Vraag en Aanbod
STE R-TABAK
vROSSEM's ZEEPAARD I5cr
EEN WINTERNACHT
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
EERSTE BLAD
35e JAARGANG
VRIJDAG 1 NOVEMBER 1929
No. 44
DRUKKERIJ
H. WEGELINQ
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
M1DDELB.
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT PER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT
CONTRACTEN SPEC. TARIEF
ABONNEMENTSPRIJS
40 CENT PER 3 MAANDEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
Uitgave tt.tWegèilng, Noordstr. 44, Telef. 130, Vllsslngen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
DRUKKERIJ
H. WEGEUNG
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELS.
U/era re/e voor V yc/</
LICHTE MARYLAND BAAI
IN PATENTVERPAKKING.
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijf behoeften
zijn wij goed en
goedkoop I
Wegeling'sJlieuwsblad
mmm
Wij zorgen voor
nette uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst In prijs I
j_u .L.JJ
Ben kijkje over de grenzen kan wel eens
goed zijn als was het alléén maar om te
waardeeren, wat we hebben en wat anderen
missen. We lazen een interessanten brief uil
het Vlaanderenland in een onzer groote bla
den. De „Nederlander," bevatte onlangs een
„Brief uit Vlaanderen", die het verschil tus-
schen woningtoestanden in de Noordelijke en
Zuidelijke Nederlanden" duidelijk in het licht
stelde en hoeveel gunstiger die hier zijn dan
daar. De schrijver vertelt: De Belgische Toe
ristenbond, officieel geheeten: „Touringclub de
Belgique" gaat, nu 't reizigersseizoen voorbij
is, naast haar altijd Fransche biljetten en
haar Fransche tijdschriften, ook aan de Neder-
landsche een plaats gunnen: er komt een
VLaamsche vertaling. Ze heeft een terrein ver
loren, dat moeilijk te herwinnen is, want de
Vlaamsche toeristenbond telt bijna 80.000 leden
en vooral in de provincie komt de „Touring
club" er nooit meer in. Zeeland heeft de be
langstelling van de Vlamingen. Wel drie
of viermaal zijn er groote leergierige reizigers
kudden uit het Zuiden, Zeeuwsch-Vlaandenen
en Walcheren ingetrokken. De Vlissingsche on
derwijzer, de heer Mets, en mevrouw Dr. Greta
van Rijn, hebben artikelen in „Toerisme" ge
schreven, om de liefde voor Zeeland aan te
wakkeren en langs alle kanten zijn nu de
reizigers verheugd thuis gekomen. Op één punt
zijn hun opmerkingen oud, maar waar: „Wat
hebben de menschen daar 'n prompte huizo-
kes". Vooral in de kleinere plaa'sen hier valt
hel gemis aan degelijke behuizing dubbel op.
Daar kent men absoluut niet, wat Nederland
in de provincieplaatsen heeft: „de kleine mid
denstand". Hiervan zijn de winkeliers de kern.
hoewel middens land en winkelstand geen syno
niemen zijn. De winkel is hier een affairetje
voor moeder de vrouw met de kinderen, en
vader is de vakman, die op fabriek, werkt en
elke week zijn vas'l loon thuis brengt. Het voor
deel van dezen toestand is, dat het gezin deelt
in de gemakken van arbeider te zijn. Het staat
en valt niet met het risico van een klein zaak
je, gedreven zonder kapitaal. Het geniet al de
hulp, die de sociale wetgeving uitsluitend aan
arbeiders toekent. Maar aan den anderen kant
rijn die winkeltjes ware toko'tjes; hun boek
houding is de lade de schuif' zegt men in
het Vlaamsch en de voorraad is alleen be
kend in Moeders geheugen. Een goed winke
lier weet, ook in een kleine plaats, dat hij zijn
zaak steeds moet vernieuwen, dat hij vakbladen
moet lezen en de uitstallingen in de steden be
zien en zooveel mogelijk zelf reizen en van
den fabrikant regelrecht koopen moet Voor
dit alles hebben vader noch moeder tijd en
verstand. Niet voor niets zitten de treintjes
In de Vlaamsche provincie altijd vol met kleine
schai?nel-„voyageurkes", die overal en elk uit
artikel nog een klein voordeeltje weten te
slaan. Ik zou wel eens willen weten, hoeveel
West-Vlaanderen uitgeeft aan kwakzalversmid
delen. En hun eigen menschen brengen dien
rommel aan den man, te goeder trouw, zelf
overbluft door de gladde tong van een reiziger.
