oor Song en Oud ONS JEUGDVERHAAL kNAGELIJNt. WEGELING'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 19 JULI 1929 No. 29. EEN POPPENDROOM. (SLOT) Zoo leuk was het, die kleine poppenhandjes in dal mofje. Hi, Mies hield nu al een massa van dat popje en nu was het nog niet eens van haar. Als zij het popje nu eens kreeg, hoe zou zij het dan noemen? Het moest een mooie naam hebben, dat stond "ast. En terwijl Mi esje ernstig en diep nadacht over het lieve naampje, dat zjj haar popje zou geven, ging er plo'seling een deurtje open van haar speelgoedkastje. Trip, trap, tr'p, klonk het zachtjes in de kamer en in een rij kwamen al haar oude poppen naar Miesjes bedje toegc- stapt. Dat was gek hé, maar het gekste van van alles was, dat zij het mooie popje uit den winkel ook b(j zich hadden en behalve da' popje waren er nog twee, ook uit dien grooten winkel. Miesje zag het opeens heel duidel(jk. Haar mondje ging open van verbazing en ook wel van een beetje schrik, maar plotseling werd zij overmand door een gavoel van groote vreugde. Ben jij het popje uit dien winkel? vroeg zij opeens aan het mooie figuurtje met het mofje. Ja, knikte het popje. O, riep Mietje verrukt, wacht ik sta op In een wip was de kleine meid haar bedj' uit. Zij trok vlug haar eigen stoeltje naar h*t midden van de kamer en zette het mooie pop je netjes naast zich op den grond, z.oo dat het gemakkelijk tegen haar been'je kon leunen. De andere poppen gingen heelemaal uit zich zelf in een groote rij om haar heen zitten. Welk spelletje, zullen we nu spelen? vroeg Miesje. Neen, zei het nieuwe popje, we spelen nog niets, ik moet eerst een naampje hebben. O, ja, juichte Mies. la'en we met z'n allen dan eens wat moois verzinnen. Wat denker jullie van Truus, zoo heet mijn buurmeisje ook, Neen, antwoordde Teun, de Jongenspop, ik vind Truus niet zoo erg aardig. Je buur meisje bedoel ik, want die trekt mij altjjd *an nijn kor'e haren. Vandaag of morgen rukt zij mijn pruik nog eens af. Bovendien krflg je er 'ast mee, want als fe dan eens Truus" roept, weet niemand of je de pop of het buurmeisje bedoelt. Jij bent heel verstandig, Teurt, moest Mies bewonderend bekennen. Eerlijk gezegd bad zij zooveel juist inzicht niet bij haar Teun- te verondersteld, omdat hij a'tijd zoo stil was. Ik stel voor ,.Paulien". zei de babvpop. Jij bent een echte baby, lachte Mies, Pau- Men is wel een heel mooie naam. maar het F niet zoo'n erge lieve naam en wij zoeken nu immers een lieven naam. nietwaar? De babv kroeg een kleur en hield verder haar mondje dicht. Ik zou zeggen „Hubertina" vond Lijs Je, biesjes oudste póp. Maar nu bars'te de geheele poppenvergade- •ing in een luid gelach uit. Neen, maar zeg, vat was die malle Lijsje opeens deftig gewor- Vn. Hubertina was te mooi, dat vonden zij •Memaal. Oneens keek Mtesje naar K'aas. haar andere oncenspop, die zij nog van haar goeden oom Edward uit Ind'ë gekregen had. Klaas was al- tjd zoo verstandig en vlug van tong. Nu zat ij ech'er stil en zei niets. Wat is er met jou Klaas? vroeg Miesje, waarom help je nieet mee om een naam te >edenken? Klaas kuchte eens en zei toen met een ver baasd gezicht: Ik begrijp niet, dat jullie zoo lang werk •ebben om een naam te vinden. Ik zou zeggen als iemand een lief naampje moet hebben, moei 'e hem noemen naar