üraagenJïanbod V. ROSS EM'S ZEEPAARD 15». <-• EEN GEBED WEEKBLAD VOOR WALCHEREN EERSTE BLABu Moeders, zet op elke 85e JAARGANG DRUKKERIJ H. WEGELINQ VLISSINGEN VRIJDAG 18 JULI 1920 No. 28 DRUKKERIJ DE LANGE JAN k MIDDELB. ABONNEMENTSPRIJS 40 CENT PER 3 MAANDEN FRANCO PER POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT Uitgave :<H. Wegèling, Noordstr. 44, Telef. 130, Ylissingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg ADVERTENTIEPRIJS 20 CENT PER REGEL INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. rylooslerbalóem Wty zorgen vsor nette uitvoering van uw Drukwerk en zijn toch het laagst In prijs I Ook op het gebied van Kantoor- en Schrijfbehoeften zijn wij goed en goedkoop Nu de verkiezingen achter den rug zijn, kun nen 'wij ons verblijden, dat „in elk geval ons vaderland een paradijs op aarde zal worden voor een of andere groep", zoo ongeveer lazen wij als uitspraak van iemand, die bij zijn avondwandeling langs een gelegenheidsaanplak biljet was gekomen, en die opmerkte, hoeveel „heerlijks hier den menschen wend voorgespie geld, als ze maar op de lijst nummer zooveel of nummer zooveel stemden". Hij gaf die uitspraak vóórdat de verkiezingen plaats had den, en misschien hebben meerderen die ge dachte gehad. Gelukkig maar, dat door zieker wetsartikel het niet mogelijk is, dat de aan staande leden der Tweede Kamer den men schen wat geven of beloven mogen, om hen te doen kiezen. Bij het aanvaarden hunner be trekking leggen zij den eed of de belofte af, dat zij dat niet deden. Eerder scheen dat wèl te hebben plaats gehad, althans in Engeland. In een in 1926 door Prof. Fijn van Draat te Utrecht, uitgegeven boekje, getiteld: „Oud En geland" komi o.a. een stukje voor over de wijze, waarop vroeger aldaar de verkiezingen plaats hadden. Laat ons daar eens lezen hoe het ging en ons dan tevens verblijden, dat wij die toestanden niet kennen, een overluid uitge sproken gedachte van den Bazuin-redacteur zetten wij tusschen haakjes, „In den goeden ouden tijd moest een candidaat voor het, Lager huis de stemmen der kiezers koopen; zelfs mannen met het hoogste gevoel voor eer eri deugd waren hiervan niet uitgezonderd. Wie het meeste geld bood, kreeg het grootste aan tal stemmen. Alleen rijke menschen konden zich de weelde van een candidatuur veroor loven, want het was geen uitzondering, dat er vijf pond voor elke stem werd betaald. (Eén goed uitnemend middel tegen allerlei kleine partijen en private belangentjes, in ieder ge val!) De candidaat ging van huis,, tot huis, klop te de kinderen op de wang, kuste soms de moe der, hoe vuil of leelijk ze was, en betaalde. (Denk U dat eens even in) Wanneer hij de overwinning had behaald, had hij vaak 10.000 pond uitgegeven. (Het lidmaatschap van het parlement was dus wel in allen deele een ,,eere"-zaakt) In het jaar 1806 was een zekere lord Cochrane candidaat voor Honiton. Zijn tegenstander Bradshaw had bij een vorige gele genheid vijf pond per stem betaald, en maakte in het stadje bekend, dat hij ook nu hetzelfde zou doen, zoodat een der kiezers tegen lord Cochrane zeide: „U behoeft mij niet te vragen voor wien ik stem"; en zooals te voorzien was, werd Bradshaw gekozen. Men kan zich de verbazing der dorpelingen voorstellen, toen Cochrane den volgenden dag den omroeper liet rondgaan om mede te deelen, dat allen, die hem gestemd hadden, bij zijn ritmeester tien pond konden gaan halen, omdat zij weerstand hadden geboden aan alle omkooperij. Toen er niet lang daarna weer een verkiezing was, was de publieke nieuwsgierigheid groot, want nie mand geloofde aan Cochrane'» eerlijke begin selen. (Bewijs, dat men gewoonlijk een ander rekent, naar dat men zichzelf kent!) Als hij tien pond had betaald, toen hij verslagen was, wat zou hij dan niet betalen, als hij won. Allen stemden op hem, maar groot was hun verontwaardiging, toen zij bevonden, dat het den edelman ernst was geweest, met zijn eer lijkheid, en dat hij aldus weigerde een stuiver te betalen. In een klein plaatsje in Ierland gebeurde het, dat de candidaat