üraagenjftanbod
vROSSEM's ZEEPAARD 15»
EEN GEBED
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
EERSTE BLAB
Kloosterb
Zomersproeten
Sprutol. Bij alle Drogisten
35e JAARGANG
VRIJDAG 10 JULI 1920
DRUKKERIJ
H. WEQELINQ
VLISSINGEN
t DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
ABONNEMENTSPRIJS
40 CENT PER 3 MAANDEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT PER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT
CONTRACTEN SPEC TARIEF
Uitgave H. Wegeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vllssingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
No. 20
DRUKKERIJ
HL WEGELING
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
)pierpLjn.
cLctdelLjV^wry ver* roet" Kei
cer*ig® rvVicidel doF tok
diep in Llw spieren dooc
cLrincjt -er* Lionel vvfeer
Ier* maal^: AKKpr'd
7.
LICHTE MARYLAND BAAI
IN PATENTVERPAKKING.'
Wi] zorgen voor
nette uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst In prijs 1
fflegelingsllieumsblad\
Ook op het gebied
v an Kantoor- en
Schrijfbehoeften
zijn wij goed en
goedkoop I
Aan een „Open Brief' van Ds. P. W. Foeken
in „De Roepstem" ontleenen wij het volgende
over Gifgassen:
Wij schrijven dezen brief niet onder den in
vloed van het bekende oorlogsboek, dat zooveel
opgang maakt: „Van het Westelijk front geen
nieuws", dat door Prof. Obbink werd aange
kondigd met deze woorden: „Hoe men verder
denke over het vraagstuk van den oorlog, één
ding staat na lezing toch wel vast: dit mag
nooit meer geschieden". Neen, wij schrijven
dit meer naar aanleiding van wat we den laat-
sten tijd konden lezen over den modernen che
mischen oorlog, dus over den gasoorlog. Wij
kunnen ons geen voorstelling van deze gruwe
lijkheden maken; Maar een heel klein beetje
begrijpen we er van, als we lezeiri van de
vreeselijke tooneelen bij zulk een gasaanval 22
April 1915, waarbij de aan den verstikkingsdood
overgeleverde Canadeezen terug wankel end, hun
longweefsel uitbraakten. En dat lot dreigt niet
alleen de soldaten aan het front, dat gevaar be
dreigt straks ook de burgerbevolking van Am
sterdam of Haarlem, de zieken in de ziekenhui
zen, de zuigelingen in de wieg. Men zou den
ken, dat de volken wat wijzer waren geworden
en dat zij op hun conferenties allereerst naast
elkander zouden gaan staan en zeggen: dat
nooit. Zooals ze eenmaal het gebruik van
dumdumkogels verboden, zoo ook dit. Ach
neen, wij hopen dat er wat goeds uit al de con
ferenties geboren zal worden. Maar voorloopig
moet men ook al maatregelen nemen om de
burgerbevolking te beschermen, tegen deze gas
aanvallen. En wat blijkt? Dat dit onmogelijk is.
De Duitsch-Nationale Partij stelt voor aan
den Rijksdag, om 3 millioen mark beschikbaar
te stellen voor bescherming van de burgerbe
volking tegen gasaanvallen uit de lucht. Wat
zegt generaal Von Deimling en die zal er
wel over kunnen oordeelen daarvan? Hij
schrijft o.m.: „Er is geen doeltreffende be
scherming t egen zulke aanvallen. De vermaarde
chemicus Prof. Haber, die in den wereldoorlog
de chef-constructeur van onze gifgassen was,
heeft eens tegen me gezegd: Tegen gifgassen be
staan slechts maatregelen van bescherming, die
in de practijk niet uit te voeren zijn. In de eer-
ste plaats de gasmaskers. Wie aan den oorlog
heeft deelgenomen, weet hoe moeilijk het is,
'ze pasklaar te maken. De kleinste gaping tus-
schen masker en gezicht of hoofdhuid, laat
het gas binnendringen en doet de bescherming
te niet. Hoe zal men dan zulke ingewikkelde
apparaten voor millioenenn menschen, ook voor
kinderen en zuigelingen, maken en onderhou
den? Ook zijn gifgassen, bijv. de blauwkruis-
gassen, die zoo fijn verstuiven, dat zij zelfs
