üraaqenJlanbod
vROSSEM's ZEEPAARD I5cr
EEN WINTERNACHT
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
EERSTE BLAD
35e JAARGANG
VRIJDAG 20 SEPTEMBER 1929
drukkerij
h. wegeling
vlissingen
Wij zorgen voor
nette uitvoering
van uwDrukwerk
en zijn toch het
laagst ta prijs I
drukkerij
de lange jan
middels.
No. 38
drukkerij
h. weoelinq
vlissingen
abonnementsprijs
40 cent per 3 maanden
franco per post 45 cent
losse nummers 5 cent
advertentieprijs
20 cent per regel
ingez. mededeel. 40 cent
contracten spec. tarief
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijfbehoeften
zijn wij goed en
goedkoop I
Uitgave H. Wegeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Viissingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
drukkerij
de lange jan
mjddelb.
d|e zich met 1 October
op dit Blad wenschen te
abonneeren, krijgen de vóór dien
datum verschijnende nummers
GRATIS. De Uitgever
LICHTE MARYLAND BAAI
IN PATENTVERPAKKING.
Wegelings Jïieuwsblad
Kleinigheden niet klein te achten. Daaraan
dachten wij toen wij lazen, dat de „Haagsche
Courant" vernam, dat er nieuw bezwarend be
wijsmateriaal tegen den verdachte W. Kr. v. d.
M. in de zaak van den moord in het Bezuiden-
hout op den voorgrond is gekomen. Men zou
na nauwkeurig onderzoek een stukje huid op
het lemmet van het scheermes hebben gevon
den. Het was een stukje opperhuid ter grootte
van een Kalven vierkanten centimeter, hetwelk
"ïoch van mevrouw Odem, noch van de huis-
1 budster bleek afkomstig te zijn. Wel ontdekte
men, dat de verdachte een stukje opperhuid
van de linkerhand vermiste, waarin dat, het
welk op het mes werd gevonden, precies paste.
Verder is wetenschappelijk vastgesteld, dat de
huid van dezelfde samenstelling is. Een klei
nigheid, zooTn klein stukje opperhuid en toch
van hoeveel beteekemis. Laat ons er zich
niet over verwonderen. Het leven wordt ge
maakt door de kleinigheden juist door de
kleinigheden. Het is een aaneenschakeling van
kleinigheden en daarom te meer hebben wij er
acht op te geven. „Wie veracht den dag der
kleine dingen?" riep eens jaren her een profeet
uit en inderdaad, wie dien dag veracht, doet
dwaas, zéér dwaas. Is de geschiedenis van vol
ken en enkelingen, van de massa en van het
individu, niet vól van treffende voorbeelden?
Een enkel pistoolschot te Serajewo, de dood
van oen hertogelijk paar en héél de we
reld komt in grooten brand te staan. Een eigen
aardig verhaal wordt verteld uit dien grooten
wereldoorlog. Het was 6 September 1914, een
maand na de oorlogsverklaring, toen de Duit-
schers in het gezicht van Parijs verschenen, De
keizer kon op den heuvel, dien hij beklommen
had, den Eiffeltoren zien. De Franschen had-
den nog slechts ammunitie voor 8 uren. Reeds
is het bevel gegeven om te vluchten. Het ar
chief is al naar Bordeaux vervoerd en duizen
den vrouwen en kinderen zijn verwijderd. Bin
nen, 8 uren zal de oorlog ten einde zijn. Slechts
8 uren. En ziet daar, plotseling slaken de
Duitschers het vuren, gedurende 47 uur. Ge
durende dien tijd verzond generaal Gallieux van
Parijs uit naar het front al de wagens die te
krijgen waren, en vulde die met munitie, zoo
dat, toen daarna de Duitschers het vuur weer
openden, de Franschen in staat waren er op te
antwoorden en den vijand te doen terugtrek
ken, die daarna de hoofdstad nooit meer zoo
nabij gekomen zijn. De generaals Von Gluck
en Bülow verklaarden in hun rappom dien
stilstand van 47 uur niet te kunnen begrijpen,
Een kleinigheid enkele uren stilstand en
déérdoor verlenging van den krijg tot jaren
en aan het eind ervan niet: de Duitschers in
Parijs, maar de Franschen in Dui£schland, tot
heden toe en nietde keizer overwinnaar, maar
balling in een vreemd land, ook^ tot heden toe.