gaarne zijn zetel eerlijk wilde winnen, zonder een cent er voor uit te geven. Hij ging dus naar den priester met het verzoek den volgenden Zondag te willen pree- ken over het onzedelijke van handeldrijven in stemmen. De priester beloofde dit en ver klaarde op den kansel, dat zij, die ziah aan deze misdaad schuldig maakten, nooit in den hemel konden komen. (Er was wel moed voor noodig, om aldus het kwaad te laken). Den volgenden dag ontmoette de candidaat een van de kiezers, en hield hem staande, om te hoo- ren, welke uitwerking de preek had gehad. Ja, zeide de boer, ziet U, de stemmen zijn nu (duurder geworden. Vroeger vóór we wisten, dat het zonde was een stem te verkoopen, kregen we 20 pond, maar nu de pastoor ons heeft ge zegd, dat we naar de hel gaan, als we dat doen, moeten wij meer hebben, een stem kost nu 40 pond. (En dus merken wij ook hier weer op, hoe men zelfs „zijn zielezaligheid" óver heeft, voor eien ingekankerde gewoonte, die men niet wil laten varen, en tot meerdere vulling van zijn beurs (wat meer voorkomt!) B-j de algemeene verkiezingen was het geheele land een tooneel van wanorde, geweld en dron kenschap. Een van de eerste dingen, die een candidaat- deed, was zichzelf en zijn aanhan gers te beschermen met een soort lijfwacht, bestaande uit kerels, gewapend met stokken en knuppels en dikwijls werden de twee ben den handgemeen. (Dit ouderwetsche gedoe werd nu nog in 1929 toegepast door Haagsche volge lingen van twee communisten voormannen, die elkaar te lijf gingen, zóó dat één bewusteloos neerviel en een 16-jarige jongen een harden klap met een stok opliep, waardoor hij ver wondingen kreeg). Maar het ergste was als de candidaal de menigte ging toespreken. Hij werd lo rug Cn lendenen? 4 Blyf daar toch niet rr»ee looperu A»<jiKjoo«slreQ bdlscrr» rol Uvx/ Onmi dxrleLUj*^tot bedaren brco0<2n, LI £>nel bebaa^. I^Ke verlicbHng/Kplr-otc btfiOrqön. AKK^r^ -f „C«eer* goiad zoo goed' (Adv. in Blokschrift) dan begroet met een hagelbui van steenein, modder enz. Het moet wel heel voordeeiig zijn geweest lid van het Lagerhuis te worden, als «een fatsoenlijk man zich daarvoor zulk een behandeling liet welgevallen. (Of was alles om de bijzonder groote eer die wachtte? een eer, zóó groot, dat men iedere vernedering er voor over had?) Eerst in 1868 werd aan dezen toestand een einde gemaakt en werd er geheime stemming ingevoerd. Nu kocht de candidaat geen stemmen meer, maar hij be werkte zijn kiezers. Hij gaf bijdragen en ge schenken voor allerlei plaatselijke doeleinden. (Het kwaad laat zich zoo maar niet uitroeien, als de eene deur gesloten wordt, vindt men licht een andere, die men openen kan). De kerk had een nieuwe klok noodig, of een jonge- lingsvereeniging zou graag een biljard In haar, vergaderlokaal hebben, of een cricketclub had jbehoefte aan geld. Al zulke gevallen werden den candidaat medegedeeld, en hij; gaf. „Geluk kig, gelukkig, dat al deze dingen tot het ver leden behooren. Met dankbaarheid oonstatee- ren wij, dat er een wetsartikel bestaat en dat het wordt nageleefd: „De leden der Tweede Kamer leggen bij 't aanvaarden hunner be- waschtafel of slaapkamer een doos of tube Purol, dan hebben ook Uw man en kinderen het des avonds en des morgens voor de huid en het onderhoud der handen alsmede voor haarver- zorging en scheren altijd bij de hand staan. trekking den eed of de belofte af, dat zij aan niemand iets hebben gegeven of beloofd, om hen te doen kiezen" en de biljetten op de aanplakborden der diverse pardjen laten wij, voor wat ze zijn. We letten meer op wat de verkorenen straks zullen zeggen en hoe ze stemmen. En moge d a t hun kiezers niet tegen vallen. Dat zal hun grootste loon zijn. VLISSINGEN. Geslaagd voor ziekenverpleeg sters, de leerling-verpleegsters uit het} Gasthuis! de zusters C. E. D. de Koker, M. A. Remijnse, W. Aartsen, P. J. den Baas, J. W. A. Bijl, en G. van Oosten, voor het eind-examen aan. |de Chr. Kweekschool te Middelburg, de hee- ren E. W. S. Scheij, J. J. Bos, B. N. Schmidt en Mej. C. Lamperts, voor examen Fröbelon