van de an dere zalen ook op haar afd«el$ng wilden iriten. Dan ging rij vlug erven naar ao ha Wet straat, want de goede vrouw had molg mede lijden met Cotjps ouder» dl» Wellicht hun kindje al gemist hadden. d> andere zusters wilden natuurlijk graag even oppassen en zelfs gingen allemaal even op haar teenen naar het bodja ▼öq Cotje ktfken... En Intusschon liep Cotjes verplet^- st;*\r vlug over de straten om re irarhben Cotjes hul» te vinden. Dat was gelukk'g nogal gemakkelijk fti de hoofdstraat gekomen liep zij roven da hulzen langs en zocht de naam bordjes af. „Bergman", la» rij spoedig. Door was bet natuurlijk ZJJ schelde aan.... Met roode oogen van het huilen deed Cotjes moeder open, Cotjes vader "was al naar de politie en al de ooms en tantes zochten de straten af.... Ik kom u maar even zeggen dat uw kindje bij ons is, mevrouw, in het ziekenhuis aan de Polderkadt Schrikt u maar niet, zij man keert niets, n.var wij hebben haar op atmat gevonden :^;onochtend kunt U haar ko men halen. Dag mevrouw En Weg whs do zuster woor. ZIJ had bot te druk om een lang praatje to houden. Cotjos moeder zei geen woord. ZIJ was zoo overstuur geraakt toen süj haar meisje niet ln bed ge vonden had, dat zij nu verslagen stond nu haar opeens gcon^d wend dat Ootje terecht was... Zoo kwam alles gelukkig goed in orde. liet ergst er aan toe was eigenlijk grootvader Urenlang liep de goede man over de straten te dwalen dien nacht en, bijna weenend brom de hij op zich zelve onophoudelijk: „Inplaats dat Ik tenminste thuisbleef, ging lk ook nog meemaar wie kon bet ook donken dat de kleine meid uit haar bodj zou komen. Wat ben lk toch dom geweest". HJj zocht totdat don morgen ntuibrak maar natuurlijk vond htj Cotje niet HIJ wa» vrouw- lijk hung dut haar iets overkomen wtis en htj durfde bljrm niet nnnr hul» te gaan uiti angst te morton hooren dat zijn vermoeden» waar zouden blijken te zijn. Eindelijk kwam ook hij op de gedachte naar de politie te gaan en daar hoonde hij tot rijn onuitsprekelijke vreugde wat <ar gebeurd was. Na holde hij naar het ziekenhui». A was al dag; hjfl ging Cotje halen. Do zustc. s lachten zich tran.es dat de oude min er al boo vroeg was, maar rij wisten ook niet dat hij dein geheedeni nacht op straat geloopen had. Z3J gaven hem Cotj*,. die allang wakker was, in een wollen deken gewikkeld mode En zoo was bet grootvader die kledn Cotj» zegevierend ln het ouderlijk h«l» terugbracht. Tegen grootmoeder sol hij raat tmnuu to do oogen: „Ditmaal is het oudo Jaar alooht af- geloopen vrouw, maar gelukkig li hol nieuw» goed begonnen Maar dit sol lk Je nog aeggea voor geen tachtig oudejaarsavonden laai Or Cotje nogeena alleen. Wij ook niet riepen de Freddy Vrijdag nam Ivy, Robbie en Topsy mee om hei» ©enige van die vreemde boomen te laten zien, die op het Artis-eiland groeiden. De grappigste vond Robbie wel, die e* uitzagen als groote komkommer» met spijkers er op. „Daar zal je niet gemakkelijk to kunnen klimmen," zei de zeeman* „Dat ia nog erger dan brandnetels. Hij had nog niet uitgesproken, of door een rukwind woei hem de hoed yan het hoofd, die terecht kwam op den top van een der grappige hoornen. „O, kijk een», wat ei nu gebeu-d i»," jammerde Freddy. „We moe^n een stok zoeken ©ra i>«ra er at te lichten. Ik du?f ei- niet in te klim» men, en met de hand ik ar ook niet bij."' HAANTJES levbnsgbschiadbnm. Zij gingen aan 't aoeken naar een übok, om Freddy's hoed te redden, on spoedig vonden ze een bamboe stengel, die volgens Freddy wel lang genoeg zou rijn. Toen ze echter weer bij den boom kwamen, vonden ze Polly, met Freddy's hoed op één oor. „Wel, heb ik ooit van mijn loven," sei Ivy. „Die kat ia er iu geklommen en heeft je hoed ge haald. Hoe ben je in den boom gv klommen, «onder je te bezeer en, poes?" „Ik ben er niet in geklommen," zei Polly. „De hoed viel op mijn hoofd, toen ik er laags liep." Alle hanen rijn niet hetzelfde hoor, net zoo min els de menschen. Die verschillen ook van elkaar. Waarom verschillen zij van elkaar? In hoofdzaak als gevolg van hun Levensom- stflndigheedn. Zoo ls het büjj do hanen ook. De haan uit een hoenderpark is weer een heel ander beest dan de haan van een boerderij. En hier op ons plaatje zie Je een haan, neen, zoo ver waand geloof lk niet dat er een tweede zal bestaan. En waarom? Wel, dat kunnen we snel genoeg zien, want evenals bij andere die ren staat ook tVJ-hem zijn levensgeschiedenis zoo maar op zijn lijf geschreven. Kun je het lezen. Wacht, ik zal je helpen. Eerst zien we een 6 tam, een boomstam wel te verstaan. Dat bewijst, dat onze haan een echten boom als stok gebruikt en niet maar een gewoon ia tja Hij leeft dus hoogst- wanrschijnl^k in de vrije natuur of ln een boel groot park. Als tweede zien we een spruit mais. Wat bewijst dat. Wel, dat be wijst dat ons haantje daarmee gevoederd wordt, hetgeen nogal wat «eggen vHB mais la erg duur. Al» derde vólgt ©on—. kano. Wat heeft een haan nu met een kano te ma ken? Juist, daar heb Je het H3J heeft er niet» mee te maken, maar daarom is het "bij dezen haan zoo bijzonder. Het bewijst dat zijn baas vermoedelijk in een bootje bij rijn dieren l.omt Het zal dus de oppasser van een groot port zijn. En dat kan hooi goed, want rie mi^ het volgende beeldje laat ons een hert man. De haan woont dus in een hertenkamp!. En wat bewijst nu het Instrumentjet Dat bewijst dat onze haan inderdaad een zeer goede ver zorging geniet, want mrt dit Instrumentje wordt hij van tijd tot tijd door den oppasser gereei» nigd. Het woelt door zijn voeren over zijn huid en het ls dus logisch dat het ook to rijn levensgeschiedenis vermeld Wordt Je ziet het, alles bij elkaar ls het geen won der dat ons haantje een beetje verwaand is, een beetje erg zelfs. H5J is dan ook een haal deftig beest. O, zoo. 1 JANUARI 1980. „Wlat ls dat?" vroeg kleine Lien, „Moeder, hebt f3 1 wel gaman! Al de blaadje» rijn «r af Tan het hoek dat mij gaf. .Berst nog wms het boordevol t Stond tnq blaadjes heelamsmt bol. Maar nu Ik het hebban mag Blijft er ouUs uU*t eau» dag". „Maar m*n kind, dat Is toch *t k» het einde nsn het jsa». Andera gaf fle Jo» toch niet, t Boek waar men den dog Morgen toomt Weer een oieww Een Januari Is Het betfn vmn T hash, dan JiW.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1930 | | pagina 3