oor Song en Oud
Robie Crusoë
SNUFFELGRAAG EN KN AG EL IJ NT J E.
OVER DRIE WEKEN
ONS JEUGDVERHAAL
ft
begint onze nleuwej
kind e rv er telling
met plaatjes 'genaamd:
Interessante en verma
kelijke avonturen van
een Moderne Robinson
Crusoë met aardige
teekenlngen.
WEGEL IN G*S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 26 JULI 1929 No. 90.
EEN ONGELUKSVOGEL.
Herbert noemde zichzelf een echte ongeluks
vogel en het scheen dikwijls alsof hij het ook
inderdaad was, wanl er waren niet veel din
gen. die hem meeliepen. Zoo bijvoorbeeld,
Andere jongens en meisejs konden de dolsle
dingen verzinnen en doen zonder daft! d)e( on
wijzer er ook maar iets van merkte, maar niet
zoodra zou Herbert eens een streek uithalen
of zijh toeleg was al ontdekt nog voor hij aan
de uitvoering er van begonnen was.
Jammer dan zeiden de andere kinderen ook,
dat Herbert een echte ongeluksvogel was.
Thuis echter was het anders. Herberts moe
der werd altijd een beetje kwaad als zij hoor
de, dat men haar jongen een ongeluksvogel
noemde.
Herbert Is heelemaal niet ongelukkig, zei
ze dan, hij is alleen maar vreeselijk dom en
roekeloos en daardoor haalt hij zich altijd
rampspoed en ongeluk op den hals. Hij zal
nooit verbeteren
Ln Herberts' vader dacht er al net zoo over
Niet dat hij dit met zooveel woorden zei, maar
hij liet het des te duidelijker voelen. Meermalen
had Herbert, als hij huilende van de straat
kwam en in huis het medelijdein zijner ouders
zocht, hem iets hooren mompelen van „Ver
diende loondomme rekel".
Hij| <d; urfde zich dan ook maar zelden bij
zijn vader over zijn ongeluk en narigheid te be-
kiagen, daar hij altijd een beetje bang was op
een flink pak slaag onthaald te worden..w
„Ongeluksvogels bestaan er niet", zei zijn vader
dikwijls. Er zijn zeevogels en landvogels, er zijn
tamme vogels en roofvogels maar ongeluks
vogels, daar heb ik nooit van gehoord. In den
dierentuin zijn ze ook niet.
Aldus snoeide hij Herberts mond.
En dat was maar goed ook, want eerlijk
waar het is te dol om vvan iemand ver
onderstellen, dat hij alleen maar op de wereld
is,om tegenslag en moeilijkheden te onder
vinden cn zeker niet een kleine jongen, die
nog niets anders te doen heeft dan loeren
op school en spelen met zijn vriendjes. Bij
groote mensehen is het nog wel eens anders,
maar ook die worden niet alleen door het on-
geluk vervolgd; eenig geluk is er in het leven
voor hen ook wel te vinden.
Onze vriend Herbert blééf echter bij zijn
meening omtreni zijn eigen rampspoedig ge
sternte en het is gek, maar zoolang hij er
zelf aan geloofde en aan dacht overkwam
hem ook altijd het eene ongeluk na het andere.
Op een goeden *dag, het was prachtig weer
en de scholen waren gesloten wegens de groo
te vacant ie, had Herbert zijn stelten eens
voor den dag gehaald. Trotsch als een paauw
stapte hij over de straten en bed ach tl zoo
in zich zelve, dat het leven nog zoo slecht
niet was als het zonnetje scheen en je vacan
tia had. Alleennu moest hij eens niet
zoo'n pechvogel zijn, zie je, nu moest hij eens
zijn net als al de andere jongens, die alles
'konden doen wat zij wilden, zonder dat zij ooit
eens ergens een ongelukje mee hadden. Hij
moest
Maar verder dacht Herbert niet, want opeens
bleef een zijner stelten tusschen de straatstee-
nen haken en sloeg hij voorover op straat. Ge
lukkig wist hij er op hpt allerlaatste oogenblik
nog juist af te springen, anders zou hij zeker
een heel leelijken smak gemaakt hebben,
Zie je, bromde Herbert hardop, daar tui
mel ik weer van mijn stellen af en komt dal
nu omdat ik geen stelten kan loopen. Neen,
dat komt alleen omdat mijn stelten tusschen
de steenen blijven haken. Zooiets doen de
stelten van andere jongens niet....