door de beste maskers heendringen en de
dragers dwingen de maskers af te leggen. Dan
bestaan er nog giftige gassen, die op elke plaats
van het lichaam in de huid weten binnen te
dringen, en ten slotte staat de techniek niet
stil en kunnen iederen dag nieuwe gassen ge
vonden worden, tegen welke het op dat mo
ment als afdoende geldende gasmaskers, geen
bescherming meer geeft. Dat mocht het „Roode
Kruis" wel eens bedenken, bij zijn nieuwe prijs
vraag voor het beste gasmasker. Het gasmasker
dat vandaag den Roode Kruisprijs verlangt, kan
morgen of overmorgen door een nieuw gifgas
ondeugdelijk gemaakt worden. Derhalve moet
een bescherming door gasmaskers van een ge
heel civiele bevolking afgezien van de ont
zaglijke kosten, die ermee verbonden zouden
zijn, naar het rijk der fabelen verwezen wor
den. Iets beter is het gesteld met beveiliging
in voor gas ondoordringbare kassematten. Voor
j bepaalde aan bijzonder gevaar blootgestelde in-
dustrieele bedrijven kunnen zij waarschijnlijk
zelfs in aanmerking komen. Maar hun toepas
sing voor een geheel industriegebied of voor
de bevolking van groote steden is eveneens
niets anders dan een hersenschim. Militairen,
bij wie de kosten niet in tel zijn, eischen nu
al dat, bij ieder groot huis in een groote stad
een bomvrije kelder zal gebouwd worden en
bovendien moet iedere straat een „toevluchts
oord tegen gasbommen" bezitten. Men stelle
zich nu in werkelijkheid voor, dat Berlijn op
een goeden dag een gecombineerden aanval van
vliegtuigen met gifgas en witte fosfor (brand)
bommen te doorstaan kreeg. Welk een paniek
zou er ontstaan. Hoe zouden, bij zulk een pa
niek de volksmassa's, ook maar in iets dat op
orde leek, in de toevluchtsoorden bescherming
kunnen vinden? Hoelang zouden zij er moeten
blijven? Hoe moeten deze ruimten in dien tijd
geventileerd worden? Want de gaswolken krui
pen dagen lang dit hangt af van den wind
en de luchtstroomingen onzichtbaar langs
den bodem voort. Zij dringen in iedere spleet,
zij blijven hangen aan kleeren en schoenen, zij
vergiftigen de levensmiddelen met welke zij' in
aanraking komen en dringen ten slotte, omdat
zij zwaarder zijn dan lucht, óók in die kelders
in die „toevluchtsoorden" en vergiftigen het
water. Deimling besluit kort en krachtig: „Ie
dere mark, die het Duitsche volk voor zooge
naamde bescherming tegen gasaanvallen uit
geeft, is weggegooid geld".
Als we deze dingen lezen, zegt Ds. Foeken,
dan is het niet genoeg, om te vragen of de
„knappe" menschen van onzen tijd geheel
waanzinnig zijn geworden. Neen dan moeten
wij ronduit zeggen: dat alles is beestachtig en
satanisch. De duivel is instructeur van deze
dingen.
/SirLJs/e öpierco
,Cc«n c^oiad zoo g)oecf
(Adv. in Blokschrift)
Wij mogen dezen predikant dankbaar zijn
dat hij zoo wijst op de ontzettende gevolgen
van een nieuwen oorlog, De nieuwe oorlog is
de vernietiging van al wat leeft. Niets baat daar
tegen. Struisvogelpolitiek kan spreken van be
scherming, wie het weet, de ingewijde zegt
het den Duitschen professor na: „Iedere mark
ervoor besteed, is weggegooid geld". Het is
wel jammer, dat de volken nog niet den moed
hebben den oorlog radicaal af te schaffen even
als men zoovele andere menschonteerende en
mensch-onwaardige dingen heeft afgeschaft. De
wereld heeft behoefte aan waarachtige vredes-
menschen.
VLISSINGEN. GesLaagd als machinist voor
diploma A de heer G. J. Scheybeler. Eind-exa
men R. H. B. afd. A Wa. A. P. Blom, C. A.
van Dierendonck, W. H. Drijver, S. Kortenbout,
E. J. Man se, Da. v. d. Meer, P. E. Timmerman,
W. J. J. A. Vroome, voor toelatingsexamen tot
de Nutskweekschool te Nijmegen Ha. Siegers.
