Draag en Aanbod EEN WINTERNACHT 1 •ïltis. 1 STER-TABAK vROSSEM's ZEEPAARD 15» WEEKBLAD VOOR WALCHEREN EERSTE BLAE^ p 5e JAAR G ANG DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1929 DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. ABONNEMENTSPRIJS 40 CENT PER 3 MAANDEN FRANCO PER POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT ADVERTENTIEPRIJS 20^CENT PER REGEL INGEZ. MEDEDEEL. 40 'CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF Uitgave H. Wégeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vlissingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg No. 35 DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. Zij die zich met 1 October op dit Blad wenschen te abonneeren, krijgen de vóór dien datum verschijnende nummers GRATIS. De Uitgever Lichte Geurige ROOKIABAK ROOM-ST» Ce en we ff e Ie n d o er deel LICHTE MARYLAND BAAI IN PATENTVERPAKKING. Wij zorgen voor nette uitvoering van uwDrukwerk en zijn tochjhet] laagst in prijs I Wegeling s Hieuwsblad Ook op het gebied van Kantoor- en Schrijfbehoeften zijn wij goed en goedkoop I Met de Herstel commissie schiet het niet hard öp. Meermalen dreigde deze te mislukken, tel kens trachtte men door uitstel de zaak nog gaande te houden. Hoe zal de afloop zijn? Wat is het toch moeilijk, verknoeide zaken weer terecht te brengen. Daar zucht de wereld nu al onder, vanaf den dag, waarop de vrede her steld werd. En welk een vrede was dit? Wij lazen in een reisbeschrijving uit 't land van den Rijn o.a. deze woorden: „In Koblenz zagen wij de verfoeilijke bezettingssoldaten weer, die toch, dunkt mij, eiken Duitscher met een knagenden wrevel vervullen moeten. Hero des vermoordde slechts kinderen, Nero bij voorkeur slechts Christenen, maar Poincaré en de zijnenn trachten een geheel volk van 60 mil- Iioen menschen, in alles hun méérderen, ten onder te brengen. Maar 't zal hun niet geluk- kfen". Dat Herodes alleen kinderen zoude heb ben vermoord, zouden wij niet durven beves tigen, maar de laatste zinsnede geeft duidelijk de werkelijkheid weer en wij slaken bij het doorleven van al die jaren, de zucht, wddrom, waarom schaft men niet kloek den oorlog af, zooals eertijds de slavernij werd afgeschaft. Waarom den vrede niet door den vrede be reid? Waarom nog, dat nu toch wel wat ouder- wetsche standpunt van den vrede te bereiden door den krijg? Hebben wij er nu nog niet ge noeg van? Wat moet er nog veel overwonnen worden eer de menschelijke geest nuchter wordt. En men in elkander broeders wil zien. Nu weer dien oorlog tusschen China en Sovjet-Rusland. Het land der communisten, heit roode land nog wel. Namen en leuzen helpen ook al niet om den vrede te bewaren. Er moet zijn de echt-menschelijke wil, die ook weten wil van zelfverloochening, en die voor goed de gruwelen van den krijg uitbant. Jammer, dat men heel vaak komt met bezwaren, die er niet Naar het Engelsch. „Goedendag, moedertje", zei de eerste. „Badt gij voor iemand, die daar ginds op zee is?" De oude vrouw nam hem van het hoofd tot de voeten op, vervolgens het meisje naast hem. „Mijn zoon is geen visscher", antwoordde zij, De oude vrouw keek onheilspellend naar haar. „hij is soldaat" „Wel, het is hetzelfde. Er zijn evengoed ge varen op het land als op zee, en juist nu groo- te gevaren. Waar is uw zoon nu?" „Aan het front", was het antwoord. "De goe de God alleen weet nog of hij leeft." Zij voeg de er wild aan toe: „Die hatelijke Duitschejrs! Ik heb hooren zeggen dat in Lotharingen, waar de Duitscbers kwamen, ons volk de wa terbronnen vergiftigde. Dat was goed gedaan goed gedaan!" „Neen, moedertje, dat was niet goed ge daan, als het gedaan is!" riep Blanche veront waardigd uit. Maar ik kan het niet geLooven van onze dappere landgenooten." „Het is goed zoo, antwoordde zij, „want rijke menschen zooals u praten zoo. Jullie, aristocraten kijken toe, terwijl wij arme men schen voortgedreven worden om te sterven. Mijn zoon 'was een boer; ik kon geen plaatsver vanger voor hem koopen, hij moest gaan." „Laat het u een troost zijn, dat