Maar Herbert vergat te bedenken dat hij
bezig was op zijn stelten te loopen zonder
op te letten. Hij dacht te veel aan het mooie
weer en aan de vacanlie en hij vond het juist
zoo jammer d at hij altijd zoo ongelukkig was.
Daardoor kwam het dat hij niet zag hoe zijn
stelten in de kieren tusschen de steenen raak
ten en, natuurlijk viel hij. Dat deden andere
jongens niet, tenminste als zij niet even dom
waren als roekeloos.
Herbert zuchtte, terwijl hij weer overeind
krabbelde en zich de pijnlijke plekken wreef
Wat zal ik nu doen, dacht hij. Het gebeurde is
beslist een waarschuwing voor mij geweest dat
ik niet verder stelt moet loopen, anders ge
beurt er nog iets ergers. Ik moet dus wat
anders verzinnen om te spelen. En zoo pain
zende, en zichzelf wijs makende dat het ge
beurde een waarschuwing voor hem geweest
was, liet hij zijn blikken over de straat dwalen,
toen hij opeens een grooten plas zag, die ge
vormd was door het regenwater der laatste
dagen, Idiat niet had kunnen wegloopen
Hoera, 'dacht Herbert, dat is prachtig. Een
plas van bijna twee meter breed... het lijkt
wel oen sloot. Ik ga slootje springen..
En zijn beide stelten achter zich aan slepend,
holde hij naar het modderige regenplasje.
Toen hij er dicht bij was, Het hij zijn stelten
vallen en wilde met een fikschen aanloop zijn
EEN TAMME LEEUW.
't Circus 'kwam vandaag in stda,
Jongens wat een pret was dat.
Jan en Mien zagen den leeuw.
Wit van schrik gaf Mien een schreeuw.
Niet alzoo haar broertje Jan,
Die had dadelijk een plan.
Thuis keek hij eens duchtig rond,
Envond moeder's nieuwste bont.
Fok, de hond, dat zie je hier.
Wordt een erg verscheurend dier.
't Leeuwenbeest met maan en staart,
Staat daar waarlijk onvervaard.
Toch wordt Fokje spoedig kwaad,
Woedend hij aan 't rukken slaat.
Eind'lijk dan valt moeder's bont,
Half vernield weer op den grondl
Maar, o wee, als moes hef ziet,
Krijgt zij 'n kleur van puur verdriet.
Mientje huilt om 't ongelulfc
Moesjes mooiste bont isstuk.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige week:
1. Een winterkoninkje.
2. Al te goed is buurman's gek.
3. Hij zei: „Vroeger was het Trui maar tegen
woordig is het Jumper".
4. Een leugenaar.
KRUISWOORDRAADSEL.
Dit klaverblad, dat er zoo op het eerste ge
zicht tamelijk onschuldig uitllziet, zal je bij na
re kennismaking, waarschijnlijk niet erg mee
vallen. Het is n.l. een kruiswoord-raadsel en
g
rz
61
ei
Cl
91
SL
*n
u
01
S
9
nog vel een van de moeilijke soort. Het is dus
geen werkje voor de heele kleine kleuters
maar wel voor broer en zus van boven de lien.
Nu kt op; hieronder volgt hoe het moet:
Er zijn twee soorten van vakjes, n.l. die on
der elkaar staan en die naast elkaar stadn.
We beginnen natuurlijk bij het cijfer i. In tic
vier vakjes onder het cijfer een moet een
woord worden ingevuld dat beteekent gevvaid
of kleed.
Cijfer 2, vier vakjes: een toespraak,
3, twee vakjes: een meisjesn.ia n (verk
4, twee vakjes: een muzieknoot
sprong wagen, maar gelukkig hield hij zich
nog net bijtijds in, toen hij zag dat de plas
heel wat breeder was, dan hij in de verte ge
dacht had. Het was meer dan twee meter.
Zulk een sprong durfde Herbert nieit te onder
nemenO, in de gymnastiekzaal, dat was
wat anders. Maar hier over dien plas.Stel
je voor, dat hij mis sprong, dan lag hij meteen
in het modderige nat
Neen, daar moest hij' wat anders op verzin
nen. Herbert dacht even na, en opeens verhel
derde zijn gezicht, dat eerst wel een beetje
teleurstelling had vertoond. Hij greep een zijner
stelten en zwaaide het ding dol van pret boven
zijn hoofd. Hoera, hij ging polstok springen.
