Voor Jong en Oud
ONS JEUGDVERHAAL
D2 AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSO&
w
WEGELLN O'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 29 NOVEMBER 1929 No. 48.
HET KABOUTER-PALEIS.
HENRICUS' MOOISTE DROOM.
Henricus was ziek, dat stond vast, maar ge
lukkig duurde zijn ziekte niet lang. Reeds den
derden dag dat hij te bed lag week de koorts
en alleen tegen den naoht werd hij weer wat
onrustig en voelde hij zich weer erg warm
/orden. Hij had echter een groote troost op
Jjn ziekbed: dat was de anijsmelk, waar hij
^tterlijk dol op was. Ja, ik geloof zelfs, als
iet alléén om de anijsmelk ging, zou hij mis
schien loog wel een maand ziek hebben willen
zijn. Maar het te bed liggen, zie je, dat viel op
den duur niet mee en daarom dacht hij dan
jk dat het nog maar het beste was geen
ïijsmeJk noodig te hebben.
\\'at had hij in die paar dagen van zijn £iek
n anders een boel gedroomd. Van alles en
>g wat. Maar steeds was hij benauwd wakker
.e gorden, want zijn droomen, alhoewel zeer
-Pttig vaak. eindigden meestal met angst. Dan
»cr viel hij in een afgrond waar nooit een
t nd aan scheen te komen en dan weer geraak-
t hij in een doolhof waaruit hij zich geen
?g wist te vinden,
In den nacht van den derden dag echter
kwam er een reuze mooie droom. Hij had, om-
d it hij het zoo vreeselijk warm had, een mid-
r 'ecuwsch pagepakje aangekregen. Hoe, dat
w st hij later niet meer, magr hij herinnerde
zich wel, dat hij het pakje -al meer gedragen
had. Hij was alleen, heelemaal alleen in een
prachtig groen Weiland, aan het einde waarvan
een paar mooie boomen stonden. En gek, alhoe
wel hij zeker wist dat het November was,
stonden er 'overal mooie bloemen en scheen
de zón dat het een lieve lust was.
Plotseling hoorde Henricus achter zich iets
ruisehen. Eerst dacht hij aan een vogeltje,
dal vlak achter hem wegvloog, maar toen hij
óm! eek ontdekte hg dat het de prachtige
zïjdtu kleere.i van een vrouw waren, die zoo
zacht ruischlcn. Henricus werd een beetje
*1
verlegen, toon hij zoo plotseling tegenover de
vreemde en mooie vrouw stond. Zij droeg een
soort van kroontje in het haar en zij was zoo
rijk gekleed, dat het wel scheen alsof zij min
stens oen koningin was. Henricus kende haar
niet. Hij had op dit weiland uit zijn droomen
iil allerlei wezens gezien, kabouters, feeën en
elfen, maar deze echte vrouw, die wel een
hoofd grooter was dan hij en daarenboven vol-
v/assen, neen, die had hij nog nooit gezien.
Goedendag, Henricus, zei de vrouw met
een vriendelijk lachje en een heel vriendelijke,
zachte stem. Wat dwaal je hier zoo alleen
rond, mijn jongen?
Goedendag, mevrouw, stamelde Henricus.
die niet goed begreep hoe het kwam dat de
\Teemde vrouw zijn naam kende.
De mooie dame glimlachte, toen zij den
longen ozo verlegen zag. Zij begreep wel,
dal hij eigenlijk naar kabouters en feeën zocht
en dat het hem zeer verrast had Jiaar te zien,
Maar het was noodig dat zij hem nu eens in
den droom verscheen om hem te zeggen, dat
hij spoedig beter zou zijn en niet meer zooveel
mocht droomen.
Henricus, vroeg zij nog steeds glimla
chend, weet je wie ik ben?
Neen, mevrouw, fluisterde Henricus, die
zeer onder den indruk was van haar deftige
en mooie verschijning.
Welnu, dan zal ik het je zeggen: ik ben
ie koningin der droomen.
Dus toch een koningin, liet Henricus zich
verheugd ontvallen.
Ja. toch een echte koningin. Dat had je
niet gedacht, hé?
Ü39II
Jawel, dat had ik juist dadelijk gedaahï,
antwoordde Henricus, die zich wonder boven
wonder meer op zijn gemak voelde en nu hij
wist met wie hij te doen had
Zoo, deed de koningin schijnbaar verbaasd,
waarom noemde je mij dan mevrouw?
