raag en £anbod
STER-TABAK
EEN WINTERNACHT
v. ROSSE M's ZEEPAARD 15»
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
EERSTE BLAD.
Zenuwstlllend
MIJNHARDT'S
35e JAARGANG
VRIJDAG 25 OCTOBER 1929
DRUKKERIJ
H. WEGELIN G
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT PER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT
CONTRACTEN SPEC. TARIEF
Uitgaveh! Wegèling, Noordstr.44, Telef. 130, Vllsslngen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
ABONNEMENTSPRIJS
40 CENT PER 3 MAANDEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
No. 43
DRUKKERIJ
H. WEGELING
VUSSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
At tijd op xaJk
zenuwtabletten
LICHTE MARYLAND BAAI
IN PATENTVERPAKKING.
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijf behoeften
ijn wi] goed en
goedkoop 1
Wegelings Ilieuwsbltitf
Wij zorgen voor
nette uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst in prije I
t-
UIT BOEK EN BLAD.
Over Thomas AIva Edison schrijft het „Zon
dagsblad" van de „Amsterdammer" o.a. het
volgende:
„Hij heeft rijn leven lang heel hard ge
werkt Teekenend is zijn uitspraak, die wel
licht den ouders en leiders van jonge men-
schen In ons land ook dienen kan vooral in
dezen tijd van veel slapheid: „Ik heb geen
ttjd gehad, zelfs geen vijf minuten, om te wor
den verleid tot daden tegen den burgelijke
en de moreele wetten. Geef den jongen men-
schen een opdracht, waaraan dk hard moeten
werken, dan zal er geen verleiding voor hen
bestaan". Ondanks al zijn roem is Edison een
heel eenvoudig man gebleven. Toen hij door
een der Amerikaansche Hoogescholen tot doc
tor honoris oausa werd benoemd, nam hij deze
benoeming aan per telefoon, met de mededee-
ling er bij, dat hij heusch geen. tijd had om de
plechtigheid der installatie bij te wonen. En
toen de stad New-York hem met een gouden
medaille begiftigde, legde hij die naast zich
neer met de opmerking: „Ik heb thuis al
zooveel van die dingen". In deze week denken
we, vooral in de Hoofdstad, aan Edison als
man van de electrische gloeilamp. Wat een
reuzen vooruitgang op het terrein van het
kunstlicht in nog nauwelijks honderd jaar.
Onze grootvaders of grootmoeders zaten in de
avondschool nog bij kaarslicht. Toen kwam de
patentlamp. De petroleum was reeds een groote
verbetering, maar vermeerderde zeer sterk het
brandgevaar. Want vele, vaak groote branden
hebben er gewoed door het omvallen van een
petroleumlamp. Toen kwam het gaslicht, we
derom een verbetering, gevolgd door het gloei-
kousjeslicht. En toen kwam de allesoverwin
nende electrische gloeilamp, die inderdaad de
duis'ernis doet vergeten. Wat een gemak, men
draait maar aan het knopje en er is licht in
het vertrek. Een inschakeling, in de Centrale
en de lantaarns branden en de witte gloei
lampen stralen als zoovele zonnen. Wat is de
toepassing van de gloeilamp ook een uitkomst
geweest voor het platte land, waar men met
donkere maan in volslagen duisternis moest
rondtasten. Edison heeft ons gezet in de stra
ling van het licht
In dit artikel wordt ook het gaslicht ge
noemd. In de „Geld. Kerkbode" verleit de heer
G. van Zeggelen hoe men inderlijd deze nieu
wigheid vreesde en men er niets mede op
had. Inzender las een vers: getiteld: Op het
zien van het gaslicht, in de Groote Kapel, op
5 October 1935 en laat enkele regels ons
lezeo:
I 1
„Een ieder zag als vreemd in Godes Heiligdom,
d'Een prees en laakte, de ander stond als stom.
Die zeide: foei wat stank, de doodschlucht
[komt mij tegen.
Die zei: dat in een Kerk, 't zijn wonderlijke
[wegen.
Van alles dat men ziet, in deez' verlichte dagen,
Ik word er van ontroerd, en wil nu niet meer
[vragen.
Och, arme Gemeent', och dwaze predikant,
Uw woord is enkel Gas, uw zinnen zijn ver-
[duls'erd,
Geheel de Kerkeraad is van haar eer ont
luisterd,
Die vrijheid gave, £m Gas in 't Heiligdom te
[planten.