En de daad bij het woord voegend, nam hij
een aanloopje, zette den stok onder het loopen
vlug in hot midden v,an den plas en vloog
met een hoogen en sierlijken boog naar de
overzij, waar hij licht voerend neerkwam.
Tsjonge, dat ging fijn. Net in het midden van
den plas was een steen, die iets boven de ande
re uitstak. Daar kon hij net goed zijn stok te
genaan plaatsen. Op die manier kon hij niet
uitschieten
Vlug liep Herbert terug en sprong nogeens
van denzelfden kant af over den plas. Het
ging heerlijk en hij deed het telkens en telkens
weer. totdat het hem begon te vervelen, dat
hij steeds om moest loopen.
Waarvoor doe ik dat eigenlijk. Als je
in de weilanden over de slootjes springt, moet
je toch ook van beide kanten kunnen afzetten.
En ik loop hier steeds als een dolleman heen
en weer te draven. Alleen omdat ik aan den
anderen kant zeker weet dien uitstekenden
steen te vinden. Nu, aan dezen kant zal hij'
ook wel boven de andere uitsteken
En Herbert zette zijn stok in het water,
voelde een beetje houvast en sprong. Het ging
prachtig mèar juist in het midden, toen de
springer hecht op zijn stok stond, was het
alsof het hout een weinig schudde, maar ach.,
Herbert lette daar niet op en nam van den
anderen kant alweer een nieuwen aanloop om
met oen hoogen boog weer neer te komen. En
weer deed hij den sprong, in zichzelf Juichend,
dathy zulk oen fijn spelletje verzonnen had...
(Wordt Vervolgd.)
6, twee vakjes: een bepalend lidwoord.
8, vijf vakjes: een huishoudelijk artikel
9, vjjf vakjes een Fransch woord voor
koningin. Als je geen Fransch geleerd
hebt denk dan tnaar aan iets dat erg
zuiver is.
10, zes vakjes: een snoever.
11, twee vakjes: een muzieknoot.
13, twee vakjes: komt van een kip or
een eend.
14, zes vakjes: dappere mannen
16, vier vakjes: hebben de vogels.
„17, vier vakjes: staat aan den hemel,
18, twee vakjes: een bijwoord.
19, twee vakjes: gefluister (om stilte te
verkrijgen.)
21, twee vakjes: zit in een kast of tafel.
23, twee vakjes: een voegwoord.
Ziezoo, als jullie deze woordjes gevonden
hebt, volgen de heel moeilijke, n.l. die in de
vakjes welke naast elkaar staan moeten komen.
Let op:
Cijfer 3, zes vakjes: een kleurling.
5, twee vakjes: een latijnsch woordje.
(zeer bekend)
6, twee vakjes: een bepalend lidwoord.
7, vier vakjes: wien eere toekomt.
9, twee vakjes: een muzieknoot.
10, twee vakjes: een verzuchting (als
het heel warm is.)
12, twee vakjes: een persoonlijk naam
woord.
„15, twaalf vakken: een groot vreemd
woord, dat in den handel veel ge
bruikt wordt voor „overzendingen"
en overdrachten".
18, twee vakjes: een voegwoora.
19, zes vakjes: oen stoomfluit (op een
schip b.v.)
22, vier vakjes: zit ;ian een schip.
25, twee vakjes: dit behoef jc. feitelijk
niet op te lossen, want dit komt van
zelf, maar voor vie hei heel graag we
ten wil: een bekend merk motoren.
765 Luister eens muisjes, zei de walmende 766 Wij kwamen netjes vlak voor meneer Keu
man, je moet mij de geheele geschiedenis
eens vertellen. Dan schrijf ik die in de
krant. En die andere meneer, die zoovee!
ham en kaas gegeten heeft, die zal jullie
uitteekenen.
kenschoorsteen op het bureau zitten ent
Knagelijntje begon te vertellen. Ik luis
terde of ze 't goed deed en d(e meneer
luisterde ook.
767 Intusschen was de dikke meneer bezig om
ons uit te teekenen. Nu, dat vonden we een
heel erg hooge eer, want het is nog maar
zelden een muis overkomen dat ze door
een mensch geportretteerd werd.