üraagenrfanbod
v ROSSEM's ZEEPAARD I5cr
EEN GEBED
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
EERSTE BLAmifl
Big Scheren
PUROL
Zomersproeten
Sprutol. Bij alle Drogisten
35e JAARGANG
VRIJDAG 21 JUNI 1929
No."26
DRUKKERIJ
H. WEGELINQ
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
ABONNEMENTSPRIJS
40 CENT PER 3 MAANDEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT PER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL 40 CENT
CONTRACTEN SPEC TARIEF
Uitgave H. Wegeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vlissingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
DRUKKERIJ
H. WEGELING
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
Zij die zich met 1 Juli
op dit Blad wenschen te
abonneeren, krijgen de vóór dien
datum verschijnende nummers
GRATIS. Ds Uitgever
LICHTE MARYLAND BAAI
IN PATENTVERPAKKING.
Wij zorgen voor
notta uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst In prijs I
Wegeling sïïieuwsblad
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijfbehoeften
zijn wij goed en
goedkoop I
Een veelzeggend verhaaltje lazen we eens in
een blad uit een onzer zuidelijke provinciën.
Het geeft te denekn en heft waarschuwend
den vinger op. De vrouw van den rijksbouw
meester staat opgewonden voor haar zesjarig
zoontje. Zij wringt de handen. De jongen ver
trekt geen spier en laat den vloed van; verma
ningen en tranen kalm over zich heengaan.
Daar gaat de deur open en komt de bouw
meester zelf binnen. Verwonderd ziet hij rond.
„Wat is hier gebeurd, Dora? Gij zijt geheel
buiten uzelf'. „Ja, zou ik niet?" en klagend
klinkt het van hare lippen: „Je zoon liegt, liegt
zijn moeder voor, is dat niet om te schreien?"
„Och, het zal wel zoo erg niet zijn. Bovendien,
hij is ook jouw zoon". Dan tegen den jongen
uitvarend: „Waarom lieg je, lummel?" De jon
gen zwijgt. „Denk eens, hij heeft een gulden
uit zijn spaarpot versnoept, en als ik hem
er naar vraag, loochent hij 't. Ik hebj zelf bij
den banketbakker geïnformeerd". „Waar zou
hij toch dat liegen geleerd hebben? Bij ons
niet", bromt paap met een beteekenisvöllen
schuinen blik naar de meid, die juist dei kof
fietafel afneemt. „Er moet bepaald een invloed
van buiten zijn, van ons leert hij zoo iets niet".
„Dat is het juist wat mij onbegrijpelijk is,"
zegt mevrouw. „Bij onze zorgvuldige, voor
beeldige opvoeding moest dit onmogelijk zijn.
Jetje, weet jij niet, hoe het komt, dat Karei
zoo in eens begint te liegen? Het kind, was al
tijd waarheidlievend". „Karei", zegt Jetje, „Wel
die heeft gelogen zoolang als ik hier ben".
Mijnheer en mervouw vliegen tegelijk op met
straffende en vernietigende blikken. Mijnheer
vindt het eerst zijn spraak terug: „Dat durf jij
ons te zeggen, jij?" „Hans", zegt mevrouw, kal-
meemid haar arm op zijn schouder leggende
„wind je niet zoo op". En tot de meid, die
rustig met afnemen voortgaat: „Jetje, zulk een
antwoord past niet, dat wil ik je zeggen, en
ian voeg ik er met nadruk bij': vanj huis uit
'iegt ons kind niet, want wij' waren hem altijd
ot voorbeeld. Het liegen zal hij van jou hoo
ren, ik verlang dat de jongen uit jouw
mond nooit een onwaarheid hoort, of
Op dat oogenblik wordt er gebeld. Mijnheer
bromt en stampt woedend op den grond. „Daar
heb je het al, daar komt die vervelende archi-
ect: ik weet al, wat hij wil. Ik kan hem nu
liet hebben. Jetje ga maar en zeg aan' mijn
heer, dat wij uit zijn en laat terugkomen".
Hier eindigt het verhaal, zonder commentaar,
het zegt niet of de meid met straffende en ver
nietigende blik opvliegt en tot haar mijnheer
zegt: durft U mij dat te laten zeggen? U, die
coo'n zorgvuldige en voorbeeldige opvoeding
aan uw kind geeft, dat het onmogelijk van
iegen kon leeren". Het recht zou zeker aan
haar zij staan, en meer dan het recht. Deze
menschen, die boos zijn als hun kind, liegt,
ie oorzaak daarvan zoeken bij anderen en te
gelijkertijd die andere bevel tot liegen geeft,
het is zoo in- en in-vreeselijk; dat hier wel
lubbel reden is tot groote schaamte en het
aanbieden van duizend verontschuldigingen. En
geen stukgaan en pijn meer en ook geen naschrij-
nen der huid, als men vóór het inzeepen de huid
even inwrijft met slechts een weinig
Doos 30, 60, Tube 80 ct.
