ST. NICOLAAS-NUMMER
St. Nicolaa's-Cadeaux
A. BENIEST
st
2e BLAD
De grootste sorteering in fraaie en nuttige
Figuur
Aanbevelend, «J.
en Snijwerk
VAN VRIJDAG 22 NOVEMBER 1929 - No. 47
EEN ST. NIGOLAASVERRASSING
rRhevmatiek
Kloosterbalsem
m
Bellamypark 4-6 Vlissingen
MF" Zie de Etalages
Cordes of Speed; Wasch-
en Wringmachine
Tafelmangei,
Geldkisten, enz.
jm
„Geen goud
zoo goed"
M
vindt U In de
Elke Donderdag 10 procent korting van op dien dag ge
kochte en contant betaalde goederen
Deze dagen geen zlchtzendingen
St. Nlcolaas-Cadeaux II
Boekhandel H. Wegellng
Een zeer geschikt St. Nlcolaas-
Cadeau Is zeer zeker een ge
wone of electrlsche
Speciaal adres voor
WEGELING'5 NIEUWSBLAD
't Was winter. De maand November was
voorbijgegaan met haar nevelig weer en don
kere dagen van die regenachtige dagen zon
der zonneschijn, die iemand in zoo'n treurige
stemming kunnen brengen. Maar, November
was nu uit. De wintermaand was begonnen en
bij haar intrede was plotseling het weer om
geslagen. De wind was naar het Oosten, geloo-
pen. De lucht, eerst zwaar en dichtbewolkt
werd helder. Des avonds prijkte de maan in
vollen glans en duizenden sterren schitterden
aan den strakken hemel. De wintermaand zette
goed in. In den nacht van den eersten Decem
ber vroor het dat het kraakte. Den volgenden
morgen hingen lange dikke ijspegels aan de
vensterkozijnen en Brands, de postbode, die al
buiten het dorp geweest was, had gezien dat
alle slooten met oen dikke ijslaag bedekt wa
ren. „Dat kan wel eens een ouderwetsche win
ter worden, buurman", riep hij van Doorn, den
bakker toe, die met zijn blauwe slaapmuts op
even het hoofd buiten de deur stak. De kou
nam dien dag in hevigheid toe en wie des
avonds niet noodzakelijk de deur uit moest,
bleef wat $raag binnen, 't Was in den huiselij-
ken kring om den warmen haard ook veel
beter en gezelliger dan daar buiten. Onder de
weinigen, die de deur nog uit moesten, was
dokter van Stralen. Even buiten het dorp
woonde de weduwe Verschoor. Een paar dagen
te voren was haar eenig zoontje Jantje ziek
geworden. In den loop van den dag had dokter
van Stralen hem nog eens bezocht Uit zijn
onderzoek bleek hem, dat Jantje heel erg ziek
was. „Vanavond kom ik terug, vrouw Ver*
schoor", zoo had de dokter tegen de huilende
weduwe gezegd. Om zijn belofte te houden
stapte dokter van Stralen naar het wat afgele
gen huisje. Hij vond het ventje zooal niet be
ter dan tóch gelukkig niet erger. Na de we
duwe moed ingesproken te hebben, begaf hij
zich op weg naar huis; de handen diep in de
zakken van zijn warme pels, de kraag hoog
opgetrokken, haastte hij zich; zijn vrouw zou
wel alleen thuis zijn. In het groot© doktershuis
woonde van Stralen met zijn vrouw en de
dienstbode. Toen hij de huiskamer binnentrad,
met een „brr, wat een kou daarbuiten" was
Lena, het dienstmeisje, bezig de theetafel in
orde te brengen. „Zet het theeblad maar op
tafel, Lena", zei mevrouw, na haar man harte
lijk gegroet te hebben. „Als je de achterdeur
gesloten hebt. kan je wel gaan. Je moest im
mers vanavond uit, om wat voor je broertjes
en zusjes te gaan koopen? Ga dan maar gauw".
„Graag", mevrouw, antwoordde Lena, „ik zal
zorgen dat Ik voor tienen weer terug ben",
Lena vertrok. Dokter van Stralen en zijn vrouw
bleven samen achter en onder het genot
van een kopje thee spraken- ze over dingen
van allerlei aard. Ook over het bezoek, dat
dokter gebracht had bij de weduwe Verschoor.
„Die arme jongen", zei mevrouw. „Een paar
dagen geleden liep hij nog zoo vroolijk hier
voorbij. Zou hij beter worden?" „Ik hoop het.