Wie veracht de kleine dingen? Ze hebben oor
logen ontketend, en menschenlevens gered, ze-
hebben moordenaars ontdekt, en onschuldi-
gen in eer hersteld. Kleine dingen maakten het
gnoote. Is dat ook niet zoo op het gebied van
het moreele? Wie was ook weer die koning,
die het levensleed bracht over volken en lan
den, en die in zijn jeugd zich vermaakte met
het martelen van vliegen? „Kleinigheden", zoo
zegt man vaak als men zijn kinderen betrapt op
dingen, die niet goed zijn. „Kleinigheden", maar
die uitgroeien tot het groote. Men lacht soms
om den driftbul van het kleine kind en vergeet
hoe vreeselijk dat zijn zal, als het kind een
man is geworden. Men lacht soms om enkele
slimmigheden van het kleine kind, en vergeet
hoe vreeselijk ze zijn zullen als het kind een
tnan is geworden. „Kleinigheden", het önschul-
dige leugentje, het wegnemen van eens anders
goed, dat geen bijzondere waarde heeft maar
ldeinigheden ten slotte de volleerde leuge
naar, de dief. Wie durft bij de gedachte daar
aan nog het kleine te verachten? Het bergt
onnoemelijk veel in zijn schoot. Een schip
steekt moedig zee in. De snelheid waarmede
het vaart, beantwoordt aan de verwachting
der bouwers. Maar wanneer het schip eenmaal
zes maanden gevaren heeft, is de snelheid met
15 procent verminderd. Waardoor? Men heeft
het ontdekt. In dein loop van de vaart zetten
zich mossels aan den romp van het schip
vast. Schijnbaar iets onbeduidends. Een klei
nigheid. Wat kunnen die kleine schaal diertjes
het geweldig gevaarte voor kwaad doen? Toch
THKOOOfWjS
NIEMEIJER
GRONINGEN
de werking van de door hen gevormde korst
wordt openbaar. Zij houden de snelheid der
vaart tegen. Toen de Engelschen Australië
in bezit namen, waren er geen distels. Een
Schot echter, die daar plantages had, wenschte
te in zijn tuin zijn nationale bloem te zien
het Schotsche wapen vertoont een distel
en liet daartoe wat distelzaad komen, waarmee
hij een hoekje van zijn tuin bezaaide. De wind
echter voerde de zaadjes van de planten ver
over het land en thans vindt men tallooze
distels in Australië. Zoo is er allerlei zaad.
Zoo zijn er „kleinigheden" méér kleinighe
den toch: de gevolgen zijn niet te overzien.
Geven we acht op de kleinigheden. Ieder voor
zich.
VLISSINGEN. Geslaagd voor het polilie-di-
ploma met aanteekening, de heer L. M. Dorst.
Om te bunkeren is binnengekomen het
Duitsche stoomschip „Waller L. M. Russ", ko
mende van Londen, eveneens het Noorsche toe
ristenschip „Prins Olaf", het vroegere jacht
van den Engelschen koning.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot wijziging van de wet van 25 Julj
1919 tot verbetering van ónze haven. Voorge
steld wordt, de diepte van dat gedeelte der
haven, dat gelegen is tegenover en ten zuiden
van den kaaimuur, in plaats van 10 op 12 M.
te brengen. Het gedeelte benoorden daarvan
trepfi aan een diépt5 "Vffft" 22 M. vooralsnog geen
behoefte en zou voorloopig op een diepte van
8.50 M. kunnen worden gehouden. De kosten
worden geraamd op f105000, waarvan de pro
vincie één negende en de gemeente twee ne
gende zullen bijdragen. Op de vragen van
het Tweede Kamerlid, den heer Vliegen, betref
fende de in het laatst van Juli 1929 voorgeko
men strandingen van schepen te Viissingen
heeft de Minister van Waterstaat geantwoord:
Zonder nadere aanduiding der bladen, waarin
berichten voorkwamen over strandingen bij
Viissingen van Duitsche en Engelsche schepen
kan niet met zekerheid worden nagegaan welke
berichten worden bedoeld. Ondersteld wondt,
dat zij betrekking hadden op twee gevallen van
aan den grond geraken, in den avond yan 21
Juli j.l. Een stoomschip, dat naar zee wilde
gaan, is in de Sardijngeul onder Viissingen, bij
laag water vast geloopen. Het zou de voorkeur
hebben verdiend, indien met uitvaren was ge
wacht tot het oogenblik. van wassend water
Toch had het «chip. indien met voldoende be
kwaamheid en voorzichtigheid was gevaren,
niet aan den grond behoeven te geraken. Van
drie schepen, die ongeveer terzelfder lijd door
het Oostgat naar binnen kwamen, slaagde een
er in, het vastgeraakte schip te passeeren. De
beide andore gaven de voorkeur aan ankeren
totdat de passage weder vrij zou zijn. Een dezer
beide is bij het manoeuvreeren om voor anker
te komen ook aan den grond geraakt Beide
vastgeraakte vaarluigen zijn na eenige uren
met hulp van sleepbooten weder vlot gekomen.