die mooie woorden over goede opvoeding wer
den wel terdege in hetzelfde oogenblik gelogen
straft. Om van schaamte in den grond te krui
pen. In eens, werd de onschuld aan het licht
gebracht en de ware oorzaak in eigen, persoon
aangetoond. Vrage niet meer, wie Karei liegen
leert. De leugen is een ellendig iets. Als men
hoort, wat zooal van elkaar gezegd wordt, dan
komt men onder den indruk van het vele lie
den. Iemand zei eens: „Wij moeten niet zeggen:
men liegt, wij moeten zeggen: het liegt. Mis
schien heeft het nooit zoo geweldig gelogen in
de wereld als tegenwoordig".
En dit werd nog voor den oorlogstijd ge
schreven, hoe zal het daarin en daarnè dan
niet geweest zijn. En het allerdroevigste is nog
dit, dat men zelf zich lelieblank waant. De
leugen niet hier aan de overzij. In dagen van
oolitieke beroering hebben wij meer dan an
ders acht te slaan, op wat wij vertellen, of na
zeggen. De groote Pascal kreeg haast een be
roerte van verontwaardiging, als hij een leu
gen hoorde zeggen en wij? Het is te wenschen,
dat wij er evenzoo tegen over staan. Dezelfde
schrijver, wiens woord we citeerden, dat wij
moeten zeggen: „het liegt", vertelt ook, dat
in Duitschland eens over zeker vraagstuk heftig
werd gestreden. Twee geleerden stonden scherp
legen over elkaar. De gemoederen raakten in
beroering. Hartstocht en verbittering kwamen
in het spel. Toen ging de eene geleerde! een
groot boek schrijven, om zijn standpunt te ver
dedigen. Het boek verscheen echter niet. Men
wachtte en wachtte het kwam niet. Later
bleek, dat de schrijver zijn arbeid had opgege
ven uit vrees, dat de persoonlijke liefdeloos
heid of partijzucht zijn onderzoek zou hebben
beneveld. Ons dunkt, dat is je ware. Liever
geen boek, geen vergadering, geen propaganda,
geen gloeiende speechen, dan dat de tegen
partij met recht zou kunnen zeggen, wat ter
tafel gebracht werd en zooals het ter tafel
gebracht werd, is onwaar. En toch kan men
bijna geen blad in handen krijgen, of het ver
telt iets d.g. van de tegenpartij. De gevolg
trekking is dan een van beiden dat bladi liegt
of de tegenpartij liegt, een van beiden, maar
lezers en hoorders vragen naar waarheid. Naar
niets d,an waarheid. Waarheid zij ons aller leus.
VLISSINGEN. Deanti-rev. kiesvereen. hield
Donderdag een druk bezochte vergadering,
waarin door den heer A. Schout gesproken
werd, over het thema: Aan het front. Daarna
werd de huisbezoek-propaganda behandeld.
Aan het jaarverslag van den Gemeentelij
ken Dienst der Arbeidsbemiddeling en Werk
loosheidsverzekering dezer gemeente over het
jaar 1928, is het volgende ontleend: Het aantal
aanbiedingen van werknemers bedroeg 1023,
dat van werkgevers 616 en dat der plaatsingen
571. De arbeidsbemiddeling kampt hier met
twee moeilijkheden: een tekort aan vakarbei
ders en een teveel aan ongeschoolde krachten.
Geregeld contact werd gehouden met het Bu
reau voor Beroepskeuze. Een 63-tal personen
werd buiten deze gemeente tewerk gesteld,
waarvan meerderen bun gezin naar elders over
brachten. Naar Eindhoven werden 29 jeugdige,
ongehuwde arbeiders geplaatst. Dit jaar wer
den 63 personen uit andere gemeenten hier te
werk gesteld, vooral losse grondwerkers en
bouwvakarbeiders. Het tégen werkloosheid ver
zekerde getal arbeiders stijgt regelmatig. Het
aantal werklooze dagen bedraagt 10014, terwijl
slechts over 5457 dagen uit keering verstrekt
is. Werkverschaffing van gemeentewege, werd,
als overbodig, niet te hulp geroepen. Wel werd
gelegenheid gegeven om sneeuw te ruimen.
Het verslag van den Vlissingschen Be-
stuurdersbond memoreert het groote conflict
aan „de Schelde", buiten hetwelk geen belang-
verdwijnen spoedig door een pot
rijke acties door "de bij den Bestuurdersbond
aangesloten organisaties verricht zijn. Het le
dental nam toe, vooral dat van den Alg. Ned.