Louise", sprak de dokter, „maar hij is nog heel
ziek. 't Zou heel erg zijn voor vrouw Ver
schoor ook dit ventje te verliezen. Ze heeft
verleden jaar al zooveel verdriet gehad door
het sterven van haar oudsten zoon, die heette
Dokter hield op, „Ja", viel zijn vrouw
In, die heette ook Willem, net als onze Jon
gen. De gedachte aan haar gestorven lieveling
Willem, bracht mevrouw van Stralen de tra
nen in de oogen, „Och, man" zei ze, die lieve
kleine Willem, dat we hem toch moesten ver
liezen. Gisteren was ik nog op zijn kamertje
en in de kast waar zijn speelgoed geborgen is.
ook het hobbelpaard, dat hij den laats ten keer
met Sint-Nioolaas gekregen had. Herinner je
Je nog, man, hoe blij hij er mee was en hoe hij
's avonds niet naar bed wilde, voor hij een
bakje met waler en een klompje met stroo
onder den schoorsteen gezet had? Over een
paar dagen is het weer St.-Nicolaas. En nu
is de arme jongen er niet meer". Mevrouw van
Stralen barstte in snikken uit en haar man,
moeite doende zich goed te houden ook
hèm kwamen de tranen in de oogen wilde
probeeren haar te troosten. Maar ach, hij wist
het wel alleen de tijd zou hier verzachting
kunnen brengen en Willem, de lieve Wil
lem, was nog nauwelijks een jaar geleden ge
storven, aan een ernstige keelziekte. Hoe droe
vig was het ook geweest dat hij, zeil' dokter,
zijn eigen kind, zijn oogappel niet had kunnen
redden.
Toen Lena dien avond thuis kwam begon ze
opgewekt te vertellen over wat ze in verband
met het aanstaande St-Nicolaas.feest gedaan
had. Mevrouw luisterde vol belangstelling, maar
dokter gaf Lena, zonder dat zijn vrouw het
merkte, éen wenk niet voort te gaan. Er waren
al droeve herinneringen genoeg. Maar Lena,
scheen hem niet geheel te begrijpen. „Er was
vanavond", zoo ging ze voort, een kermiswagen
op het dorp, en daar liep toch zoo'n aardige
kleine jongen bij, met donker krulhaar en
mooie bruine oogen, heelemaal geen jongentje
voor een kermiswagen". Lena verliet de kamer
en mevrouw dacht aan de gelukkige moeder,
die, al woonde ze dan in een kermiswagen,
een aardig kind had om van te houden.
Den volgenden dag ging dokter van Stralen
al vroeg op ziekenbezoek. Zijn weg voerde hem
weer buiten het dorp, langs de plek welke was
aangewezen als standplaats voor de woonwa
gens. Ook nu stond daar een groote wagen, de
zelfde, dacht de dokter, waarvan Lena gespro
ken had. Dichterbij gekomen, was dokter van
Stralen onwillekeurig getuige van een gesprek,
dat in den wagen met heftigheid gevoerd werd.
„En Ik zeg je dat het niet zal gebeuren en
daar mee uit. Je hebt me nu al zoo dikwijls
aan de ooren gemaald over dien Jongen, dat
het me nu begint te vervelen. Hiji blijft hier
niet en als je dat niet bevalt, ken je zelf ook
uitrukken, verstaan?" Een hevige slag op de
tafel daarbinnen doende om aan het gesprek
kracht bij te zetten. Een hond, die zich onder
den wagen in het winterzonnetje lag te koes
teren schrok op en een kleine dreumes, die
op het trapje achter aan den wagen zat, liep
huilend den weg op, angstig omkijkend of Han
sen, de eigenaar van den wagen, die vandaag
al heel boos was, niet naar huiten kwam. „Kom
maar hier, Dick", hoorde het ventje zich toe
roepen. 't Was de stem van zijn vriend Jasper,
een man van middelbaren leeftijd, had het
uiterlijk van iemand die wel arm was, maar
die betere dagen gekend had. „Kom Dick, we
«aan samen uit". Met deze woorden nam hij
Dick bij de hand. Den dokter zknde, tikte hij
even aan zijn pet. Zijn gelaat stond, droevig,
't Is zonde, zoo wendde hij zich tot den dokter,
't is zonde van dien aardigen jongen. En ik
zal hem nu moeten overgeven aan vreemden,
misschien aan menschen, die niets om hem
zullen geven". „Vertel me eens", sprak dokter
ran Stralen, „wat is er aan de hand?" „Wat
is er gebeurd en waarom moet ge dat kereltje
aan vreemden afstaan?" „Och, meneer", zei
laspèr, die arme Dick toe Dick ga eens
even spelen met den hond die arme Dicfc
Zijn vader is een paar weken geleden gestorven,
De ware oorzaak van die ellendige pijnen,
die ongeschikt maken voor eiken arbeid,
ia nog weinig bekend. Maar de ervaring
heeft geleerd, dat masneeren met Akkcr'i
Kloosterbalsem in staat is, de pijn aanrner-
kelijk te versachten. Gij behoeft niet
oud te worden, voordat ge oud zijtl
die was allang ziekelijk. In de goede dagen
was hij compagnon van dien daar Jasper
wees naar den man, die tegen den wögen ge
leund stond maar toen had Hansen nog een
paar beren en de zaken gingen goed, beter
dan tegenwoordig tenminste. Maar nu, nu is
Dicks vader dood. Zijn moeder, een brave,
fatsoenlijke vrouw, meneer, is al twee jaar ge
leden, gestorven. Ik heb zijn vader beloofd Dick
bij me te zullen houden. En nu wil Hansen
hem niet langer In den wagen hebben. Als ik
het niet goed vind, kan hij mij ook missen.
