üraagenJhinbod FRIESCHE HEERENBAAI EEN WINTERNACHT VOOR FIJNPROEVERS v.ROSSEM's ZEEPAARD 15». KSSKT!* WEEKBLAD VOOR WALCHEREN EERSTE BLAPi a 35e JAARGANG VRIJDAG 13 SEPTEMBER 1929 DRUKKERIJ H. WEG EL NG VLISSINGEN t DRUKKERIJ D.E LANGE JAN MIDDELB. No. 37 DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN ABONNEMENTSPRIJ S 40 CENT PER 3 MAANDEN FRANCO PER POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT ADVERTENTIEPRIJS 20 CENT PER REGEL INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF Uitgave Stapling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vlissingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. Zij die zich met 1 October if®®*" op dit Blad wenschen te abonneeren, krijgen de vóór dien datum verschijnende nummers GRATIS. De Uitgdver 4. Wij zorgen voor nette uitvoering van uwDrukwerk en zijn toch het laagst in prijs Wegeling sïïieumsblad Ook op het gebied van Kantoor- en Schrijfbehoeften zijn wij goed en goedkoop I .'ftyrii' De „Kijkjes"-schrijver in het „Geill. Volks blad" geeft een enthousiast overzicht van de laatste gebeurlijkheden uitgaande van de ver vulling zijner (en veler) wenschen, dat de Her- steloonferentie in Den Haag tot een gelukkig slot is gekomen. Hij zegt: „overeenstemming op nagenoeg alle punten, werd verkregen; op papier kwam de verdeeling der Duitsche afbe talingen tot stand, Engeland ,liet iets van zijn eischen vallen, de datum der ontruiming door de vreemde bezetting kan in den loopenden jaarkalender worden opgezocht en, terwijl de Engelsche, Fransche, Belgische troepen Rijn land nog bezetten, maakt men den fitiancieelen druk voor Duitschland aanmerkelijk lichter. Zelfs het traditioneel©: „Dankbaar, doch niet voldaan", behoeft op deze conferentie niet te worden toegepast, we gelooven, dat de meeste deelnemers wel degelijk voldaan zijn en die 't niet heelemaal is, zal zijn lichte teleurstelling allerminst toonen, wetend en beseffend, hoe moeilijk het m tot overeenstemming te gera ken. D© Engelsche minister Snowden heeft zijn roem als onvergelijkelijk politicus op een maal gevestigd, de Belgisch© gedelegeerde Jas per, deed zich kennen als een uitnemend voor zitter, aan Briand, Stresemann, Venezilos ten volle de roem van redelijk en menschelijk te zijn geweest, zelfs Italië en Japan deden zich kennen van zeer gunstige zijde zeker de Haagsche Herstelconferentie is wel degelijk een succes te noemen, een staaltje van staats- nianswijsheid en nobelen zin". Maar als de schrijver zoo zijn blijdschap uit, kan hij toch niet nalaten, met weemoed terug te zien en zich af te vragen: „hoe het wereldgebeuren zich zou hebben gewijzigd, indien deze man nen, of mannen met denzelfden geest bezield, ruim vijftien jaar vroeger eens hadden plaats genomen aan de conferentietafel, of dan mis schien de oorlog zou voorkomen zijn, inplaats van zijn rampzalige gevolgen eenigermate te verzachten en te herstellen, nu tallooze gebie den, jaren achtereen, krimpend van moed en pijn, hebben geleden en gestreden, om over hun schier doodelijke crisis heen te komen." En hij meent, dat „met een déél van de; welwillend heid en grootmoedigheid, n u betoond, om te herstellen, Europa's feitelijke ineenstorting zou zijn voorkomen". Inderdaad voorkomen is nog steeds beter dan te moeten genezen, en met den schrijver kunnen wij ook dit een© licht puntje zien, dat als al wat geleden en door staan werd, meewerken mocht om een betere wereldorde te scheppen, om er naties en vol ken van tie overtuigen, dat in de eerste helft der twintigste eeuw de krijg een onding is en een misdaad (Dr. Gunning zou zeggen: de triumf der beestialiteit in haar afschuwelijk- sten vorm, cn „soms krijg ik het zóó be nauwd dat ik wel eens denk: zou een univer- seele gif-nevel, als Heeren Oorlogsvolmakers nu bezig zijn te fabriceeren, die de gansche menschheid vernietigde, niet een weldaad zijn?".... waarop hij laat volgen: Maar neen wij "mogen zoo niet spreken en wij willen het ook niet) een instelling, even strijdig met onze gewoonten en opvattingen, als het vuist recht of de pijnbank, dan zijn de offers, een maal dón de gevechtsfronten en achter de ge vechtsfronten en nu op het Binnenhof in Den Haag gebracht, niet te vergeefs geweest. En weer ziet de Kronieker licht. Licht uit het Oosten, als China en Rusland aarzelen, om elkaar formeel den oorlog te verklaren en het vblijft bij voorpostengevechten en de regeeringein zich met elkaar verstaan over gemeenschap pelijk beheer van den spoorweg, dan ziet hij het „daghen uit het Oosten". Nog meer licht ziet hij. Het getuigenis van