Benoemd aan de Neutrale school de heer
J. A. de Haas, onderwijzer aan de Nutsschool
te Slikkerveer.
Toelatingsexamen R. H. B. S.: Tot de
eerste klasse van de R. H. B. S. alhier werden
verdwijnen spoedig door een pot
toegelaten: P. Beenhouwer, P. van den Ber
gen, Ma. Blokland, Visser, P. L. Braat, J. A.
Brinkhorst, Ca. Pa. Broeksma, J. B. J.
Buissing, Tje. M. J. Coomans, F. W. L. Dalmijn,
Ca. Dekker, Ie. M. J. Doornbs, Sa. E. van der
Eüjk, Wa. C. Gijzeis, W. L. Goedbloed, H. G.
van Grol, D. E. Henrard, Pa. W. Henrard, Aa.
C. A. van den Heuvel, Ca. J. van den Heuvel,
J. A. van Hiele, W. van der Hoek, A. J. Hui-
bregtse, J. van der Jagt, C. J.. Jansen, Ha. Ma.
de Kat, Me. F. E. Lagaaij, L. G. Lemmers, Ga.
van der Linden, Ja. J. van der Made, A. E.
Marchand, Aa. de Neef, P. E. van Nieuwland,
C. Ondetrdijk, Aa. J. Ouborg, C. J. Pennonck,
A. Poerstamper, J. W. van Tijen, J. Vader, a.
G. A. Verdonk, Tha. Vorder Hake, H. I. Wagh-
to van Wijngaarden, Je. Wolters.
Toegelaten 42 candidalen; afgewezen 6; uit
gesteld examen door ziekte 1.
Uitslag van het overgangsexamen aar de
R. H. B. S. alhier. Bevorderd van de le naar
de 2e klasse: P. Andriesse*, M. J. Castenmiller,
Ca. J. Gillissen, J. E. D. Harts, J. v. d. Heuvel,
S. Hiegenlich, W. J. v. Hoeke, Ca. J. Jansen,
Wa. Korvas, H. de Koster, Wa. M. M. Kuipers,
E. I. v. d. Linden, Ja. M. v. d. Maden, Fr. v.
d. Maden, Ja. Naerebout, C. Noom, Ca. E.
Ouborg, Ha. J. Quasters*, Tje. M. de Ridder,
Ga. A. Rijkeboer, M. Sanderse, W. I. L. Swart,
A. Timmerman, Etje Visser, Ja. N. de Voogd,
L. J. Zietse, B. Th. Matzinger, Bevorderd 28,
herexamen 2, niet bevorderd 11.
Van de 2e naar de 3e klasse: Ge. B. Akker
man, Ja Brande.r, He» J. M. Brinkhorst, Ra.
W. Brouerius v. Nidek, C. J. Buissing, J. I. C.
Butler, Ce. M. Cal jouw, A. A. v. Damme, J.
de Geus*, A. Groenenberg, J. A. v. d. Griek!,
J. S. M. Harts, Mtje de Langer, A. J. v, d.
Linden, W. J. v. d. Maden, K. Metz, A. Metz,
Ca. v. d. Pas, Th. A. Pennock, Ma. R. Quas
ters, Aa. M. Ravelli, H. J. Slager, Ga. H. Smit,
J. G. Smits, A. C. A. L. Sorel, A. v. d. Veldleg
L. J. v. d. Vliet, A. K. de Vries, Th. de Vries,
Ch. H. Walrave. Bevorderd 29, herexamen 1,
niet bevorderd 4.
Van de 3de naar de 4de klasse: Ja. J. Abra-
hamse, J. Anker, Aa. M. A. Bakker, C. M. C.
Brouerius van Nidek, Ha. C. Corveleijn, Ltje
D. J. Groenenberg, Mtje v. d. Hoek, M. A. L»
Hubregtse, K. de Kat, P. L. Koppen, Ja. A. de
Koster, G. J. Kwaak*, A. Naerebout, L. W. van
Os. J. H. Pieterse, H. L. Plompen, Pa. J. C.
Naar het Duitsch,
„Kon ik de menschen maar gelukkig maken".