Ik wist niet hoe ik U anders moest noe
men, stotterde Henricus, die nu bang was
dat hij haar zeer beleédigd zou hebben.
Maar «de dame lachte vriendelijk en zij zei:
Een koningin noemt men: Majesteit. Pas
als je heel lang met haar spreekt mag je haar
mevrouw noemen. Maar laten wij nu maar net
doen alsof jij mij heel goed kent en noem mij
ook maar mevrouw. Wil je dat?
Ja, mevrouw, antwoordde Henricus flink,
die wel blij was, dat hij niet telkens Majesteit
behoefde te zeggen.
Goed zoo, Henricus, dan zal ik je nu
eens zeggen wat er met je gebeuren gaat Weet
je dat je droomt?
Henricus keek verbaasd op. Droomde hij .of
was het werkelijkheid, maar ach, neen, dit
kon geen werkelijkheid zijn. En in zijn droom
was hij er zich van bewust dat hij droomde.
Verlegen knikte hij bevestigend
Nu, dan wil ik je zeggen dat je gauw beter
zult zijn en dat je in het vervolg! niet zoo dik
wijls meer zult droomen. Droomen is namelijk
niet altijd zoo goed, zie je, en daarom is het
beter, dat het voorïoopig ophoudt. Ik zal je
vannacht nog eens een heel mooi. droompje
laten beleven, maar daarna zul je de eeiste
jaren niet meer in mijn Rijk terugkeeren
De koningin zweeg, Henricus keek voor zirh
Hij vond het niet zoo prettig, dat hij wellicht
nooit meer zou droomen, maar wat kon hij
er aan doen. De koningin had hem eigenlijk
op een beleefde manier te verstaan gegeven,
dat hij overbodig was in het land der drooman
en dat zij hem liever niet meer terug zag.
Zie je, zei de koningin plotseling, je kan
niet altijd een kleine jongen blijven, die van
allerlei mooie dingen droomt.
O, was 't dat, dacht Henricus. Nu, dat klonk
erg verstandig. Hij zou er dan ook verder
maar niet meer over piekeren.
Hebt U een mooi paleis, waagde Henri op
eens te vragen.
Mijn na'eis is hier, antwoordde de konin
gin glimlachend. Alles wat je hier ziet, de
mooio grasvelden, de hoornen, het bosch daar
ginds, do 1 ucht, alles, alles noem ik m'n paleis.
Henricus keek een beetje vreemd. Hij vond
het landschap van droomenland ook wel heel
erg mooi maar hij kon het toch geen palels
vinden. Hij dacht dat de koningin echter wel
een schitterend huis zou hebben, misschien wel
een kasteel.
langzamerhand waren zij nu*het grasveld
afgeloopen en reeds naderden zij den ingang
van het hosch. toen plotseling een paar vroo-
'ijke kinderstemmen tot hen doordrongen. D«
koningin ke^k verrast op.
Daar heb je waarschijnlijk nog meer droo-
mertjes
En jawel: een oogenbllk later huppelde een
groepje jonrens en meisjes uit het bosch t®
voorschijn. Henricus kon zijn oogen niet ge-
looven. want duidelijk zag hij, dat het eerste
meisip Clara van Dalen was. een meisje dat
m dezelfde straat woonde als hij. Hoe was dat
nu mogelijk, hoe kwam die Clara hier? Zij
had een takje met bloemen in de hand, echte
orchidéen waren het en met een mooie buiging
overhandigde zij het takje aan de koningin,
terwijl zij tersluiks naar Henricus keek. Ook
het meisje vroeg zich af hoe het kwam dat
haar buurjongen in deze omoeving aangeland
was. (Wordt vervolgd).
10.
Op zekeren dag zei Ivy, dai
z n nad voor korten tijd ak
kenmeid in de Zoo-Zoo-keraken op
te treden, daar zij voor het diner
wat appelbollen wou klaar maken.
Willy Woensdag zeide, dat zij
met hem van hoofddeksel moest
verwisselen, indien ze als keuken
meisje wou fungeeren. Ivy ver
klaarde, dat ze hiermede acooord
ging, daar ze er van hieid ach
netjes te kleed en.
Toen de appelbollen Haar waren,
ging zij aan tafel en merkte op,
dat er één ontbrak.
„Ik heb vijf appelbollen ge
maakt", riep ze uit, ^en m SW
nog maar vier."
„Polly zal ze hebben opgegeten,"
sei Freddy.
„Waar is de katt"
Het duurde niet lang, of Polly
kwam terug, zeer schuldig kijkende.