Haagsche predi kanten in de ,,'s-Gravenhaagsche Kerkbode", waarin het woord van Abraham Lincoln wordt aangehaald, die eens gezegd heeft: „Niets is ooit /gegrondvest of het moet gegrondvest zijn in het recht" en waarover zij <lun verder zeg gen: Als twee volken ©en geschil hebben en zij kiezen den oorlog als middel ter beslech ting, zal de sterkere den zwakkere overwin nen, doch dat bewijst geenszins, dat die ster kere het recht op zijn zijde had. Oorlog is een daad van tijgers en honden, om hun haat en woede te koelen, maar tusschen beschaafde volken en Christen-naties is hij monsterachtig. Tusschen menschen beslisse niet een vecht partij maar het recht". En de Kronieker ziet nóg méér licht, als hij leest wat de „Strijdkreet" in het nummer van 31 Augustus publiceert als de Britsch-Amerikaansche Bood- schap, mede door den Generaal en de Com mandante onderteekend, en waarin predikan ten én andere voorgangers, „trouw aan ons Vvu|deijla,n)d", zich vereenigen om te zeggen, dat zij gelooven, dat de tijd is gekomen, dat de wereld moet hebben afgedaan met den oorlog, en de gedachte er aan moet uitscha kelen, dat een nieuwe botsing tusschen twee naties is een aanranding der beschaving en een beleediging van God", en bij die laatste woorden denkein we weer aan Dr. Gunning, die met zijn terecht scherpe pen, in een zijner artikelen schreef „Wat hebben die preekende of vloekende keizers en prinsen, generaals en andere opperhoofden van moord-kolonnes nog to maken mot den waarachtigen God, die alzoo Hef de wereld gehad heeft, dat Hij Zijn ©en- geboren Zoon voor haar overgaf?" Onlangs was er een pennewisseling over de vraag, of de oorlog soms is ©en „heiljge plicht", woorden van een bekend schrijfster, of een „verdoemde plicht", woorden van een geestverwant van onzen „Kijkjes"-schrijver. In zijn artikel over de laatste dagen van het we reldgebeuren ziet hij ook dit lichtpunt, dat steeds meerderen minder het „heilige" en nog meer het „verdoemde" van dien plicht zien. En als allen van den hoogste tot den laagste, dit inzien aan conferentie-tafels en in redac- tie-bureaux, in kerk en school, in de scholen Naar het Engelsch. De Chevalier beefde weer, alsof hij het koud had. Hij trachtte te spreken, maar hij kon geen woorden vinden; terwijl Blanche mot een droeven glimlach, waaruit groote liefde sprak, zijn hand tegen haar wang drukte, ter wijl haar droomerige oogen gevestigd bleven op het licht van de maan over de slapende bos- sehen. Ten laatste kon hij de onzekerheid, wat Blanche over zijn voornemen zou zeggen, niet langer uithouden. Zonder zijn hand terug te trekken, keek hij naar het gezicht van zijn kind, en zeide zachtjes: „Blanche, ik heb je wat te zeggen, iets, mijn kind, dat je misschien verwondering en ver driet zal veroorzaken. Over een paar dagen lieveling, moet ik je verlaten en op reis gaan". Iets in den toon, meer dan in de woorden, verschrikte het meisje. Zij draaide zich vlug om en keek ernstig naar haar vader's oogen. „Vader, wat is er? Is er iets gebeurd? Op reis gaan; waar gaat U naar toe?" Hij nam haar hoofd tusschen zijn bevende handen en kuste haar innig op haar voorhoofd ▼oor hij antwoordde: „Naar het front, Blanche. Het land is in gevaar en ik ga dienst nemen onder de Fran sche soldaten". HOOFDSTUK II. Het duurde eenige minuten voordat Blanche de volle beteekenis van haar vader's Woorden begreep en toen deze tot haar doordrong, schreide zij niet. Haar vader had haar karakter niet onderschat; zij bezat moed en heierschappij over zichzelve. Toch, als de zon haar besche nen had, zou men gezien hebban, dat al het bloed uit haar wangen was gevloeid cn ze wit en koud als marmer waren en dat in haar oogen een uitdrukking van grooten schrik en pijn te lezen was. Hevig bevende, klemde zij zich aan haar vader vast, alsof zij de ijzeren hand al voelde, die gereed stond hem van haar weg te rukken. „Vader, U moet niet gaan. Frankrijk heeft duizenden en duizenden soldaten, en ik heb alleen maar U. Beloof me, dat U thuis zult blijven beloof het, en ik weet dat U uw woord zal houden". „Ik heb mijn woord al gegeven", antwoordde de Chevalier, ;,en dat woord bindt mij om dienst te nemen voor de verdediging van mijn land. Lieveling, in mijn groote liefde en zorg voor jou, heb ik langen tijd geaarzeld; maar de gebeurtenissen van de laatst© paar dagen hebben mij een besluit doen nemen éri als Ik nu langer wachtte, zou ik mezelf weinig boter dan een ellendige lafaard vinden". „Dat zal niemand van U denken", riep Blanche uit. „Iedereen weet, dat U moedig zijt". „Ik zou in mijn oogen een