Metaalbewerkersbond, ook dat der aangesloten
afdeelingen, vermeerderde, zoodat het nu 13
bedraagt. Dok is men een instelling rijker ge
worden door de oprichting eener V. A. R. A.-
afdeeling. De verstandhouding met verschillen
de plaatselijke instellingen der beweging is zeer
qoed. Veel wordt met de S. D. A. P. geregeld.
Men boekt een netto winst van 310 leden! en
'elt totaal 1631 leden. Het kassaldo bedroeg
31 Dec. f208.38. Aan de Schuitvaartgracht werd
een kantoorlokaal gehuurd in het centrum der
arbeiderswijken, waarin geregeld zitting heeft
het Bureau van Advies.
Het program van het Instituut voor Arbei-
Naar het Duitsch.
8.
Juist kwam grootmoeder binnen; haar scher
pe oogen overzagen snel het troepje en bleven
dreigend naar Edith kijken. „Neem het mij niet
kwalijk, lief kind", zeide zij, „dat je vandaag
niet langer bij ons kunt blijven, ik moet met
Bertha een gewichtigen gang doen". Edith keek
verschrikt in de toornige oogen en ging "vlug
heen.
Grootmoeder kon echter de samenkomsten en
wandelingen toch niet heelemaal verhinderen
en zij zag het graag, dat Tassilo zich dan altijd
met Bertha bezighield en druk met haar sprak.
Wat Raoul betreft, omtrent hem was ze ge
rust geworden, daar hij stellig had verklaard,
dat hij bij zijn besluit bleef en Edith's! gevoe
lens hadden in zoover haar goedkeuring, om
dat zij de eenige mededingster van haar nicht
in het klooster zouden brengen en voor altijd
van Tassilo verwijderd zouden houden.
De dag van het afscheid was aangebroken.
Grootmoeder en Bertha zouden over eenige we
ken komen om Raoul's wijding bij te wonen;
hij zeide hen rustig vaarwel, vervolgens ging
hij naar Edith.
„Kind", zeide hij, „je was het eenige lichte
en mooie in mijn leven, het eenige wat mij aan
de wereld binden kon, wanneer ik miji zou la
ten binden, maar mijn roeping.gaat boven alles.
Blijf jij rein en goed, zoodat ik altijd als een
heilige aan ie denken kan, jij was mijn ©enigste
vriendin, Edith.
Zij was zoo aangedaan, dat zij slechts alleen
zijn hand kon drukken, die zij tusschen de hare
had. „Ik ben blij voor jou", zei zij eindelijk op
een fluistertoon, „en ik zal alle dagen voor je
bidden, ook dan als ik non wordt. Want ik hou
van je alsof je mrjn eigen broer was,"
Hij ging vlug naar buiten en zij volgde hem
op de trap; zij moest zich aan de leuning vast
houden, maar toch lachte ze hem toe. Na een
paar schreden keek hij naar haar om; daar
stond ze nog en deed alsof ze haar oogen voor
de felle zonnestralen beschutte, maar in waar
heid was het om de opwellende tranen voor
haar vriend te verbergen. Zij lachte nóg altijd
en haar blonde haren bewogen zachtjes Raoul
liep verder in de straat; nu had een vooruit
stekend huis hem aan haar blikken onttrokken,
maar hij ging aan den anderen kant van de
straat loopen en keek weer om. Hij zag( haar
nog staan, onbeweeglijk, zoo slank in haar don
keren japon, haar hand voor haar oogen. Ra
oul had bijna zijn armen uitgestrekt, maar hij
bedacht zich, drukte zijn vuist tegen zijn lippen
en liep haastig door.
Edith ging langzaam naar de kamer terug.
Haar moeder zat in een stoel met hoog© leu
ning voor het raam en spon; zij had naar bui
ten gekeken, maar nu hief zij haar hoofd niet
op van den fijnen draad die tusschen haar vin
gers gleed. Edith liep naar het andere raam;
daar stond een groot borduurraam waarover
een kasuifel hing dien zij voor Raoul maakte.