hij vecht voor een edel doel." „Een edel doel. Wat geef ik om een doel: ik wensch mijn zoon. Als hij een fijne heer geweest was zooals u, zou hij veilig thuis zijn gebleven: maar hij was arm, zooals ik! al gezegd heb, en zij namen hem van mij weg mijn Jan. mijn eenigen zoon. O, het is een schande. En frs een God voor de armen en voor de rijken; en de armen moeten lijden voor al de zijn. Wij denken bijv. aan hen, die meenen, dat als de oorlog wordt uitgebannen en er geen leger meer zal zijn alle orde en disci pline weg is, want dan is er ook geep politie meer. Alsof het instituut van den politieman in de verste verte te vergelijken is met dat van een leger. Het verschil is" zeer groot en op duidelijke wijze werd dat onlangs uiteenge zet in „Kerk en Vrede" in een artikel van de hand van J. J. B. Wij doen er enkele gre pen uit. Al direct lezen we: „ieder land heeft een politiecorps noodig, om de orde te hand haven en veiligheid en rust te waarborgen. Deze politie dient wapens te bezitten en zal ze ook wel eens moeten gebruiken. Enkele keeren zullen er helaas, wel eens slachtoffers moeten vallen. Want de menschen zijn nu een maal zóó, dat ze alleen met de zachte hand geleid kunnen worden. Soms moet de over heid wel eens met geweld tusschenbeide komen. Anders springen sommige kwaadwillige elemen ten uit den band, gaan soms over de anderen een schrikbewind voeren. Zoo zal men dus overal een degelijk en goed georganiseerd po litiecorps noodig hebben". Na dit betoog komt schr. op het principieele verschil dat er is tusschen politiecorps en le ger. „De politie, gesteund door de justitie, tracht de gerechtigheid te handhaven. Zij gaai misdaden tegen, legt de hand op de overtreders en tracht zoo een veilig, ordelijk en vredig sa menleven mogelijk te maken. Een leger doet precies het omgekeerde. De gerechtigheid neemt de vlucht, waar 't leger zich in beweging stelt. In den strijd der volken worden alle mensche lijke en goddelijke geboden in het tegendeel verkeerd. De landen worden verwoest, de wel vaart gaat verloren, de burgers vaak noodeloos gekweld. Een algemeen zedelijke demoralisatie is het onvermijdelijke gevolg. Men leze maar de verschillende oorlogsromans. De politie tracht zoo lang mogelijk sparend te werk te gaan, soms is zij zelfs wel eens heel lankmoe dig. Vergrijpt ze zich eens een enkelen keer, zoo moet zij daarover heel wat hooren. Maar een leger gaat uit met een heel ander doel, n.l. zooveel mogelijk den vijand te benadeelen en te vernietigen van zijn menschen materiaal en ander materiaal.'De politie doet haar uiter ste best, de onschuldigen voor last en onheil te vrijwaren en alleen schuldigen te treffen. Vrouwen, kinderen, grijsaards worden zoo zorgvuldig mogelijk ontzien. Getroffen mag al leen worden wie zelf kwaad doet. Wanneer men echter in den volgenden oorlog met eenig suc ces wil meedoen, zoo zal men zich moeten keeren, niet zoozeer tegen den soldaten van den vijand, als wel tegen de burgerbevolking thbooorus nibmeijbr groningen achter het front, die men door aanvallen uit de lucht tot wanhoop drijven en lam slaan moet". Wij wilden hier gaarne den schrijver nog wat aanvullen, door te wijzen op het groote onrecht ook tegenover de menschen van het leger zelf, dit instituut doet onrecht aan de hoogst, zoowel als aan de laagst geplaatsten in de landen, daar ze elkander moeten vernietigen, zonder ooit persoonlijk iets met elkaar te heb ben uit te staan. Zij treffen elkaar, maar heb ben „geen kwaad" gedaan, willen niets liever dan als rustige burgers hun eerzaam stuk brood verdienen en in vrede leven met hun naaste. Grenzerj veranderen die gevoelens niets. Verder zegt de schrijver van het artikel, dat „een politieagent, zelfs in ons land een geëerd en geacht burger is. Hij wordt over 't algemeen gerecruteerd uit de meest degelijke kringen van ons volk. Hij heeft zelfrespect, gevoel van eigen waarde, daar hij beseft, dat hij recht en ge rechtigheid handhaaft, en pal staat voor ze delijke goederen van hooge .waarde. Soldaten gruwen