De eer van God is weg. dit blijkt van alle
[kanten;
Ontwaakt toch spoedig, Heer van woorden
[en van Kerk,
\ch. drijf toch spoedig uit dit Gas ver-
pi chtlngs werkt
Drijf uit den Snciaan. de Remonstrantsche leere,
Drijf uit lichtzinnigheid, dan, dan ontvangt
[gij eere".
Uit bovenstaand vers bemerkt men den onzin
dergenen die al'ijd maar weer smalen op het
nieuwe het veroordeelen en verwerpen,
alléén omdat het nieuw is. Wie zou er nu
nog in onze eeuw van gas en eleotriciteit zulke
dingen durven of kunnen zegven? Eén waarde
heeft zulk een vers n.l. deze de waarschuwing,
niet te hard van stanel te loopen bij het zien
van wat nieuw is. Men vrage zich alléén maar
af of het nieuwe goed is en bepale daarnaar
verhouding.
VLISSINGEN. In zijn rede over Jeugdher
bergen wees de spreker de heer Deelen op
het feit. dat jeugd vereen igin gen zijn ontstaan
uit een drang om te voldoen in een bepaalde
behoefte, en hij dacht aan den tijd der Refor
matie. toen men in Roomsch-Katholleke krin
gen behoefte gevoeld aan het vereenigen der
jongeren, waaruit de Congregaties ontstonden,
en eveneens aan, de plm. 1850 jeugdverenigin
gen in Protestantsche kringen, welke zich gods
dienstige vorming ten doel stelden, later ook
lichamelijke oefening. En na enkele beschou
wingen gegeven te hebben, noemde spreker
als algemeen doel der jeugd vereenigingen, de
jeugd „samen te brengen in een verband om
harmonisch gevormd te worden". Iets daarvan
is de vorige week ook in onze s ad bemerkt,
toen zeer zeker de oudste der jeugd vereenigin
gen hier ter stede, haar 70-jarig jubileum vier
de. Wij bedoelen de Chr. Jongemannen Vereni
ging, aid. van het Ned. Jongelings Verbond.
Als men weet, dat dit Verbond 76 jaar bestaat,
dan is de Vlissingsche afdeeling ook wel een
der oudste, die er bij zijn aangesloten. Wij
ouderen kunnen niet dankbaar genoeg zijn voor
het bestaan der jeugdverenigingen, en wij
begrijpen ook haast niet, dat er een tijd ge
weest is, waarin dergelijke vereenigingen er
niet waren. Als men eens 'n kijkje neemt in wat
er op allerlei gebied geprsteerd wordt, dan
staat men verbaasd hoe 't kan. Er is maar één
antwoord: er schuilt kracht in de jeugd. Er
is leven, energie, geestdrift. En waar dit alles
in goede banen kan worden geleid, ls zulk een
vereeniging een bron van zegen ook voor
het later nageslacht. Vooral ook als het per
soonlijke ln zulk een arbeid niet vergeten
wordl. ja eigenlijk op den voorgrond staat.
Merkwaardig Is verder ook. hoe er in zulke
bewegingen groei zit. Zoo kan ook van deze
vereniging gezegd worden, dal zij van 't <^ude
..Mosterdzaadje" geworden ls de Chr. Jonge
Mannen Vereeniging met haar plm. 100 leden
in de diverse onderafdeelingen. Misschien mag
zulk een getal nog klein heeten in een stad
als de onze, zij is echter niet de eenige, die
de jeugd tot zich trekt en haar geschiedenis
toont het. hoevelen harer leden vooraanstaande
plaatsen hebben ingenomen in het openbare
leven, ook hoevelen met dankbaarheid terug
zien op de jaren in zulk een vereeniging door
gebracht Daar was vormende kracht. Daarom
kunnen wij ons verblijden als jonge hanen
feest vieren, en verstaan wij ook dat zulk een
feestelijk samenzijn druk wordt bezocht. Dat
was dan ook het geval, toen men Woensdag lo
October in de Groote Kerk een plechtige her
denkingsure hield, waar na he openingswoord
van den Eere-Voorzi ter. Ds. Blaauwendraad,
het woord werd gevoerd door de predikanten
Ten Kate uit Enschedé en Van der Waa uit
Biggekerke. Laatstgenoemde bracht o.a. naar
voren, hoe in de la'ere jaren den blik in deze
kringen is verruimd geworden. Legde men in
vroeger tijd onder den invloed van het Reveil
en zenuwsterkend is de werk'n° van
Qlazen Buisje 75 ct. Rij Apoth.en Drogisten
meer den nadruk op de geestelijke zijde, nu
bestrijkt men een veel breeder terrein, naar
de eischen van dezen tijd. Allerlei vraagstuk
ken worden onder het oog gezien. Ds. Ten
Kafe wees op het feit, dat reeds 70 Jaar ge
leden uit de Kerk de Chr. Jeugdbeweging ge
boren is en ze'te aan de hand van het bekende
devies uit Rom. 1 16a ..Want ik schaam mij
het Evangelie van Christus niet", de beteekenis
daarvan uiteen; In dezen dienst werden enkele
orgel- en vioolnummers uitgevoerd. De eigen
lijke feestvering had plaats in de groote zaal
van het Concertgebouw. Ook hier opende de
Eere-Voorzi'ter de bijeenkomst met een bezie
lende rede. waarna hij den heer Stroo ver
welkomd'' die hef ..oudste" lid is, reeds 50
Naar het Engelsch.