„Dat zal mij een zorg wezen".
„Ik verraad mijn vriendin".
„Zij heeft zichzelf verraden. Ik heb een
afschuw voor haar liefde, die op haat ge
lijkt. Neen, ik vraag je slechts om zóóveel,
als je mij geven kunt, niet meer dan ben
ik rijk".
Edith sloeg haar terneergeslagen oogen ojd
en zag hem aan, zooals een non een zieke
aankijkt. 3
„Ik dank je voor Je groote liefde", zeide
zij. „En als ik niet zoo onwaardig was
„Dan zou je de mijne zijn", riep hij. „O,
wees de mijne, lieveling, het zal je niet be
rouwen".
Zij sloeg de oogen neer, hief langzaam
haar hand en reikte ze hem. Hij greep echter
haar beide handen en drukte ze aan zijn
borst en aan zijn lippen. Beiden merkten
de bliksemstraal niet op, die de binnentre
dende moeder deed schrikken. Tassilo bracht
Edith bij haar, die haar bevend kind, van
vreugde schreiend, in haar armen sloot, ter
wijl een ratelende donderslag het huis deed
schudden. Plotseling hield d|e regen echter
op en de zon brak door en wierp haar stra
len over Edith's haar. C
..Edith mijn bruid". Deze gebeurtenis wek
te in de heele stad verwondering, daar uien
een verloving gedacht had 'usschen Bertha
en Tassilo. Het nieuws bereikte ook de jonge
gees'eMjke, die juist van een begrafenis thuis
kwam.
Hij sloot zich in zijn cel op en herfp den
heele:: nacht heen er weer. Hij zeide tot
zichzelve dat het heel natuurlijk was en dat
Edith aan de wereld toebanoordc en haar
schoonheid niet achter kloostermuren verber
gen moest. Maar al dit verstandige gerede
neer klonk als een ver reddingssignaal in
den storm; men kan al lang schipbreuk ge
leden hebben, nog voor men de haven be
reikt had. Ach, lag hij maar op den bodem
van de zee. Maar dat was juist het vreese
lijke, voort te moeten leven en de vreugd e-
disch van het leven hongerend en dorstend
voorbij te moeten gaan. Alle menschen tot
troost en steun te zijn en zelf zoo diep ellen
dig. Wat moest hij anderen zeggen, terwijl hij
in zijn eenzaamheid zoo nameloos leed, tot
krankzinnig wordens toe. Hij zag zich in zijn
verbeelding al krankzinnig, gevangen, geboeid,
en mishandeLd als een wild dier. Een ijzige
koude ging hem bij deze gedachte door zijn
lichaam, zoo, dat hij er van schrok. Maar
neen, hij was nog niet gestorven, dat voelde
hij in den strijd, dien hij de lange lange nach
ten had. Slaap had hij heelemaal niet. Hon
gerig begon hij den maaltijd, maar kon toch
geen stukje naar binnen krijgen. Eens zeide
hij tot den ouden geestelijke: „Bid voor mij,
ik ben bang, dat ik krankzinnig zal worden".
„Ach kom, dat wordt men zoo gauw niet",
zeide deze vroolijk, terwijl hij bij deze woor
den den jongen man scherp opnam. Van af
dien tijd zond hij hem veel naar buiten voor
het doopen van kinderen en begrafenissen,
maar nooit voor een bruiloft, als hi! dat
vermijden kon; zoo dwong hij hem aiiciding
te vinden, of lange wegen in een mooie streek,
te voet en te paard. Eenzaam en zwijgend
reed hij voort. Zijn oogen zagen weilanden en
bos-chen; soms trok een mooie bloem zijn
aandacht, die hij zuchtend er met tecderen
blik bekeek. Maar de vertwijfeling veranderde
in zwaarmoedigheid en de slaap kwam lang
zamerhand weer terug. Zijn gedachten mui-
den niet meer in dolle vaart in zijn hoofd door
plkahder, maar waren nu van een troost >-
looze kalmte. Dal was al een vooruitgang.
oen hy na langen tijd weer sens by groot
moeder kwam, schrok hij, toen hij Bertha
zag. Hol Ch bleek waren haar wangen en haar
oogen glinsterden in hun holten.