van dat zinnelooze en goddelooze men- schenmoorden en -slachten. Zij moeten vaak met revolvers en kanonnen voorwaarts gedre ven worden, wat bij de politie natuurlijk nooit noodig is. Zij verachten ten slotte zich zelf en duurt hun verblijf aan 't front lang, zoo trekt al het zedelijke en menscheliike al meer uit hun wezen weg. Als men dus de waarheid onbevooroordeeld erkennen wil, zal ieder bij eenig nadenken, toegeven, dat er een principi eel verschil is tusschen een politiecorps en een leger. Men kan vóór het eerste zijn en tegen het tweede, Moge de tijd aanbreken, dat het gezond verstand en de goede wil van alle menschen dit tweede, als overbodig terzijde stellen, als iets dat vroeger nog beschouwd werd als noodig en als de éénige weg om den 'vrede te bewaren, dat dan echter gezien wordt als een. middel dat erger is dan de kwaal. Ach, wanneer? VLISSINGEN. Geslaagd voor het examen bin- nenlandsche bestuur in Indië onze vroegere stadgenooten J. Visser en A. Raamsdonk. Tegen 1 September zijn wegens slapte in het bedrijf bij de Steenkolen Handelsvereen. 20 werklieden bedankt, waarvan er enkelen worden overgeplaatst naar Rotterdam. Alhier is aangekomen het Engelsche s.s. „Meryl" met een lading melasse voor Bergen op Zoom. Op de Noorderbegraafplaats werd het stoffelijk overschot ter ruste gebracht van den noodlottig omgekómen tramconducteur J. Sinke Toespraken werden gehouden door dein heer Verton, hoofdbestuurslid van den Ned. Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel, A. F. Linse voor de directi een Jongbloed namens een 2-tal vereenigingen. Een broeder van den overledene dankte voor de eer zijn broer bewezen. Op het kruispunt Singel-Van Dishoeck- straat had een aanrijding plaats tusschen een automobiel en een wielrijder. Deze laatste viel en verkreeg enkele ontvellingen. De bestuur der van den auto was niet in het bezit van een rijbewijs. De politie heeft de zaak in han den. Van een, rond de muziektent nabij de steenen trap rijdende automobiel, sprong de voorband, waardoor de bestuurder de macht over zijn stuur verloor, en de auto omsloeg tegen (de balustrade van de trap. Gelukkig liep alles nog goed af. Een der wielen stak reeds boven de trap uit, zoodat, indien bet voertuig niet tijdig tot stilstand was gekomen, het langs de trap zou zijn neergestort. Een ongehuwde timmerman had het on geluk, een uit de rails geloopen kipkar op zich te krijgen, waardoor hij een 'been brak. Per auto werd de man naar het St.-Joseph- ziekenhuis vervoerd. Van hier vertrokken de sleepbooten „Her mes en Goliath, zoomede de Oostzee om even- tueele assistentie te verleenen aan het om hooggevaren s.s. „Randfontein", dat door de dikke mist op de zandbank „De Parel" terecht kwam. slechte daden, die onze regeerders doen." Aldus sprekende en meer dan eens in een dof gemompel vervallende ging de oude vrouw langzaam weg. Vader en dochter keerden in een treurige stemming terug en wandelden langzaam langs de toppen van de rotsen. Ver beneden hen zoo ver, dat de klap wiekende zeemeeuw niet grooter dan een vlin der scheen braken de golfjes van de kalme zee op de steenen van de kust in een smalle lijn van wit schuim. Het was vloed en een klein eindje van de kust af verrees een groot blok kalksteen aan den voet begroeid met zeewier en aan alle kanten door water om geven. Onophoudelijk hoorde men een dof gebrom evenals het geluid van een kanon. „Wat is het hier stil en vreedzaam", zeide de Chevalier. "Als men hier zoo rustig staat, zou men niet denken, dat er zooiets als oorlog bestaat". „Ja", zeide het meisje" zich aan hem vast houdende: „maar God is goed: het oorlogsveld is ver weg, en wij zijn hier veilig." Het gezicht van den man versomberde en droeg weer die zorgelijke uitdrukking evenals bij het gesprek aan de kerkdeur. „Blanche, mijn kind, hoorde je wat die oude vrouw zei? Zij had gelijk. In dezen treu- rigen oorlogstijd treft het kwaad de armen, teriwljl [etfe rijken gespaard worden. En dat is niet rechtvaardig". Zij keek ernstig naar hem op, alsof zij niet