9.
„Die verwenschte Duitscher»", mompelde Hu-
bert „Waarom sloegen ze hem niet op zSjn
hoofd r
Nauwelijks wetende, wat zij deed en geen
aandacht schenkende, aan wat de dokter zei,
ging Blanche hem snel voorbij en toen zij de
groep soldaten naderde, zag zij onder hen
vele boeren, die den gevangene droegen. Hij
lag op een rustbed of draagbaar, die haastig
gemaakt was uit een deel van een houten hek.
Toen zij er dichtbij was, legden zij hem in het
gras.
De man lag op zijn rug, de oogen half ge
sloten, zijn mond gedeeltelijk open,- zijn ge
zicht bevuild en verminkt door stof en bloed.
Eén hand hing over de draagbaar, de andere
was op zijn schouder gelegd, de door bloed
rood gekleurde zwachtel vasthoudend, die zoo
juist op de wonde was gelegd. Hij was groot
en krachtig, gekleed in uniform van de cava
lerie der Uhlanen; haar en baard waren ka
stanjebruin; zijn gelaat, hoewel nu zoo wit
als marmer en door pdjn vertrokken, wasgoed
gevormd.
Bevende boog Blanche zich over hem heen.
Terwijl zij dit deed, herkende zij hem direct
Hij was de Duitsche officier, die een paar
avonden geleden zoo vriendelijk tegen haar
gesproken had.
HOOFDSTUK VL
Toen zij zich over hem heenboog, opende
hij zijn oogen en met een zwakken glimlach
herkende hij haar. Toen zij zenuwachtig te
rugging, uitte de haar omringende groep een
boos gemompel; vuisten werden gebald, met
armen gezwaaid en toornige blikken werden
in de richting van den gewonden man gewor
pen. Houzel, de jachtopziener, die ook onder
hen was keek met een woesten blik naar het
gelaat van den Duitscher
„Het is die vreemde schelm, die uw hond
doodschoot, juffrouw Blanche", zeide hij tus-
schen zijn vast op elkaar gesloten tanden. „Gaat
U naar huls terug en laat hem aan ons over".
„Neen, neen, riep Blanche uit. „Hij was het
niet, het was de ander. Dr. Huêt U zult hem
bes ch ermen, nietwaar
„Ga achteruit, jullie allemaal", riep de dok
ter op bevelenden toon. „De juffrouw heeft
gelijk; hij is een krijgsgevangene en moet be
schermd worden".
Dan vervolgens zich tot Blanche wendende,
volgde hij er aan toe: „De kerel moet tevreden
zijn mei alles, wat hem mag overkomen. Er
wordt daarginds gevochten, en onze hulp is
daar noodig".
Terwijl hij sprak hoorde men schieten uit
de naburige bosschen.
..Is hij erg verwond?" vroeg Blanche angstig.
..Zijn arm is gebroken en hij heeft enkele
vleeschwonden. Ik heb alles gedaan, wat ik
kon. Houzel, ik laat hem aan je over. Leg
hem In een van de bijgebouwen; het is slecht
voor hem om hier in de kou te liggen".
De zon ging nu onder en haar donkerroode
stralen, die door de bladeren schenen vielen
op het gezicht van den gewonden soldaat.
Al haar angst veranderde in sympathie en me
delijden als zij naar hem keek.
..Ga weg", zeide Dr. Huêt, terwijl hij haar
bij de hand nam. „ik zei U al, dat het geen
gezicht voor U was".
..Ik blijf", riep Blanche uit. „O, Dr. Huêt
ik ken hem".
„Kent U hem, juffrouw?"
„Hij is een van de beide officieren, dien ik
gisteravond zag en hij sprak zoo vriendelijk
tegeji mij. Ik heb zoo'n medelijden met hem.