Deze twee gevallen van vastraken behoeven niet
te worden geweten aan onvoldoend onderhoud
van het vaarwaler, daar dit, voor zooveel be
kend is, nooit eene grootere diepte en breedte
heeft gehad. De toeneming van den tonnenmaat
van de schepen maakt echter, dat het vaarwa
ter aan steeds hoogere eischen moet voldoen.
In verband hiermede was dan ook reeds te
voren besloten verbetering van het vaarwater
te bevorderen. Een baggerwerk is in uitvoering.
Dank zij het gunstige weder kon dit bagger
werk reeds dadelijk begonnen worden, zoodat
een groote hoeveelheid zand uit de vaargeul
is verwijderd, terwijl mag worden aangeno
men, dat het werk nog in het najaar zal zajn
voltooid.
Tweetal bij de Chr. Geref. Kerk: Ds. j.
Horius te Nieuwe Pekela en Ds. A. Zwiep te
Zeist.
Vrijdag 20 September des nam. 2 uur is
er in het Gasthuis gelegenheid tot kostelooze
inenting en herinenting.
JJJ _L1J.J
Naar het Engolsch.
„Neen, Blanche, het zijn slechts ongeluk
kige menschen, zooals wij. Ze spreken een
andere taal., maar zijn vatbaar voor dezelfde
gevoelens. Het is niet hun schuld, maar die
van hun regeerders, die hen er toe aanzetten.
Ik vind het treurig, kind, dat ik voor een me-
demensch het zwaard moet trekken, maar het
gevaar, waarin Frankrijk verkeert, is mijn
verontschuldiging. En alleen uit zelfverdedi
ging zal ik schieten".
HOOFDSTUK III.
Toen het bekend geworden was, dat de
Chevalier de Gavrolles een van de verdedi
gers van Frankrijk geworden was, ontstond er
een groote geestdrift. Vader André hield lange
redevoeringen over vaderlandsliefde en wees
op den heer van het kasteel als een schitte
rend voorbeeld. Het onmiddellijk gevolg hier
van was, dat er zich een groot aantal vrij
willigers Yormde; velen van hen waren man
nen, die hun diensttijd reeds ver achter den
rug hadden en dus vrij waren van dienst
plicht. De geestdrift kende geen grenzen en
zélfs Blanche begon er in te deelen. Daar
zij veel van haar vader hield, verheugde zij
zich in zijn daad van zelfopoffering
..Was ik ook maar een man", dacht zij,
„dan kon ik ook mijn leven voor Frankrijk
offeren".
De dag van het vertrek naderde, en gevolgd
door hen, die door zijn voorbeeld aangemoe
digd waren, verliet de Chevalier zijn huis.
Lenige dagen later kwam er bericht, dat de
Normandische recruten met andere uit de
naburige districten tot een compagnie ver
enigd waren, waarvan Gavrolles tot kapi-
têLn gemaakt.
„Heb moed, lieveting", schreef de Cheva
lier aan zijn dochter. „Ons is bevolen on
middellijk naar het front te gaan." Hij voeg
de er in een postcriptum aan toe: „Het me
daillon van je moeder en jou ligt altijd op
mijn hart. Eiken nacht wanneer ik ga slapen,
kijk ik er naar en zegen beiden, de levende en
de doode. Dat God je bescherme en ons
weer spoedig zal vereenigen".
Alleen achtergebleven in het kasteel, voelde
Blanche haar eenzaamheid ten volle. Diep
geloovig, bracht zij nu veel tijd in gebed
door. Haar piano was gesloten en werd nim
mer geopend, haar schilderen, dat zij anders
erg graag deed, werd verwaarloosd: zelfs de
boeken hadden heur aantrekkingskracht voor
haar verloren. Haar voortdurende zorg be
stond In de kranten te lezen, di? vö* nieuws
van het oorlogsveld waren, en nieuwsgierig
uit te zien naar brieven van haar vader. Naar
mate de tijd verder ging, werd de toestand
steeds kritieker.
De Franschen werden aan alle kanten te
ruggedreven en de altijd zegevierende Duit
schers drongen tot in het hart van Frankrijk
door. Het was inderdaad een oorlog tot het
bittere einde. Spoedig hoorde men overal de
overdreven geruchten van de gruwelijke daden
van den vijand, die hun nadering aankondig
den, door brand en plundering. Gelukkig werd
Blanche opgewekt door de boodschappen van
haar vader; maar naarmate de dagen verlie
pen. werden de brieven zeldzamer, totdat er
eindelijk geen enkele meer kwam.
Op een ochtend, toen Blanche in haar ka
mer zat. werd er aan de deur geklopt en Hu-
hert kwam binnen, een waar beeld van wan-
hoor>.