West-VLaanderen ligt vlak achter Zeeuwsch-
Vlaanderen, de taal lijkt veel op 't Zeeuwsch-
Vlaamsch. terwijl Oost Vlaanderen er niets mee
gemeen heeft. Want West- zoowel als
Zeeuwsch-Vlaming lijmen alles aaneen met
stomme en langgerekte ééé's. Oost Vlaamsch
is kort en afgebeten. Ook spreken ze een „ui"
voor uu en ,.ou" voor oe, gelijk de Zeeuwen
Een Wes'-Vlaming praat van „de Zoete" voor
het,Zoute" bij Knocke, eve-als de Walcher-
sche boer praa' van Zoetelande. Soebu: g. Dan,
als men zooveel gemeenschappelijks ziet tot
in het type van de menschen. valt de armlede
van West-Vlaanderen naast Zeeland dubbel op.
Eenerzijds lig! dit aan de industrialisatie. In
JVest-Vlaanderen heeft men fabrieken, die 't
landbouwland Zeeland mist. Om te beginnen
de groote linnennijverheid rond Roeselaere en
de schoenfabrieken van Iseghem. Wanneer ech
ter in Nederland een fabriek komt, In een
streek, helpt ze heel de streek omhoog,
in Vlaanderen drukt ze de menschen neer.
Hoe heeft Philips niet arm Drente voortge
holpen en werd Weesp niet wereldvermaard
door Van Houten'* cacao? Van Vlaanderen
zei nog onlangs de nationalistische afgevaar
digde Herman Vos: „het wordt doodgedrukt
tusschen de politiek van Brussel en het indu-
slrtalisme op eigen grond". Die verdrukking
komt vooral tot uiting in de ongelukkige wo
ningtoestanden. De moeder, die een winkel
heeft, leeft nog als een prinses, want die heeft
nog een vrij goed huis, al is dan ook het groot
ste deel door den winkel ingenomen en al
zullen er wel een paar kinderen onder den
toog slapen, als in het verhaaltje van Dickens.
De Vlaamsche menschen, ook kantoorbedien-
den, en onderwijzers, zelfs in de groote steden,
kennen bijna geen van allen het begrip „zit
kamer". Als er jongelui gaan trouwen uit den
stand, die hier ineenloopt met den arbeiders
stand, doch die in Nederland kleine midden
stand zou heeten. schaffen ze zich aan een
slaapkamer-ameublement en een keuken. En
in de keuken troont een groot fornuis, dat
overal de trots van het huis is. De ergste wo
ningbestanden rijn er op de talengrens, de
kanten van Meenen. Daar gaan veel menschen
in Noord-Frankrijk werken of in Henegou-
cwen, de treinen, die tot hun beschikking
staan, rijn niet meer dan hokken. Als men
's avonds laat die stoeten ziet terug komen,
die 's morgens om vijf uur zijn weggegaan,
denkt men onwillekeurig: „de schimmen". Dan
zou men die menschen een gezellig uurtje
wenschen met him vrouw in een proper ka
mertje met koffie en een stevig bord stamp-
po'. en wat vinden ze? De huisjes rijn daar
meestal een verdiepingshuisjes; boven is d© zol
der. Daar Is geen ven s'er voor: alleen maar
'n houten luik. Nu met den warmen nazomer
slaat de muffe, weeë lucht je tegemoet, als je
langs die huisjes komt. Slapen daar achter
dat donkere gat de opgroeiende kinderen, de
jeugd In hun teederste en hun moeilijkste
jaren, waarin ze ontvankelijk worden voor
de liefde Gods, of voor het communisme?