Denkt U, dat hij zal sterven?"
„Sterven, natuurlijk niet Het is heel moei
lijk om Uhlanen te doodetn. Bovendien, sterft
men niet van een schot in den arm; en zijn
vleeechwonden zijn licht Met een beetje zorg
vuldige oppassing zal hij spoedig weer op de
been zijn. Maar. wat drommel, in tijden zooals
deze, moet hij alles voor lief nemen. Dat is
de oorlogskans".
Nu hoorde men in de verte op een trommel
slaan.
De Jonge officier kwam vlug aangeloopen.
„Hoor je dat, Huêt? Daarginds gebeurt iets.
Wij moeten ons haasten".
„Heel goed", zeide Huêt. „Eerst wil ik de
zen kerel op een beschutte plaats zien en dan
zal ik je volgen".
De jonge officier groei te Blanche en gaf
dan het bevel aan zijn manschappen, die ach
ter hem aanrenden met geladen geweren. Dt
boeren keken verschrikt en wilden ook ver
trekken maar op een ander teeken van Huët
tilden zij den gewonden man op.
„Waar moeten wij hem neerleggen?" vroeg
één van hen, vrij norsch.
..Ga naar de boerderij iedere plaats met
een dak boven zijn hoofd Is goed", hernam de
dok Ier.
Ondertusschen had Blanche een zwaren in-
wendigen strijd doorgemaakt. In tweestrijd tus-
schen baar medelijden voor den gewonden
man en haar vrees voor hem als zijnde één
van de invallers van haar land. wis; zij niet
wat zij zeggen of doen moi'st Toen herinnerde
zij zich de lieve waarschuwing va i haar va
der. zoo vol van christelijke naastenliefde,
die zoo mooi weergegeven werd door de eigen
woorden van den man die daar gewond voor
haar lag: „Het zou mij spijten, als U iets
overkomen mochtdaar ginds in Duitschland
heb ik een lieve zus er".
Met treurige oogen keek zij weer naar den
ongelukkigen officier. Hij lag nog in dezelfde
houding; zijn oogen op haar gevestigd. God,
als het eens haar eigen dierbare vader ge
weest was, die zoo lag hulpeloos, door vreem
delingen omringd. Zoo kon gebeurd zijn, kon
nog gebeuren, en dan
Zij wendde zich tot de mannen, die met hun
last langs haar henen dingen.
„Draag hem naar het kasteel", riep zij.
..Naar het kasteel, juffrouw", herhaalde Hou
zel woest
„Juffrouw, bent U krankzinnig?" zeide Hu-
bert. aan haar mouw trekkende, „een monster
achtige Duitscher".
„Zwijg Hubert, en help om hem naar binnen
'e dragen. Dr. Huët, U kent mijn lieve vader.
Op dit oogenblik, ergens ver weg, zou hij ook
in gevaar kunnen zijn gewond misschien en
gevangen, zonder liefhebbende dochter bij hem
om hem op te passen en te verzorgen. Daarom
wil ik dien armen man een schuilplaats aan
bieden".
Terwijl zij sprak, straalde haar gezicht van
een hijzonderen g'ans. Huêt keek naar haar
me nnverho'en bewondering terwijl de oude
knecht, met geen enkel woord van tegenspraak
in de rede durven vallende; zijn oogen in stil
orotest ten hemel sloeg
Langzaam droegen de mannen den gevangene
langs het boschpad door de tuinen, en de
'rappen van het terras op. De deur stond wijd
open, 'erwljl de vrouwelijke bedienden be-
dresd Mj elkaar op den drempel stonden.
Blanche gaf op hun nieuwsgierige vragen geen
an'woord maar paf den mannen een teeken,
da' zij de hal binnen moesten gaan. Hier zetten
zij de baar neder en wachtten.
..Waar moeten wij hem brengen, juffrouw,
vroeg Dr. Huët.
„Breng hem naar mijn vader's kamer", zeide
zij zachtjes.
Zij ging hen voor en zij volgden haar naar
een groote, ruime slaapkamer op de eerste
verdieping die door een schuifdeur in ver
binding stond mét een kleine zitkamer, die
elegant gemeubileerd was als een studeerka
mer en waarin een klein harmonium s'ond.
Hier had de Chevalier gezeten en gestudeerd
of op het instrument gespeeld, waarvan hij
zooveel hield. Soms had Blanche voor hem
gespeeld, of, voor zijn voeten zittend, hem
voorgelezen.
(Woedt rervelfd).