Iedereen kon zien, dat zij de appel
bol had opgegeten.
„Oh, Polly 1 Jij stoute poes," zei
Ivy. „Je mag mijn appelbollen niet
stelen 1"
„Ik denk niet, dat ik nu nog een
appelbol hebben wil," zei Wiily
Woensdag.
„Waarom' niet?" informeerde
Ivy.
„Omdat ik niet van appelbollen
houd, die je halverwege in de keel
blijven steken," zei Willy.
HET SCHIP UIT SPANJE.
Hier heb je een. foto van het zeilschip
waarmede de goede Sint dit jaar de reis naar
ons land ondernomen heeft Hoe het schip
heet, mag ik je helaas niet zeggen, want dat
moet je raden, zie je. I-et op: de vakjes naast
elkaar van dl! kruiswoordraadsel stellen woor
den van de volgende bet eekenis voor:
DE BOSCHDU1VEL,
Schrik maar niet, hoor, een boschdudvel is
«een men.9ch en ook geen echte duivel, maar
s'echts een dier. Een aap. Ook noemt men
dit hees* wel eens slinger-aap. omdat het zijn
daari zoo'n beetle als vijfde grijparm ge-
„M.ii-t Met het puntje van zijn staart slingert
hoschduive! zich om een tak en zwaait
•no vg-> boom tot boom.
^'onnom men het heest den naam van bosch-
rluiv.M gegeven heeft is duidelijk. Eerstens leeft
het in d<* tropische wouden van Zuid-Amerika
en tweede*!* heeft het ean utturllSta dat mo
woest en vreesaanjagend 1», dat hét voomker
wel niet veel van dat des duivel» zal ver
schillen
De boschduivel is gevaarlijk, d.w.z. voor zoo
ver een aap van betrekkelijk geringe lichaams-
grootte voor ons menschen gevaarlijk kan zijn.
Zooals de meeste apen zal hij in vrijheid ver
moedelijk voor de menschen wel op de vlucht
gaan. In het nauw gedreven zal de mensch het
zonder wapens van hem niet winnen. Daartoe
zijn zijn grijphanden te sterk en zijn tanden te
scherpt In vrijheid valt het dier echter niet
aan. verbergt zich met zijn zwart lijf steeds
in> "het dichte en donkere boooigebladerta en
valt des avonds of 's nachts heelemaal niet op.
Het leeft zooals de meeste apen van noten,
bananen en andere vruchten. Het beest is lang
niet zoo ontwikkeld als de z.g. menschapen
waaronder men in de eerste plaats den. Orang-
Oetan, den gorilla en den Chimpansee rekent.
Zooals je misschien weet behoort de gorilla
met den olifant tot de sterkste dieren der we
reld. De O rang Oetan is ook buitengewoon
krachtig, doch moet het tegen den gorilla af
leggen
I. twee vakjes: zit in kasten of tafels.
3. vijf vakjes: een Ooslersche godsdienst.
7. twee vakjes: is het tegenovergestelde van
„onder".
8. twee vakjes: een muzieknoot.
9. twee vakjes: een vervoeging van het werk
woord „zijn".
II. twee vakjes: de eerste noot ran, dan toon
ladder.
12. twee vakjes: een heel bekend Latljnsch
woordje.
13. twee vakjes: een verkorte meisjesnaam.
15. twee vakjes: een muzieknoot.
16. zeven vakjes: éen ander woord voor „be
scheiden" of „onderdanig".
19. drie vakjes: de hoogst ontwikkelde dier
soort.
21. ma vakjes: mm acutar woord, voor „varhaal"
of „verslag".
22. drie vakjes: ©en verkorte meisjesnaam.
23. drie vakjes: een vreemdeling.
Oplossingen van de vorige waek:
„Een moeilijke opgaaf'. Wal, hebben jullie
allemaal goed opgelet, dat er stond. Wanhopig
keek zij naar de meubels? Welnu, dan zal ja
ook wel begrepen hebben dat zij deed wat voor
de hand lag: Zij nam aan stoel en ging er oven
op staan.
Kruiswoordraadsel No. 198.
Horizontaal: 1. November, 7 U. S. A. (Ame
rika) 8 Ede, 9 Toos, 12 au, 13 éd, 15 lees,
18 die, 20 tin, 22 Engeland.
Verticaal: 2 os, 3 vat, i bes, 5 ed.,
6 rek, 10 oaaa, 11 oud», 14 ®4a, li ltfc 11 &K
17 aud, li 21 ol