„Nieuws, juffrouw, verschrikkelijk nieuws"
rier> hij uit. .De Duitschers zijn vlak bij".
Blanche sprong van ontsteltenis op.
„Het is zeker waar, juffrouw", ging de oude
man verder. „Ik heb het uit den mond van
Monsieur Dudevant, de schoolmeester, ge
hoord, di<e té met zijn eigen oogea gezien
heeft. O. als de aarde eens openging en ze
levend verzwolg, de kannibalen. Zij zullen
hier komen en spoedig zullen wij levend op
gegeten worden".
Het nieuws was niet geheel en al onwaar.
Een deel van de vijandelijke voorhoede was
Normandië binnengekomen en had bezit ge
nomen van de hoofdstad. Het geheele district
was van plotselingen schrik vervuld. Vreese-
lijke verhalen deden de ronde en door ieder
een werd verteld, dat de Duitschers de on-
menschelijkste misdaden begingen. Ieder oo
genblik hoorde men van massamoorden, ont-
eerde vrouwen en van dorpen, die geheel uit
geplunderd en met den grond gelijk gemaakt
waren. In overeenstemming met wat de oude
Hubert zei, was het gewone gebruik van de
vreemde duivels cm kinderen uit de armen
van hun moeders te halen, ze aan het uiteinde
van hun bajonetten te roosteren en ze dan
te verslinden.
Zelfs vader André, een beschaafd en ont
wikkeld mensch, die beter had kunnen weten,
geloofde elke beschuldiging tegen den vijand,
hoe dwaas en onmogelijk die ook zijn mocht.
Het waren geen menschen, geen menschelijke
wezens, maar duivels, die gelukkig waren als
ze slechte dingen konden doen.
Ondertusschen leefde Blanche de Gavrolles
in voortdurenden angst, want er waren al
bijna veertien dagen verloopen en er was
noch een brief noch een boodschap van den
Chevalier gekomen. Zijn laatste brief, geschre
ven in haast op een stuk van een oude envelop
was verzonden uit een afgelegen stad in het
noorden, wa^r fel gevochten was met de
vijandelijke voorhoede. Eén regel bevatte hel,
die later een bron van hoop en troost voor
haar geweest was.
„Ik weet niet, of deze brief je ooit berei
ken zal," schreef de Chevalier, „maar als je
hem ontvangt, moet je niet ongerust zajn, als
je niet spoedig weer van me hoort, want het
is nu uiterst moeilijk om brieven verzonden
te krijgen. Houd goeden moed, Blanche; want
fk denk, dat dee* rampen «poedig voorhij «ui
len zijn en dat dit het begin van het eind ts".
Door oude Hubert weixl het alarmeerend
nieuws verteld.
„Zij zijn in Rouaan juffrouw. Zij hebben de
telegraafdraden afgesneden. God help ons".
In dezen tijd dacht Blanche niet aan zichzelf
of aan persoonlijk gevaar, dat haar kon be
dreigen, al Mar gedachten en zorgen waren
voor haar vader. Zij bad gedurig voor hem.
Toen heel het district in rep en roer was en
het kasteel zelf een opgeschrikt kraaiennest
leek, met oude Hubert, die redevoeringen in
het publiek hield en de vrouwelijke bedienden
luid pratende van schrik, bleef zij uiterlijk
kalm. terwijl zij zelden de eenzaamheid van
^aar kamers verliet. Maar op een koude,
stille namiddag toen het voor het eerst gevro
ren ha verliét zii het kasteel en wandelde
in de bossehen, die nu mooi waren met hun
veVdroogde cn bruine bladeren. In een een
voudige japon van zwart fluweel gekleed, met
een ivoren kruis, het geschenk van haar va
der, om haar hals, zag ze er uit als een hei
lige. Haar metgezel was een oude Normandi
sche jachthond, die Gaston heel te. naar haar
vader.
Zonder doel wandelende, vol van haar eigen
treurige gedachten, kwam ze voorbij de rot
sen langs de zee en dicht bij het kleine kerkje
staande, keek zij naar het dorp. Er was juist
een diligence binnengekomen; een opgewonden
menigte stond er om heen voor de herberg-
deur. terwijl anderen in alle richtingen heen
en weer liepen, sommigen met groote haast.
Toen zij naar de kerk keek. zag zij vader An
dré. die voor de kerkdeur met een man stond
te praten, die met opgewonden gebaren naar
de St. Valérvweg wees. Ofschoon zij ver be
neden haar stonden/kon zij ze toch duidelijk
zien; de lucht was zoo stil en helder, dat zij
zoo nu en dan het geluid van stemmen uit
de verwijderde straten opving.
(Wordt