„Wat scheelt je Bertha?" vroeg hij bekom
merd.
„Ik ben een heks", zeide zij' en lachte schor,
.,oud en leelijk ben ik geworden en boos, zoo
boos dat zelfs grootmoeder bang voor me is".
„En schaam je je niet, zooiets te zeggen?"
„Anderen moeten zich schamen, ik niet".
Bertha, de duivel strekt zijn klauwen naar
je uit, ga naar het klooster, sla je oogen neer
en bid, dat ze weer rein mogen worden; an
ders zou je slechte gedachten krijgen".
„Slechte gedachten heb ik al", zei zij mom
pelend, „ik zou haar kunnen wurgen, ik kan
niet aan haar slanke blanke hals d-nken, zon
der dat mijn vingers verlangen die dicht te
knijpen".
Raoul kreeg een huivering.
„En ze hebben niet eens zooveel medelijden
met me, dat ze me uit den weg blijven".
„Daar. Kijk naar buiten, Raoul. Daar gaan
ze voorbij. Zie toch Raoul, hoe verliefd hij
naar haar kijkt; zij is een slechte meid, een
bedriegster, een dievegge."
Baoul's smalle bleeke vingers sloten haar
den mond en ioen hij zijn zuster aankeek,
fonkelden zijn oogen van boosheid, zoodat
zij bang werd.
Bertha", zei hij, „de duivel heeft je al
beet en spoedig zal hij zijn voet op je zetten".
„Wraak, Raoul, wraak wil ik of den dood".
„Ga naar je kamer en blijf dag en nacht op
j je knieën liggen, totdat je de worm in je hart
vertrapt hebt. Je bent van plan een slechte
daad ie doen, BerÜia, keer om, voor het te
laai is".
Zij hoorde hem niet, want haar oogen ke-
ken weer naar de straat. Raoul zuchtte
verliet haar en ging een heel eind buiten de
stad om rust en klaarheid te krijgen.
Edith's trouwdag begon zoo snel te naderen,
dat broer en zuster dachten, dat da digan geen
uren en de nachten geen minuten meer had-
den .Edith was een stille bruidaltijd vrien-
delijk en zacht zijnde, dankte zij Tassilo voor
I zijn groote liefde. En als hij dan zachtjes
i vroeg: „Heb je het klooster vergeten, lieve-
j ling?" dan schudde zij het hoofd en fluis-
terde: „Ik zal vergeten, maar laat mij wat
tijd".
Tassilo duurde de tijd heel lang en zijn
1 huwelijk scheen hem heel ver en zijn geluk
zoo groot, als zou hij het nooit beleven: hij
was bang, dat er eerst nog wat moest gebeuren;
dat alles vernietigen zou. Nu was het nog
I /naar drie dagen. Edith had haar moeder
naar Raoul gezonden.
„Zeg hem, dat ik hem smeek mij te vertrou-
wen en zeg hem ook, dat hij mij geleerd heeft
hoe men zich opoffert, nu zal zijn hand mij
leiden bij den grooten stap; en zeg hem, dat
het mij zwaar valt en dat ik het uit liefde voor
U doet en dat zijn woorden gemaakt hebben,
dat ik U gehoorzaamde en dat ik zeker goed
zal blijven, als hij mij zegent. Ik wil ook uit
zijn hand de communie ontvangen en zijn
kleine, trouwe zuster blijven, zooals ik het
altijd was. Men heeft mij gewaarschuwd niets
uit de hand van eèn priester aan te nemen,
maar de zijne kan slechts geluk brengen".
Tassilo stond het toe, daar alles hem hei
lig was, wat Edith wilde, en onderdrukte
elke jaloersche opwelling als zijnde een be-
leediging voor haar rein hart.
Toen Edith's moeder haar verzoek aan Ra
oul overbracht, stond deze met den rug naar
het raam gekeerd, zoodat zij zijn gezicht niet
kon zien. Eerst antwoordde hüj kort en bon
dig: „Neen, ik kan niet; ik heb geen lijd"
„Ook niet, als Edith het je vraagt?"
„Ook dan niet, U hoort toch, dat ik geen
tijd heb".
„Dan zal ik met zijn Hoogeerwaarde spre
ken".
„Ik verzoek U dat niet te doen".
(Woedt vervol^djL