lafaard ziijn, Blanche. Er zijn oogenblikken in het leven van naties evengoed als in het leven van menschen, waarin het bestaan aan een zijden draad hangt, wanneer de kleinste gebeurtenis over het lot kan beschikken. Een van die oogenblikken heeft Frankrijk nu. Gisteren was zij een zoo juist gestrafte zondaar, vandaag is zij een wreed behandelde martelaar. Wou je je vader hier houden en maken, dat andere menschen geen hoogen dunk van hem hebben terwijl an dere menschen, zijn landgenooten hun goed en bloed opofferen voor hun land en wanneer het zwaard van iederen waren Franschman genoodzaakt is de invallers terug te drijven en een duurzamen vrede te bewerkstellen?" Hij hield op, als om haar antwoord af te wachten; maar zij zeide niets; hij kon de heete tranen langs haar bleeke wangen zien vloeien. „Blanche, lieveling, ontneem mij mijn moed niet. Je weet nu in welke richting mijn plicht gelegen is. Sta mij toe, dat ik dien volbreng, wil je?" „Het is zoo plotseling, zoo vreeselijk", ant woordde zij. „En we waren zoo gelukkig saampjes. O, vader, moet U gaan?" „Je weet, dat ik moet". „Dan zal ik trachten het te dragen ik wil U toonen, dat uw vertrouwen in mij niet mis plaatst was. En over een korten tijd, komt U weer terug bij mij, niet, vadertje?" „Ja kind, als God het wil". Terwijl hij sprak klemde hij haar in zijn armen en kuste haar vele malen. Beiden, waren aangedaan, beiden schenen de schaduw van een eeuwige slcheiding te voelen. Maar met een krachtige poging overwon het nobele meisje haar groote smart, voordat deze haar over winnen kon en trachtte met alle macht de zware last van haar vader's leed te verlichten. Nagenoeg voor den eersten keer besefte de Chevalier alle kracht en sterkte van haar aan hankelijke natuur. Zoo gebroken door smart als zij was, trachtte zij hem moed in te spre ken, en. toen de eerste wreede pijn over was, sprak zij hoopvol en bijna vroolijk over het- gene, wat gebeuren ging. Toen zij voor den nacht van elkaar scheidden, was zijn hart vol van dankbaarheid aan God, dat Hij hem met zulk een kind gezegend had. Toen zij den volgenden morgen elkaar weer zagen, was zij kalm en berustend, hoewel zij zeer bleek was. Zij had het grootste deel van den nacht in gebed doorgebracht. Haar vader zag haar met bewondering aan; want hij wist, hoe zij van hem hield en besefte ten volle de groote krachtsinspanning, die zij om zijnen wil toonde. Twee dagen later kwamen er brieven van de administratie, waarin stond dat zijn vrij willige diensten werden aangenomen en hem verzocht werd zich onmiddellijk naar het hoofdbureau te begeven. Rustig, bijna kalm, zag Blanche de voorbereidingen tot zijn ver trek aan; maar den laatst en nacht voor de scheiding werd zrij door haar verdriet over meesterd, zij viel snikkende aan zijn borst neer. Zij maakte een klein gouden medaillon dat aan een dun gouden kettinkje aan haar hals hing, los, gaf het hem in zijn handen, terwijl zij zeide: „Kijk vader, het portret van moeder en het mijne zit er in. U zult het dragen, nietwaar? Misschien God weet het zal het een talisman voor uw veiligheid zijn en maken, dat U weer bij me terugkomt. O, vader, vader" voegde zij er hartstochtelijk aan toe, „wat moet ik doen als U weg zijt". „Vertrouw op God, lieveling", antwoordde hij. Hij bracht het medaillon aan zijn lippen en zeide: „Doe het eigenhandig om mijn hals. Zoo lang als ik gespaard zal blijven, zal het onafscheidelijk zijn van mij; en als ik sneu vel „O, sfpreek daar .niet van, vader. God *al U weer veilig bij mij terugbrengen. O ja> vader, ik geloof niet, dat Hij menschen van elkaar zal scheiden, die zooveel van elkaar houden". Hij trok haar zachtjes naar zich toe, met zijn hand over haar hoofd strijkende, ter wijl hij haar in de oogen keek. „Blanche, kind", zeide hij, „wij moeten doof onze smart niet zelfzuchtig worden, wij moe ten niet vergeten, dat ons verdriet een ge meenschappelijk verdriet is, dat door duizenden en nog eens duizenden gedeeld wordt, niet alleen hier in Frankrijk, maar ook in Duitsch land, aan de andere zijde van den Rijn. Het is juist het groote kwaad van den oorlog, dat hij niemand spaart en juist het wreedst is voor de hulpeloozen en onschuldigen. Ook on ze vijanden hebben kinderen, die voor hen bidden denk daar aan". „O, vader, wat bent U goed. Zelfs in uw groot verdriet voelt U meer voor anderen dan voor Uzelf. Maar iedereen weet zelfs vader André heeft hèt van den kansel gezegd onze vijanden zijn monsters, zonder medelijden en zonder liefde". (Wordt veeval^AX

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 1