goed begreep; wat hij bedoelde,voor ze ant woordde. „Maar het zijn niet alleen de armen, die nu voor het vaderland vechten. De kranten staan vol met de namen van het, die onder dienst gaan en de bloem van onzen ouden adel is onder hen. Velen zijn zelfs als gewoon soldaat gegaan.," Het gelaat van den Chevalier werd r6od, maar de blos verdween langzamerhand en de oude trek van zorg keerde terug. „Kom, Blanche", zeide hij gehaast en zij wandelden verder. Na eenigen tijd het voetpad langs de rotsen gevolgd te hebben, gingen zij een plateau, begroeid met gras en thym over en kwamen toen op velden, waar den geheelen zomer het gele koolzaad gegroeid 'had. Nu kwamen zij in de schaduw van dennebosschen. Een klein hek gaf toegang tot een smalle laan, die tus schen de boomen liep en nadat zij eenigen tijd die laan gevolgd hadden, kwamen zij ii\ 't gezicht van 't oude kasteel, dat gedurende vete geslachten de woning van de tamilie ge weest was. Het was en ouderwetsch huis, met een groot terras op het zuiden en aan alle kanten omringd door bosschen en weiland. De tuin voor het huis wa,s aangelegd met schaduwrijke wandelpaden en achter het huis waren ver scheidene boomgaarden. In het zwakke licht van dien herfstdag bekeken, zag de plaats er wat vervallen en verwaarloosd uit, want de Chevalier de Gravrolles, schoon van een oud geslacht was niet rijk, en achtte het om vele redenen noodig zijn inkomen zuinig te beheeren. Eén tuinman, die soms hulp had van Housel, de boschwachter, moest de bloem bedden en tuinpaden in goede orde houden, een oude bediende en ee ndienstmeisje moes ten toezicht houden over de zaken binnenshuis. Een pauw liep met trotsche schreden over de paden van het kasteel en spreidde zijn prachtigen staart in de noode kleuren van de ondergaande zon. Toen zij dichterbij kwamen, verliet Blanche haar vader en liep naar den vogel, die haar met zijn hard, onwelluidend geschreeuw be groette. Zij stond daar glimlachend met uitgestrek te hand. De glans van de ondergaande zon viel op haar en bescheen haar jeugdige schoon heid met een licht uit een and're wereld. Haar vader stond naar haar te kijken en zijni oogen vulden zich met tranen. „Arme Blanche", mompelde hij, „ze is nu zoo gelukkig". Hij ging op het terras zitten en stak een sigaar op. Zijn gedachten gingen terug naar den dag, waarop zijn lieve vrouw gestorven was, hem met dat eenig kind als een eenzame weduwnaar achterlatende. Sedert dien tijd was Blanche de vreugde en troost van zijn leven geweest. Samen hadden zij in de eenzaamheid gewoond, daar zij weinig of geen menschen zagen en slechts zelden hun huis verlieten. Een onderzoeker bijna een ge leerde had hij van den beginne af een af keer gehad van den militairen loopbaan, al- zoo niet handelende volgens de tradities van zijn geslacht. In zijn jeugd was hij officier in het leger geweest maar toen het keizerrijk kwam, had hij den dienst verlaten, was ge trouwd en leidde het leven van een rustig land-edelman. Zoo kWam het dat hij op middel baren leeftijd zonder bezigheid was. Toen kwam den grooten oorlog, de val van het tweede keizerrijk en de eerste gebeurte nissen van den Germaanschen inval. De klank van d eftrompet had hem "met plotselingen vrees vervuld temidden van zijn vreedzame studie en spoedig was hij een prooi van ver driet en onrust. Zooals afgesproken was kwam Vader Andrê hn zij gebruikten met hun dieën het middag maal in den grooten eetzaal van het kasteel, door Hubert, de oude huisknecht bediend, die gekleed ,was in de livrei van de familie. Meer dan eens gedurende het maal kwam het cesprek tP het onderwerp van de publieke belangstell ling; de kleine priester door den wijn verhit, had nu ^tegenheid zijn norlo^uohtige roplen* te herhalen tot zeer p-roote vreugde en hiival van den ouden Hubert, die In riin omwinding en nieuwsgierigheid de schotels bij na Tiet vallen. Ten laatste stond Blanche op, Hubert (ring weg en de twee heeren waren alleen gelaten bij hun koffie. (TOordl

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 1