Een geval is onlangs uitgekomen van een ge
zin in Lauwe (W.-Vl,). De man werkte in
Frankrijk, hij had negen kinderen, de oud
ste 12 jaar, de jongste 4 maanden. Die men
schen woonden in een schuur, waar ze twee
„kamers" hadden om te slapen, en onder een
afdak moest gekookt worden. Als een zeldzaam
heid om de ellende dubbel te doen voelen,
schreven de bladen„Deze vrouw verdient
niets, het gezin moet leven alleen op de in
komsten van den vader". Zoo is de verkeerde
toestand hier al ingeworteld, dat men 't nor
male geval voor 'n abnormaliteit aanziet. Een
vrouw, die niets verdiende, en alleen voor
huis en kinderen zorgt, is een luxe, die geen
enkele man zich kan veroorloven. De vrouw
moet ook geld inbrengen, anders staat de
honger voor de deur. Vrouwen, die niets ver
dienen, dat is goed voor de Fransch-sprekende
modepopjes. Maar die laten haar huis door
een dienstbode doen en geven haar kinderen
als ze ze hebben aan 'n ..bonne" of een
gouvernante.
En daarom zullen ook de vrouwen hier
geen belere huisjes krijgen. Men kent hier in
de be'ere standi" dp ChristeUjke liefde niet,
zooals die in Nederland zoo schi'terend tot
uiting komt in allerlei vereenigingen. Een
godsdiens ig aangelegd meisje hier gaat in 'n
klooster en ziet van 't overige leven niets
meer. Doch in een land waar de keur protes
tant is. is het huis ook voor den armen zijn
pol slis. waar hij koning is. Daar gaan zoo
vele stille Dorcassen rond om te helpen, daar
leeren de arbeidersvrouwen weer van ande
ren, hoe ze me' weinig geld een huis gezellig
kunnen maken, daar is de zi'kamer de huiska
mer. waar „gelezen" wondt. Dan komen, zelfs
al maakt men moeilijke jaren door. zoo 't eene
stuk na het andere toch de „prompte huize-
kes" in Vlaanderen, evenals in Zeeland.
En dat zien de reisgezelschappen van dan
Vlaamschen Toeristenbond nog niet ia.
VLISSINGEN. Door den Vlissingschen Be-
ituurdersbond in het volgende telegram ver
zonden: „Ruim 1800 Arbeider*, .vereenlgd in
den VI. Beat. Bond wenschen oen recht mati
gen zendtijd voor de V.A.R.A."
Op het drietal bij de Ned.-Herv. Kerk
Ie Haarlem komt voor, onz© vroegere predi-
kin1 Ds. W. A. B. ten Kate te Enschedé.
Ds. J. Horius te Nieuwe Pekela, bedank
te voor het beroep naar de Chr. Geref. Kerk
alhier.
In de gehouden gecombineerde besturen-
vergadering van de afd. Vlissingen van den
Naar het Engelsch.
10.
De boeren vertrokken en de gewonde was al
leen in de slaapkamer met den ouden dokter
en den huisknecht. Blanche wachtte in de na
bijgelegen kamer, toen Dr. Huët, terwijl hij de
schuifdeuren opendeed, haar een leeken gal
om binnen te komen. Het bed naderende, zag
zij den Duitecher liggen, die nog bewusteloos
was. Een arm was op het dek uitgestrekt, de
ander lag er onder. Het stof en bloed was van
zijn gezicht gewasschen, dat nu zeer bleek
was; de pijnlijke irek was verdwenen, en hij
ademde, ofschoon nog moeilijk, kalmer.