een mensch, dat heel erf 'lef is. Denk nu eens even goed na; hoe hee moesje. Elsje, Juichte Mies. terwijl zij hoog va" haar stoeltje opsprong. Klaas, Jij bent de wijs heid zelve. Elsje, Elsje, Elsje, riep nu het geheele ryoppenkoor opgetogen. Dat vonden zij alle maal een prachtigen naam. Natuurlijk. Als moesje zoo heette, moest het nieuwe popje naar haar genoemd wonden. En het nieuw •xjpje zelf lachte ook heel gelukkig mee. Zii wfts ook blij met haar kort maar lief naampie Nu de twee andere poppen, zei Mies. want zij herinnerde zich opeens dat er nor 'wee poppen uit dien grooten winkel waren meegekomen. Maar wat was dat nu? Hoe zij ook keek nergens zag zij die twee andere poppen meer Dat was gek; zij had niet gezien dat zij warer weggegaan. Wel zij zou het maar een- aar Klaasje vragen, die wist het misschien wel. Klaasje, waar iswilde zij vragen, maar nu ontdekte zij tot haar starre verbazing -'at Klaas ook al niet meer op zijn p'aats zat 7tj zag hem nog maar heet wazig en 'erwijl zii raar hem keek en verdween hij lang7aam in d< verte. Ook de andere poppen kon zij niet zoo -'uïde'ijk meer z<en. Hoe langer hoe vagT wr -*em haar omtrekken en tenslotte was zij no ma ar alleen. O. dacht zij met een angstig gevoel in haar hartje, als nu Elsje er nog maar Is... Snel keek zij rond. In. hoor, daar zat Elsje recht tegenover hnar Gek, dan was het pop|e 'och van plaats veranderd, want het had den ganschen tijd immers naast Miesjes stoeltje gezeten. Maar dat deed er eigenlijk minder oe. De hoofdzaak was, dat zij Elsje nog had. Wat keek het popje haar lief aan. Miesje kan haar lief aan. Miesje kan niet nalaten te fluis- eren: Elsje, Elsje, wat ben je toch een schat je. Maar daar werd zij opeens aan haar arm tetrokken en hoorde z(j een beetje boos zeg- ?en: Hé, daar, wat is dat? Jij mag mij niet bij mijn naam noemen, hoor. Ik ben je moesje en niet je Elsje, kleine meid. Begin je zoo je zesde jaar? Verschrikt keek Miesje rond. Daar bemerkte zij eindelijk dat zij met de oogen open in haar bedje lag. Het zonlicht drong haar kamertje )innen en vlak over haar heen gebogen stond moes. En haar nieuwe pop zat tegenover haar -echt-op tegen de leuning van het ledikant je. Miesje lachte flauwtjes en fluisterde: Rare moes, ik zei geen Elsje tegen U maar mjjn pop heet zoo. Kom, kom, lachte moes, heb Je haar dan naar mij genoemd, Miesje? Waarom eigenlijk? Natuurlek omdat zij zoo lief ig, moeder. Miesje lachte, terwijl zij vlug rechtop in haar bedje ging zitten en liaar handjes begeerig uitstak naar de nieuwe pop. Maar moeder trok ïaar kleine meid dankbaar naar zich toe. Zij zoende haar hartelijk en zei blij: Dat noem ik nog eens aardig van je Mies? En nu voor alles hartelijk geluk gewenscht met je jaardag hoor. Ik hoop dat je lang en prettig met Elsje zult spelen en ook dat je zeir een lief kind zult blijven voor deze groote Elsje Natuurlijk, moesje, lachte Mies en toen •erlelde zij dadelijk in geuren en kleuren haar droom met de poppen. Moeder had de grootste nret en zei, dat het niet heelemaal een droom geweest was, want het deurtje van het speel- 'oed-kttitje was echt opengegaan en de pop Elsje was er ook wel degelijk uilgekomen en bij Mlesj" komen zllten, Manrdat had moeder zelf allemaal gedaan, gisteravond, toen Miesje bezig was zachljes in te