Dat heeft Hansen pas nog gezegd," De dokter
schudde meewarig het hoofd, en zed: „Maar,
waar moet je dan met Dick heen?" „Wel, me
neer, d&t weel -ik ook niet Ik had al gedacht
met hem naar den Burgemeester te gaan. Mis
schien weet die raad. En anders, dan gaan we
samen maar bedelen. Als Dick geen goed thuis
krijgt, blijf ik niet bij Hansen. Neen, meneer,
dan blijf ik niet bij Hansen". Plotseling ging
dan dokter een gedachte door het hoofd. „Hoor
eens, goede vriend", sprak hij tot Dick's, groo-
ten beschermer, ik heb nu niet veel tijd. Kun
je maken, dat je vanavond vijf uur hier zijt,
in den wagen? Dan kom ik je opzoeken. Me
dunkt, zoo onbarmhartig zal Hansen wei niet
zijn, of je kunt met Dick nog wel een dag
bij hem blijven. „Graag, meneer, ik zal zorgen,
dat ik hier ben, met Dick". Dokter van Stra
len had de hand uitgestoken en met een blij
gezicht kwam Dick aanloopen. „Dag, Dick,
krijg ik een hand van je?" De kleine krullebol
legde onbeschroomd zijn hand in die van den
dokter, die het ventje eens goed opnam. Lena
had gelijk gehad, 't was een alleraardigst ke
reltje, „Nu. gegroet dan, tot vanavond, jij ook
Dicfe". Na het uiten van deze woorden
spoedde dokter van Stralen zich verder, de
twee vrienden eenigszins verbaasd achterla
tende. Al begreep Jasper niet precies, wat de
vreemde heer met zijn komst bedoelde, dacht
hij. dat het toch misschien wel iets goeds voor
Dick kon beteekenen. En Dick? Hij wist niet
wat de vreemde heer met Jasper besproken
had. Hij wist alleen, dat die meneer hem een
hand gegeven had en heel vriendelijk geweest
was. „Dick", zei Jasper, „we gaan het dorp
eens in". En ze wandelden langs de mooie
winkels en overal bleven ze even staan. Dick
vroeg eerst niets van al het moois, maar hij
was vol bewondering. Op den terugweg zei
hij: „Jasper, waarom liggen al die mooie din
gen daar?" „Wel jongen, 't is haast Sinter
P| MVM HjCVMI |PVM| I |M^|| ICm!||IV|l M^M! |M^M| I HXMlIMiM 11
i ii^iraiT^iii^iii^riii^iiT»! iirffiiiraiïffrri
•£11 IKZMI |I^I||I^||I^M| l"£l||'^
ffill llüüil
^'m^linj£'lll^l||lj£l|l'j£IIHj£l||lj£l||l|]£l||^l||l^l||l£i|||l^l||l^l||l^||||i£|||i>£|||i»£|||!^||||^i||i^,;||i^ini'£ni*^'i||l'£[||li,^i'
DROGIST
Is |e adres voor
Schilder doozen,
Schabionen
Schildererels,
Kleurboeken*
Fijne doozen Zeep,
Spultflacons,
Flacons
Eau de Cologne
Enz. Enz. Enz
klaas". Dick herinnerde zich iets uit don lijd
dat zijn vader nog 'leefde; heel lang geleden,
had hJJ van zijn vader eens een echte tempel
gekregen. Maar of dat met St.-Nioolaas ge
weest was, wist hij niet. „Nu Dick, misschien
krijg Je dit jaar ook wat van St.-Nioolaas,
hoor, want je bent immers altijd zoet geweest?"