Blanche keek eenige oogenblikken in diep
medelijden hem aan; daarna wendde zij zich
tot den dokter en zeide zachtjes:
„Dokter, is hij erg gewond? Bent U er zeker
van, dat hij genezen zal?"
„Natuurlijk, als hij verzorgd wordt. Ik heb
den kogel er uit gehaald en de wond zorgvul
dig behandeld".
„Dus hij zal niet sterven?"
„Vast niet Ongelukkigerwijs kan ik niet blij
ven; onze eigen gewonden hebben mijn aan
dacht noodig en de man moet het nemen, zoo
als het valt".
„Dokier, ik zal hem oppassen", riep Blanche
uit. „Vertel U mij vlug, wat ik doen moet".
„U, juffrouw, onmogelijk. Dat is geen werk
voor Üfe Ik heb juffrouw Fevereau inlichtin
gen gegeven en rij zal haar best doen".
Maar Blanche was vastbesloten.
..Als mijn vader gewond was" zeide zij schrei
ende, „zou ik dan toelaten, dat andere handen
hem verzorgden? Neen, dokter, mijn plaats is
hier. Juffrouw Fevereau is oud en zwak; ik
ben sterk en jong. Evenals ik zou willen heb
ben, dat een Duitsche vrouw hem zou op*
passen, wanneer hij hulp noodig had, evanzoo
zal ik deze vreemdeling verzorgen".
„Heel goed, als U het doen wilt", zei de
dokter. „Goeden nacht, dat God met U moge
zijn. Morgen zal ik even komen om te zien,
hoe de arme drommel het maakt".
Aldus sprekende nam Dr. Huët met een eer
biedigen groet afscheid. Ondertusschen was
het avond geworden. De zon was tusschen
wolken ondergegaan. Toen zij de luiken van
de zitkamer opendeed, zag Blanche, in de duis
ternis buiten, dat er dikke sneeuwvlokken
vielen; de eers'e sneeuw van dat jaar. Hoe
dankbaar was zij God, dat Hij haar hart mede
lijdend ges'emd had jegens den hulpeloozen
vreemdeling Zij keek op .haar horloge; ver
volgens keerde zij nadat zij het raam weer
gesloten had. naar de ziekenkamer terug.
HOOFDSTUK VII.
Toen rij bij het bed kwam. schrok zij en
had bijna geroepen. De gewonde man had zich
in zijn kussen omgedraaid en met wijdopen
oogen keek hij haar strak aan. Zijn gelaatsuit
drukking was koud en vreemd, hoewel niet
heelemaal zonder vriendelijkheid. Met een zacht
kreunen bewoog hij zijn hand, alsof hij haar
naar haar wilde uitstrekken, doch nog te
zwak zijnde, liet hij zijn hand vallen en zuchtte
pijnlijk. Bevend kwam zij bij hem en schudde
het kussen onder zijn hoofd op. Toen zij
dit deed, keek hij weer naar haar.
..Fraülein
Zijn stem was zwak en klonk als vanuit de
verte.
„Doet U geen moeite om te spreken mijn
heer". fluisterde zij. „U bent hier veilig. Pro
beer te slapen".
Er volgde een kort stilzwijgen, dat alleen
onderbroken werd door de diepe ademhaling
van den Duitscher; maar nu sprak hij weer.
„De dokter dacht, dat ik bewusteloos was",
mompelde hij, „maar ik luisterde. Nu wij
alleen zijn, moet ik U mijn zegeningen en
dank uitspreken voor uw goedheid en mensch-
lievendheid".
„Pas op, wees nu kalm", antwoordde het
meisje. „Wind U zelf niet op, mijnheer. Uw
leven hangt van volmaakte rust af".
„U is zoo goed juffrouw", ging hij ondanks
haar waarschuwing voort „Ontmoetten wij
elkaar gisterenavond niet?"
