ONS JEUGDVERHAAL
3asL
No. 3
DE AVONTUREN VAN ROBBIE CRUSOE.
26
6
26
26
26
26
26
26
26
35
17
26
WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1929 No. 35.
EEN INDISCH AVONTUUR.
(SLOT)
Dan leefden er ln het bosch natuurlijk ook
de panters en verschillende soorten van klei
nere roordieren. En, niet te vergeten, de reu
zenslang, de Python, weliswaar geen vergif
tige slang, maar overigens een beest dat nergens
voor terugdeinst en door zyn geweldige lengte
en lichaamskracht een armzalig menschenkind
in een oogenblik tijd volkomen vermorzeld
Als Karei echter zoo droomerig voor zich
staarde en naar het donkere, zich over den
geheelen gezichtseinder uitstrekkende oerwoud
keek, dacht hij toch het minst van alles aan
tieze dieren. Zijn gedachten gingen hoofdza
kelijk uit naar dien grooten aap met zijn roode
haar en platten snuit. Jö weet wel: de orang-
oetan. Karei was er weliswaar niet zeker van
of zich zulke apen in het bosch bevonden, want
volgens zijn vader, leefden die op andere plaat
gen in Sumatra, maar de inlanders hadden
hem b(j hoog en laag verzekerd, dat er wel
degelijk orang-oetans in het bosch waren
Het waren de apen, die het meest van alle
dieren op eenig verstand en inzicht konden
bogen. Vader zelf had gezegd, dat zij in hun
doen en laten wel een beetje de menschen be
naderden, maar, zoo zei hij er altijd ernstig
bij, het blijft toch een dier en wordt nooit
een mensch .Laat je dat maar niet wijs maken.
De inlanders echter wisten van de orang-oetan
verhalen te vertellen, waar je van omviel. Als
je dat echter allemaal geloofde, zou je gaan
meenen dat zoo'n aap nog meer hersenen, had
dan een menschwat toch heusch niet
%vaar is. Zy hebben een soort instinct dat
Verder gaat dan dat van andere dieren, maar
dat is dan ook alles.
Het engste van alles vond Kareltje echter
de bevolking, van de groote, modderige rivier.
Groote vaalgrijze krokodillen, met geniepige
kleine oogen en groote afschuwehjke bekken.
's Avonds als het koel was en stil kon men
de walgedyke beesten zien. Met den kop even
tjes boven het water lagen zy stil te drijven,
volkomen onbewegeiyk. Soms wel vyf of zes
tegeiyk. Een enkele maal kroop er een ln den
modder rond langs de oevers der rivier. Mon
sters waren het. Karei rilde er altijd van.
Maar kom, wij dwalen af. Het avontuur dat
Karel's moeder ons vertelde, beleefde zij ech
ter daar, ln dat gedeelte van Indië, waar al
die beesten leven. Het gebeurde op een ochtend
op het erf voor hun huis.
Karei was aan het spelen met zijn hondje,
een klein fokje, dat zijn vader eens gekocht
had om ratten te vangen. Het was een koddig
dier, dat nimmer moe werd te spelen en te
draven. Karei had het allerlei kunstjes geleerd,
zoodat zij zich met hun beidjes kostelijk kon
den amuseeren. Zoo ook nu. Karei verstopte
overal in de kleine heesterboschjes voorwer
pen en fok draafde daarna weg om alles op
te zoeken en terug te brengen.
Zoo waren zij langzamerhand op een kaal
plekje tusschen twee boschjes aangeland. Juist
wilde Karei zijn zakdoek onder een struikje
begraven, toen hij een zacht gesis en geritsel
hoorde. Hij keek verrast rond, maar zag niets.
Opeens echter merkte hij dat Fokje styf op
zijn poot en ^tond en met opgespitste ooren
langs den grond keek. Karei volgde onwillekeu
rig zijn blik engaf een gil van schrik
Nog juist op tijd sprong hij opzij, want op
hetzelfde oogenblik schoot een slang van meer
dan een meter lengte vanuit het dichte struik
gewas te voorschijn. Het dier gleed pijlsnel
op Karei toe en het scheelde maar een haartje
of het had hem gebeten. De kaken waren reeds
opengesperd toen de jongen weg sprong, maar
nu draaide de slang zich met oen razend vlugge
beweging om en gleed weer op Karei toe. De
arme jongen raakte geheel overstuur, wilde
wegloopen maar struikelde Jammeriyk over
een boven den grond groeienden wortel. On-
middeliyk voelde hij een stekende pijn in zyn
kuit. Hy was gebeten, de slang viel hem aan.