dommelen. EN SCHILDERIJ. Als dit nu geen echt schilderij, is, dan weet ik het niet meer. Zoo heelemaal echt uit den ouden Hjd, de prachtige costuums en dan die eerbiedige houding van den jongen. En iet eens op hel echte ouderwetsche venster. Neen, echt waar, hoor, hel zou een doek van Frans Hals kunnen z^n of van Rubens. Alleen is het jam mer dat de kleuren nog ontbreken. Of neen, jammer is dit niet, want nu kunnen jullie er je talenten nog eens op beproeven. Neem dus vlug je kleurdoos of je walerver. bij de hand en kijk hel geval eens aan. Zou er iels moois van te maken zijn? Ik geloof het wel. Als je nu de japon van het meisje eens zacht rose kleurde en het brocaat van voren goudkleurig maakte? Dat zou wel fijn zijn. liet haar is natuurlijk hoog blond\ en het dia deem van echte diamanten met veel goud er bij. De kleeren van den jongen zijn echt een voudig; ik stel voor hem een bruine pij te jeven met donkerblond haar. Zijn kousen kun- aen dan donkerrood zijn. Als je op deze plaat nu eens echt je beat loet, dan kan zij best zoo mooi worden dat er een lijstje omheen komt. Maar dan moet e bij hel schilderen niet al te veel water ge bruiken, daar dan het papier wellicht uitvloeit. VERLEGEN TEUNTJE. Teun moet met zijn broertje rijden, Ach, wat vindt hij dat toch naar. Hè, denkt hij, ik mag toch lijden Dat broer loopt het volgend jaar,... "t Rijden zelf is 't ergste niet, Maar een ieder kijkt je aan, Als je vriend je soms eens ziet, Blijft hij spottend voor je staan. Toch, als jongens hem bedotten, Houdt vriend Teun zijn ooren dicht. Maar als meisjes hem bespotten, Krijgt hij snel een food gezicht. Toch Teun, vind ik, eerlijk waar, Je een flinke, leuke vent. Laat de anderen spotten maar; En jij moederis hulpe bent. RAADSELS. Oplossingen van de vorige week. 1. Een schop. 2. Roode, gele, en witte kolen. 3. Een varken. (Vroeger hing men een ge slacht varken op een leer (ladder). 4. Rotterdam. 5. Potlepel Lepeltop. fl. Horlogemaker. 7. Leerdam NIEUWE RAADSELS. 1. Een koning ben ik maar heel klein, Mijn jasje is zoo zacht en fijn, Wie weet er hoe mijn naam moet zijn? 2. Hieronder staat een spreekwoord, waar mede gezegd wordt, dat altijd te goed zijn niet goed is. Lees het eens. aabdeeeggikmnorsstuu 3. Een boer, die met zijn tijd meeging, wilde zijn kind bij den burgerlijken sland laten in schrijven onder den naam „Jumper". Waarom deed die boer dat? 4. Wie zegt dat hij iets is dat hij niet is? Ï61 Op een keer gluurden K.nagelijn'je m ft 762 Weet Je wat, KnagdLijatje Die nws- 761 De mannen staarden ons verbaasd aan. 764 De man legde rijn. hand op bet bureau. uit de lade. Onee meneer zat te praten met oen anderen erg dikken meneer. Die Uet teekeningen sier met muizen er ep. Dei vonden vJJ srg lollige plaatje*. neeren sullen ons geen kwaad doen. La ten we maar eens kennis gaan maken. Plot seling wipten we op het bureau gingen vlak voor ztfn neus staan en musktan een diaga fcutfag. Wie zijn Jullie? vroeg de meneer met de rookwolken. Wij zijn Snuffe'graag en Kna- gelijntje vertelden wij. Wij wonen met onse heets familie Ia de la van uw bureau. Wij waren niets bang en gingen direct op die hand slaan. Toen kwam ook de dikke meneer -nabij en allebei bekeken se out van neus tot staart

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 3