„Ja, maar spreek daar nu niet over".
„Mag mag ik uw hand kussen?"
Zonder eenige aarzeling legde zij haar hand
aan zijn lippen. Zij kon rijn tranen voelen
en de hare begonnen ook weer in medelijden
te vloeien.
..Moge de hemel U zegenen" zei hij. „Ginds
aan den anderen kant van den Rijn wacht
een meisje, zooals U, met ongeduld op haar
broer een aardig meisje, met goudblond
haar zooals U, Fraülein".
„Schrei niet", zei Blanche, „spoedig zult
U beier zijn en dan zult U naar haar terug-
keeren, mijnheer".
„Misschien wie zal 't weten", mompelde
hij zachtjes na een pijnlijk kreunen. „O, juf
frouw, menschen zijn duivels, in zulke wreede
tijden als idleze, maar engelen wandelen de
wereld rond, engelen zooals U, om ze hemel
waarts te wijzen en ze misschien te redden".
Zijn oogen sloten zich en rijn hoofd viel
weer in 't kussen terug, terwijl hij binnens
monds in zijn eigen taal wat mompelde. Blan
che zag dat hij erge pijn leed. Gevolg gevende
aan de instructies van den dokter, sponsde
rij de gewonde arm zorgvuldig af, en heel
gauw viel de jonge officier in een gezonden
slaap.
In dienzelfden tijd werd er beneden opge
wonden en ontevreden gesproken. Houzel stond
in het portaal, op rijn geweer geleund en door
rijn honden omringd, terwijl hij Hubert en de
andere bedienden ondervroeg. Zij waren allen
Man meening, dat het in huis nemen van
iemand, die tot den vijand behoorde, eest ie©-
lijke en slechte daad was.
„Er is maar één manier, om zulk tuig te
behandelen", riep Hubert uit „Hij moest da
delijk op zijn hoofd geslagen rijn".
„Ze moesten hem mij ter verzorging geven"
zed de huisknecht toornig, „Ik weet, hoe men
ongedierte doodt".
Hij schrok en veranderde van kleur; want
zijn jonge meesteres stond op den drempel,
bleek en verontwaardigd.
„Zwijg, Houzel", zeide zij. „Als mijn vader
hier was. zou hij evenals ik gehandeld hebben,
Hubert, ga naar de keuken ga, jullie alle
maal.
In zichzelf mopperend, gingen de bedienden
weg. Houzel bleef waar hij was. tegen de deur
geleund, staan en keek zoo zwart als de nacht.
„Wat Jou betreft, Houzel jij behoorde ba-
ter te weten. Jij hebt een betere opvoeding
gehad, en moest meer medelijden hebben".
„Voor hem heb ik geen medelijden", ant
woordde de jachtopziener.
„Hij heeft het recht niet in dit huls te zijn".
„Geen recht? Hij heeft daar alle recht toe.
Ofschoon hij een vijand is, is hij onze mede-
mensch".
„U hebt niet gezien, wat ik gezien heb
afgebrande dorpen, de bevolking geplunderd,
het land verwoest, en dat allemaal door die
verwenschte Duitschers. Zij gelijken op dieren
van het veld en moesten zonder genade neer
geschoten worden".
Terwijl hij zijn geweer schouderde, deed hij
alsof hij wilde weggaan; maar toen hij zich
omdraaide en de oogen van zijn mees'eres zag.
voegde hij er berouwvol aan toe „Vergeef
mij. juffrouw. Ik wee!, dat ik U boos gemaakt
heb. Maar ik zal maken, dich hij U te zijn.
indien U bescherming noodig mocht hebben".
\Va* doe je toch dwaas. Bescherming tegen
een gewonden man. die misschien zal sterven".
„Ik hoop het", antwoordde Houzel, „zoo
lang hij nog adem heeft, is dat tuig gevaar
lijk" (Wordt vervolgd.)