Zij begon te werken; de naald gleed echter tel
kens uit haar vingers en haar handen waren
klam. Zij wreef haar handen aan haar zakdoek
af. Een paar maal drukte zij tersluiks haar
zakdoek voor haar oogen en keek dan angstig
of het ook opgemerkt werd. Moeder spon ech
ter door. Spoedig ging ook Edith's naald heen
en weer en de beide vrouwen werkten eenige
uren zwijgend door. Tassilo kwam niet, daar
hij van meening was. dat hij niet te vroeg
moest komen en Bertha triomfeerde in het
bezit van den geliefde. Zij was niet erg gesticht
in het vooruitzicht van eenige dagen weg te
laan. Het liefste had zij grootmoeder alleen
naar de wijding van Raoul laten gaan. maar zij
bedacht, dat zij dan onmogelijk Tassilo alleen
ontvangen kon, daar hij zich nog altijd niet
verklaard had. Zij kwam eventjes Edith opzoe
ken, kneep haar in haar wang, vond haar bleek
en ging weer snel weg. Raoul knielde in zijn
cel en smeekte den hemel kracht om den Satan
te bestrijden. Hij was zoo sterk geweest, zoo
lang hij Edith gezien had; waar was zijn hel
denmoed gebleven? Heele nachten stond hij
met bloote voeten op de steenen, vastte, maakte
zich een geesel van leeren riemen en sloeg
daarmede zijn lichaam. Hij knielde urenlang
en geloofde, dat hij bad, maar blonde lokken
en een lief gezicht zweefde tusschen hem en
het crucifix, dat hij strak aanstaarde. De Moe
der Gods kwam hem voor als op Edithl gelij
kende; de engelen hadden Edith's lippen, de
heilige martelaressen Edith's oogen.
Daarna zonk hij uitgeput op zijn harde leger
stede neer en bleef urenlang als bewusteloos
liggen. Dan stond hij weer op en begon zich
opnieuw te kastijden. Plotseling kwam hem zijn
ambt ontzettend voor, een gruwelijkheid, een
onnatuurlijk iets en dan verwenschte hij zichzelf
weer. omdat hij zulke zondige gedachten had.
„ïs dat nu de vloek wegens de zond© van
mijn moeder", vroeg hij zich af. „dat ik van
het wereldlijke leven afstand moet doen? Ben
ik dan het hooge ambt van geestelijke onwaar
dig?" Hij voelde zich koortsig warm en dan
klappertandde hij weer van koude.
„Geen van onze jongeren neemt het zoo ern
stig op", zeiden de geestelijke heeren. Zij gaven
hem toestemming om vele uren, zoolang als hij
wilde, in de kerk te blijven: hun gezang scheen
hem rustig temaken; maar altijd hoorde hii
den zilveren stem van Edith boven die van de
monniken uit. Ten laatste werd hij weer mees
ter over zich zei ven; hij voelde weer groote
h'efde voor zijn ambt, dat als een genadei van
God op hem wachtte. Het kwam hem voor.
alsof hij restorveu en begraven was en nu als
een geest hoog over de aarde met al haar leed
en kwaad zweefde. Hij was omstraald door
hovenaardsche glans. Zijn strijd geleek hem
geen zonde meer. maar het grootste offer. daf
hij aan God gebracht had; het eenige dat hij
brengen kon omdat het het eenige was. wat hij
mei- heel zijn hart had liefgehad. Hij doorleefde
heerlijke uren in zijn oei: aï het groote leed
lil
scheen hem als een heilig gebed te omgeven,
hij was Raoul niet meer, maar een dienaar van
God, dien hij in eeuwige reinheid en heilig
heid toebehooren wilde.
Bertha had afscheid van Edith genomen en
haar den dag en het uur gezegd, waarop |de
wijding van Raoul zou plaats vinden.
„Wat zal hij gelukkig zijn", antwoordde Edith
en keek glimlachend op naar de vragende oo
gen van haar vriendin.
„Doet het je geen verdriet?" vroeg Bertha.
„Mij? Dan zou ik toch niet van hem houden,
als het mij verdriet deed".
Bertha bracht deze woorden aan Tassilo
over en voegde er bij":
„Zoo vat ik de liefde niet op".
„Niet?" zeide Tassilo, „het ls een andere
soort van liefde".
„Als welke?"
„Zooals de meeeste voelen".
„Blonde menschen zijn meestal koud,".
„Zoo, dacht je dat?"
„Ja, dat denk ik", zei Bertha beslist en; zag
hem recht in 't gezicht.
„Misschien zijn de donkere dan te warm?"
„Waarschijnlijk is voor het ijs het vuur te
warm" zeide zij en ging weg.
Edith wist dat het nu het oogenblik der wij
ding was: zij knielde in de kerk en tfoor zij er
erg in had, viel een traan op haar gebeden
boek, vervolgens nog een en nog een en toen
was het een tranenvloed, die uit haar oogen
kwam. En hoe mooier het orgel klonk en. de
zangen waren, des te meer moest zij schreien.
Toen zij bemerkte dat de mis geëindigd was en
dat zij alleen was achtergebleven, stond zij op
en zag naar het altaar, waar de kaarsen ge
doofd waren, toen zij iemand d'cht bij haar
hoorde, en toen zij omkeek stond Tassilo; met
gekruiste armen tegen een zuil geleund en
keek haar aan.
..Och, het is geen verdriet", zeide zij half
luid en strekte haar armen naar hem uit, tér-
wijl «u blooed*. (Wordt vervolgd).