derwijs akte A de dames C. van Oorschot en C. Simons te Hans weert, leerlingen v.d. cursus alhier. De heer C. A. van Woelderen aan vaardde het eere-voorzitterschap van de Vliss. Athletiekvereeniging „Marathon". In de commissie voor v erkeers ver bet ering tusschen de Zeeuwsche Eilanden, Zuid-Hol land en Noord-Brabant is o.a. benoemd de heer M. Laernoes. De jaarlijksche tentoonstelling van schilde rijen, welke door den Kunstkring „Het Zuiden" in het Badpaviljoen wordt gehouden, werd Zaterdag geopend. De politie werd gealarmeerd omdat in een perceel in de Coosje Buskenstraat brand was ontstaan. De bewoners waren afwezig. Alleen een schreiend kind van 16 maanden was thuis. Er hing een sterke rooklucht. Een pan met melk was aan het overkoken. De mogelijk heid was groot, dat het kind door gasverstik- king het leven zou hebben verloren. Om half een des nachts kwamen de ouders eerst thuis. Bij de Marinehaven viel een 4-jarig kindi te water. Het werd gered door een werkman] van de gasfabriek, die zich te water begaf. Hr Ms., kanonneerboot-mijnenlegger „Bal der", is van Hellevoetsluis naar hier vertrok ken. Hr. Ms. mïjnveger 2 is te Hellevoetsluis aangekomen, om op 's rijks werf te dokken en herzieningen te ondergaan. De Israël, gemeente besloot over te gaan tot de benoeming van een eigen leeraar. Gedu rende de vacature werd de dienst waargeno men vanuit de Middelburgsche gemeente. Naar het Duitsch. 6. „Ik weet dat je een huichelaarster bent met je vrome gezicht; ik weet dat je zoo schijnhei lig doet, opdat ik hem des te wilder zal lijken, ik weet, dat je zijn hart in je strikken gevan gen hebt, en dat hij mij nu nooit, nooit, nooit meer toebehooren zal". „Maar ik spreek bijna nooit met hem". „Juist, omdat je zoo koel bent, prikkelt hem dat, o, liefde ziet scherp, jij zult nooit van iemand houden, omdat je niet weet wat lijden is, jij verwend schaap". 2 Tassilo liet de deurknop los, die hij tot nog toe in zijn hand had gehouden. Opgewonden kwam hij bij Edith's moeder: „U moet uw kind niet meer naar Bertha laten gaan; zij wordt daar mishandeld en beleedigd, en ik kan niet verdragen, dat haar rein hart bezoe deld wordt; ik zeg U nog eens dat verdraag ik niet". De vrouw lachte fijntjes en bukte zich over haar spoel, alsof de draad in de war zat. Bertha had loopen op de trap gehoord en was vlug naar buiten gekomen. Zij werd doods bleek. „Hij stond daar en had alles gehoord en ik ben verloren", fluisterde zij heesch. In het volgend oogenblik pakte ze Edith bij de schou ders beet en schudde haar door elkaar. ,.Och, laat mij los", riep zij, „geloof me toch, als ik zeg, dat ik jullie graag met elkaar verloofd zie". ..Beloof me dan. neen te zeggen, wanneer hij je vraagt. Doe het. Dan geloof ik je". „Ik kan niet, ik durf niet". „Huichelaarster". „Ik wou, dat ik het w&>. ïk wou, dal ik van hem hield en voor jou afstand van hem kon don". - 1 - - —Ai -I I.P— „Dan weet je niet, wat liefde is, jij met je laffe gezicht en je glazige oogen. Ik zou je kunnen wurgen, zoo haat ik je". Edith beefde over heel haar lichaam; want de blik, die deze woorden vergezelde, was zoo wild, alsof er niets lag tusschen de bedreiging en de uitvoering. Daar kwam grootmoeder binnen, keek de beide meisjes verbaasd aan en zeide: „Ik dacht, dat Tassilo hier was, ik heb hem toch zien komen". „Dat heeft U mis, grootmoeder, hij was hier niet; hij wil de hand van Edith gaan vrajgien en die gaat nu naar huis, naar haar bruide gom; vaarwel kei ine Edith, veel geluk in je verdere leven". Zij sloeg haar armen om haar vriendin heen, alsof zij haar wilde dooddruk ken, kuste haar, alsof zij haar bljtén wilde en liet haar uit; toen wierp zij zich op haar bed, beet in het kussen, rukte aan haar haren en schreide luid, dan lachte zij weer en dreigde met haar vuist en sprak op zachten toon dwaze woorden, en vervolgens schreide rij, weer. Ten laatste stond zij op, maakte haar kapsel weer in orde en haar kleeren, ging naar haar groot moeder en overlaadde deze met een vloed van boosaardige grappen. Intusschen was