In zijn razenden angst slaakte hij een gil, die
uren ver in den omtrek gehoord had kunnen
worden
Op dit oogenblik voelde Fokje zich verplicht
om tusschenbeide te komen. Alsof hij een rat
zag, zoo verwoed wierp het kleine hondje zioh
op hét gladde slangenlijf en beet woest drie,
vier maal achtereen in het vleesch. De slang
liet dadelijk zijn slachtoffer los, kromp even
in elkaar en schoot toen met een enkele vlugge
wending van zijn lenig lichaam op Fokje toe.
Het volgend oogenblik had hij Fok's kop reeds
tusschen de kaken
Karei begreep dat hij verlost was en gillend
van pijn stoof hij het erf over, naar huis.
Vlak by de voorgalerij trof hij zijn vader die
met een hevig verschrikt gezicht van de plan
tage kwam aanloopen.
„Heb jy zoo geschreeuwd?" vroeg hy hijgend
aan zyn zoontje.
„Een slang heeft my gebetenstamelde
Karei, terwijl hij met een doodsbleek gelaat
en sidderend over zijn geheele lichaam in be-
wusteloozen toestand neerzonk.
Karel's vader aarzelde geen seconde. Hy wist
natuurlijk niet frf de slang een vergiftig dier
geweest was of niet, maar hy nam het zekere
voor het onzekere en begon met kracht het
bloed uit Karel's beenwonde te zuigen en dit
telkens uit te spuwen. Hij had gehoord dat dit
wel hielp, maar veiligheidshalve zond,1 hij toch
tegeiyk een bediende naar de inlanders op de
plantage om hulp te halen.
Kort daarna kwam Karel's moeder opge
wonden en met een stok in de hand het huis
binnen stuiven. Zij had op het gegil dadelijk
haar werk in den steek gelaten en was het erf
opgesneld, echter van een anderen kant ko
mend, ?oodat zij haar zoontje niet zag, toon die
naar de voorgalerij vluchtte. Wel ontdekte zij
de vechtende dieren en zy was nog juist op tijd
om te zien hoe Fokjo met huid en haar ver
slonden werd. Onmiddeliyk herkende zij ln
hot slangebeest een gevaarlijk en vergiftig rep
tiel. Zij was in Indië geboren en ten opzichte
van dfcren niet voor een klein geruchtje ver
vaard. Met een flinken stok gewapend vloog
zij op het kruipend wezen af en wist dit zulk
een dracht slagen op den kop te geven dat het
tenslotte versuft bleef liggen, waarna zy het
dood knuppelde.
Thuis echter vond zy haar zoontje, in zware
koorts liggend ten gevolge van het vergif dat
door den slangenbeet ln zijn bloed gekomen
was. En zijn vader, die steeds maar zoog en
dan het vergiftigde bloed weg spuwde. De arme
vnouw was radeloos. Zij snelde naar de plan-
fases en smeekte een der inlanders haar te
helpen. De oude knecht wist raad en na een
zorgvuldige behandeling gelukte het Karei in
het leven te honden, totdat na een dag een
knappe dokter uit Medan overkwam, die de
wond onderzocht en vaststelde dat het gevaar
geweken was. Het zuigen van vader en de
kruiden van den inlander hadden Karei ge-
h&kig toch het leven gered. Maarhet
was op het kantje af geweest.
Jammer echter van het dappere Fokje, dat
zyn moed om den baas te hulp te komen met
den dood bekoopen moest.
Na hun uitstapje met den vogel
ballon, bracht de zeeman hen naar
een hol, waar ze konden slapen.
Het was er heerlijk zacht en warm,
en voordat ze het wisten, lagen
Robbie en Topsy in diepen slaap.
Toen ze den volgenden ochtend
wakker werden, waren ze beiden
erg hongerig. „Ik ben benieuwd,
wat we voor ons ontbijt zullen krij
gen," zei Robbie tegen Topay. Spoe
dig vonden ze de keuken van den
zeeman, en zagen nog net hoe een
groote schildpad Freddy een mand
je eieren bracht. „We krijgen een
deneieren voor het ontbijt," zei
Freddy, terwijl hij de schildpad
zijn vrachtje afnam.
„Waarom laat je die schildpad
de eieren dragent" vroeg Topsy
verwonderd. „Omdat ze zoo voor
zichtig loopt,zei Freddy. „Zoolang
als ik haar ken, heeft ze nog nooit
een ei gebroken. Bovendien gebruik
ik haar altijd als zandlooper bij 't
eieren koken."
„Wat bedoelt hy, TopsyV' vroeg
Robbie verbaasd.