,Da1 vino H&usen zeker niet", zei ae kleme
vent, „hij wil me toch niet meer hebben".
„Maar wij blijven bij elkaar, hé Jasper? Jij
houdt toch ook niet van Hansen? En Fidel
ook niet". Zou de vreemde heer gauw komen,
Jasper?"
Jasper liep in gedachten. Als het eens waar
was, dacht hij, dat die heer Dick ergens kon
brengen, wnnr hij het goed heeft. Dokter van
Stralen maakte dien dag zijn gewone visiles.
Jantje, van de weduwe Verschoor was geluk
kig iets beter, dit was het eerste wat hij aan
zijn vrouw vertelde, toen hij tn den middag
thuis kwam. Over de plannen, welke hij al
wandelende gemaakt had. sprak hij pas toen
bedden om de theetafel zaten, Maar hij verteld©
nlloen, dat hij zijn best wilde doen den kleinen
Dick „ergens" een goed thuis te bezorgen. Op
den afgesproken tijd bevond dokter van Stralen
zich bij iden wagen van Hansen. Hij werd op
zijn geklop, binnengelaten. Het gezicht van
Hansen stond heel onvriendelijk. Doch zoodra
had! do (lokter het doel van zijn komst niet
meegedeeld of (le knorrige Hansen werd een
en al ivrlendelljkheid. Het eind van de bespre
kingen was, dat Dick nog een paar dagen in
den wagen zou blijven. Daarna zou dokter hem
komen halen. Dick was in de wolken. Hij zou
voortaan mogen wonen in het hulsi van dien
vriendelijken lieer. „Of Jasper meeging?" vroeg
hij. „Neen, Dick, maar ik kom vast en zeker
wel eens bij je kijken". Jasper kreeg eenige
adressen, waar hem het noodige voor Dick
verschaft zou worden. Wat waren Jasper en
Dick blij Op den avond van den vijfden Decern-
ber zat dokter van Stralen met zijn vrouw aan
't avondmaal. 't Liep tegen zeven uur. Toen
het eten gedaan was, stond de dokter op en
kleedde zich om uit te gaan. „Louise, ik moet
even uit. Ik heb vanavond een kleine verras
sing voor Je". Mevrouw begreep er niet veel
van, maar haar man zei dat het een verrassing
was, dan zou het wel goed zijn. Een goed half
uur later werd er geheld. Lena was bij me
vrouwt in de kamer, Lena was in het geheim
genomenj en iwist heel goed, wie er voor d«
deur stonden. Vlug deed ze open. Dokter en
Dick, deze laatste in een fonkelnieuwe jas en
een warme muts op, traden binnen. Mevrouw
hoorde spreken in de gang. Wat duurde het
lang voor haar man binnen kwam. Hoorde ze
daar niet een kinderstemmetje. De kamerdeur
ging open. Dokter stond tn de opening. „Goe
denavond Louise. Ik heb je onlangs verteld
van een klein kereltje dat in een' woonwagen
zalt en nu. Maar dokter behoefde niet ver
den te fcpreken. De kleine, oolljke Dick keek
half verscholen achter den dokter met :ljn
vriendelijke bruine oogen do kamer in. En
mevrouw van Stralen begreep opeens alles
verrassingEen uurtje later was dokter zoo
goed niet of hij moest met zijn vrouw mee na»
het kamertje van hun gestorven lieveling. En
daan al was het ook met tranen in de oogen
zochten ze £>ïider de schatten die er zoo zui
nig bewaard lagen het mooiste dat er was. En
's avonds lag Dick, de kleine krullebol met d©
guitige oogen in een mooi, helder kinderbedje.
En daarbij zat. een vriendelijke dame, mevrouw
van Stralen, met tranen in de oogen, maar door
die tranen heen soms lachend om de leuke
vragen van Dick. En Dick? Hij sliep in met een
heusche trompet in zijn beide handjes en hij
droomde misschien van een lief moedertje en
van een lieve dame. die gezegd had, dat zij
voortaan zijn moedertje wfde zijn.
Walstraat 88, Vlissingen