Edith langzaam de trappen afgegaan; meerdere malen moest zij tegen het huis aanleunen, zoo zwak voelde zij zich op haar beenen, dan nam rij een groolen omweg om naar buis te gaan. ..Raoul, Raoul. zuchtte zij onhoorbaar. Er was een klein regenbuitje gevallen, de lucht was zoel en mistig en tusschen de straatstee- nen waren kleine plassen, zij moest haar japon ophouden en voorzichtig loopen in het midden van de slraat, want aan alle luifels en gevels hingen druppels. De voorbijgangers keken naar het aardige meisje. Een oud vrouwtje, dat in haar deur stond riep: „Grüsz, Gott, juffertje. Veel geluk in je leven". „Ach Barbara. Ik wou. daf ik in jouw plaats was". „Lieve hemel, meisje, wat heb je dan voor verdriet?" „Ik wou, dat ik dood was". „Dat zou toch jammer van je mooie oogen zijn". „Kunt U mij niet een tooverdrankje geven, waarvan ik leelijk word en niemand mij meer aardig vindt?" „Neen, juffertje, naar zoo'n tooverdrankje heeft nog nooit iemand gevraagd. Maar wees op je hoede, kind, er dreigt je gevaar". „Mij?" vroeg Edith. „Ja, van een priester; neem niets van een priesterhand aan, kind". Edith lachte en zei: „Dan ben ik niet bang", groette het oudje, dat haar nog geruimen tijd nakeek en ging naar huis. steeds langzamer loopend, tot groote regendruppels haar nood zaakten vlugger naar huis te loopen. Daar vond zij Tassilo in druk gesprek met haar moeder, die nu opstond en de kamer ver liet, echter niet, voor haar eerst een strengen blik toegeworpen te hebben en dreigend haar vinger op te heffen. Edith ging naar haar borduurraam toe, maar Tassilo was haar voor en legde rijn hand er op. ..Ik moet met je spreken,, Edith", zeide hij, Edith werd bleek en leunde tegen het donker- geverfde wormstekige hout van het venster kozijn aan. Juist begon het hard te onweeren en de regen viel bij stroomen op straat nc<_r. Het word zóó donker in de kamer, dat men nauwelijks de voorwerpen onderscheiden kon. De beide 'once menschen werden on een eigen aardige wijze belicW door het lwakke licht, dat door de in lood tevatte ronde raampjes viel. Pun har1 en klop'en luid gedurende het kor.e s'ilzwijgen dat door het weerlicht en de na derkomend en donker onderbroken werd. „Ik ben bang je van mijn groote liefde voor je te spreken, nadat ik je tot nu toe voor de de bruid van een ander gehouden heb", begon Tassilo. „Ik h«b «r lang over nagedacht, maar mmr hetgeen ik vandaag toevallig gehoord heb" begon Tassilo, heeft den doorslag gegeven en 'n eind gemaakt aan m'n zwaren strijd. Ik wilde aan den wensch van mijn ouders gehoor geven, ik wilde mijn liefde voor je onderdrukken, maar dit offer kunnen zij niet van mij verlangen: een mond, die zulke woorden spreekt, kan ik niet kussen" weer verlichtte een bliksem straal de kamer en de donder dreunde „maar mijn hart behoort jou en jou alleen toe". „Maar Bertha is veel mooier dan ik en veel verstandiger en veel" zij wilde zeggen „be ter", maar kon niet. Edith sprak op zulk een zachten toon, dat Tassilo zich vooroverbuigen moest om haar te verstaan, wegens het geruisch, dat de stroo meend e regen veroorzaakte. „Je doet haar groot onrecht aan en mij ook. Je hebt slechts haar boosheid gezien, maar kent haar verdriet niet". „Ik heb iemand anders verdriet zien hebben, zoo dat ik voor haar op mijn knieën' had willen vallen en haar als een engel had willen aan bidden". Edith hield afwerend haar hand op. „Ik wil niet in je heiligdom van je hart binnentreden, dat je zoo streng bewaakt houdt, maar geef me toestemming je te mogen be schermen en je te leeren gelukkig te zijn. Ik verlang niets anders dan je te mogen liefheb ben". „Maar daarginds" Edith hief haar bevende hand op. „daar zal je een stroom van liefde ten deel vallen, dien ik je niet geven kan. Je slaat een groot, sterk hart af om je te binden aan een klein zwak har'" Ho^ steric dat zwak ke har' heb ik onderbonden e to^n ik je \Toeg mijn bruid Ie worden in plaats van een hemelscbe bruid, zag je dat als een aan God welgevallig offer aan". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 1