„Ik weet het niet", zei Topsy. Ik
heb nog nooit gehoord, hoe je
~en kunt koken met een schild
pad als zandlooper!" De zeeman
zei niets, maar stak een roode vlag
in het zand, en deed de eieren in
de pan.
„Zoodra de schildpad bij die
roode vlag is gekomen, «ajn de
•ren gekookt," zei bü
EEN KRUISWOORDRAADSEL
Het kruiswoordraadsel Is dit keer niet zoo
groot maar toch ook moeilijk genoeg. Wij
zullen eerst opnoemen wat er in de vakjes
Welke naast elkaar staan moet komen.
1. acht vakjes; een maand.
7. drie vakjes: een stadje in Gelderland.
8. drie vakjes; een huldedicht.
9. vier vakjes; de naam van een klank.
12. twee vakjes; een tusschen werpsel.
13. twee vakjes: een muzieknoot.
15. vier vakjes: een soort groente.
18. drie vakjes: een verkorte meisjesnaam
20. drie vakjes: een stadje in Gelderland
22. acht vakjes: een regeerings-persoon.
Vakjes onder elkaar:
1. vakjes:, gebruiken de visscham
2. twee vakjes: het tegenovergestelde van
onder.
3. drie vakjes: komt van een varken.
4. drie vakjes: krijgt men hy een aankoop
in de winkels,.
5. twee vakjes: de letters van O eii IX
6. drie vakjes: dient om te stoppen,.
10. vier vakjes: vindt men in de woestijnen.
11. vier vakjes: gebruikt men om te smeren
of om te branden.
14. drie vakjes: een verkorte jongensnaam.
15. jdrie vakjes: keukengereedschap.
16. drie vakjes: gebruiken de visschers.
17. drie vakjes: is meestal niet dichtbij.
19. twee vakjes: een muzieknoot.
21. drie vakjes: een stadje in Gelderland.
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL
Paddestoel.
Vakjes naast elkaar: 1 Ma; 3 moeder; 6 la;
7 telen; 9 raam; 11 leder; 15 vete; 16 NOrft: 18 af
19 je; 21 kevers; 24,al: 25 re; 27 koe; 29 Ede;
31 de; Leiden.
Vakjes onder elkaar: 1 met; 2 adel; 3 maal;
4 elevator!; 5 beH|e(; 6 la|; 8 9 ra; 10 tnanldje
12 lie; 14 so; 17 ra; 20 Eva; 21' Karei; 22 eik
23 steen; 26 Ede; 28 Ode; 30 ei; 31 de.
OPLOSSINGEN RAADSELS
1. Het hoofdhaar.
2. Room Moor.
3. Drie. De gnoote - middelsoort - de kleins.
EEN RONDE-DANSJE.
Heisa, hopsa, in het rond,
Til de voetjes van den grond.
„Zomer is 't maar eens, in 't Jaar",
Juicht de blijde kinderschaar.
Straks komt dan de winter weer,
Kruipt men rond de kachel near.
Kou en sneeuw weer eiken dag:
Dat men nu dus juichen mag.
JONG GELEERD IS OUD GEDAAN.
EEN CIJFERRAADSEL.
Koken en bakken Is vrouwenwerk.
Die dat kan die voelt zich sterk,
Die 't niet kan die voelt zich zwak.
Koken, zie je, is ook een vak.
Daarom, meisjes, leert het snel,
Wie het kan, begrijp dat wel,
Zal van honger niet vergaan:
Jong geleerd is oud gedaan,
'n Vrouw die lekker koken kan,
Is de vreugde van haar man.
Maar niet dat zy 't daarom doet:
Want t ia zekar ieta, dat móét.
i
In dit vierkantje vinden jullie vyf getallen
en wel 8, 17, 26, <35 en 44. Het gaat er nu om
in elk vakje op elk rijtje een dezer getallen
in .te vullen en wel zoo dat op elk rijtje'
zoowel naar onderen als naar rechts gelezen
elk getal slechts één keer Vvoorkoml Men kan
dus niet tweemaal hetzelfde getal op één rij in
vullen. Om je eenigszins te helpen hebben
wij er alvast een paar getallen in gezet. Om
te beginnen het getal 26. Daar heb je dus
heelemaal niets meer mee te doen en verder
hier en daar nog een ander getal om Je een
klein beetje op weg te helpen. Als de getallen
ingevuld zijn moet elk rijtje van vijf vakjes,
hoe je het ook optelt, dus naar rechts of naar
boven of schuin (diagonaal) de wm 120 ople
veren. Daar gaat het dus eigenlijk om. Vol
gende vaaak komt da oploaaiag.