Voor Jong en Oud ONS JEUGDVERHAAL SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNTJE. WEGELINO'S NIEUWSBLAD VAN VRIJDAG 3 MEI 1820 No. 18. 1 •-!" 11 (Wordt vervolgd). WILHELM UHLMANN Het was in Berlijn, in de dagen dat Frede- rik de Groote over Pruisen regeerde. Ondanks het feit, dat de koning met wijs beleid en waar het moest met strengen hand optrad, waren er vele dingen in het land, die niet in orde waren of die tenminste beter hadden kunnen zijn. y Het volk op het land was dikwijls dom en instede van hun koning, die werkelijk zeer veel goede dingen ondernam en steeds het beste met hen voor had, als trouwe onderda nen te volgen morden zij dikwijls tegen zijn bewind en lieten maar al te dikwijls blijken, dat zij zich niets van zijn besluiten aantrok ken. Het waren dan ook lang niet al zijn tijd- genoolen, die hem den bijnaam van „de Groo te" gaven. Integendeel, het duurde vrij lang eer het volk hun koning Frederik gingein be grijpen en eeren. Maar, toen Frederik eenmaal een plaatsje in de harten zijner onderdanen had gevonden, ze telde hij er ook zoo vast, als voor hem nog vorst gedaan had. Het was dan in die dagen, dat Frederik kle Groote eenig meeningverschil had met zijn buurman, den Czaar van Rusland. En aange zien Frederik een wijs man was, wenschte hij niet dat d't verschil van meening de aanlei ding zou worden tot een twist of erger nog misschien wel een oorlog. Hij nam daarom het besluit een uitvoerig schrijven te richten aan den Czaar waarin hij op vriend in Nederland, en in Frankrijk en in Zwitser land; maar in Ruslandom zich door de wolven te laten verscheuren. Ha, ha, geen kwestie van. Daar wist hij wel beter raad op. En de valsche koerier snelde naar een bij gebouw van het paleis, waar hij een oogen- b'ikje aandachtig de daar vertoevende konink lijke koeriers begluurde. Weldra had hij zijn keus gemaakt en wenkte hij onopgemerkt een nog jong en onervaren reiziger, die eerst se dert eenige maanden zijn diens'en ter beschik king van den koning had gesteld. De jeugdige koerier, wiens naam Wilhelm Uhlmann was, keek niet weinig verbaasd dat eersten tijd natuurlijk niet meer laten zien... Wilhelm Uhlmann intusschen richtte zijn schreden naar de koninklijke stallen en laat zich een der beste paarden zadelen. Daarna zocht hij den rentmeester op, nam een sou gelds in ontvangst en vertrok RAADSELS. Oplossingen der vorige week. 1. De jongen zei: „Je hebt een oor an je hoofd" (oranje). 2. ÖindaU er altijd een dag tusschen valt. 3. Het was natuurlijk kokend water en wat daarin met den kreeft gebeurd is, behoef ik zeker niet te vertellen? 4. Beter hard geblazen, dan den mond ge brand. NIEUWE RAADSELS. 1. Wie heeft een mond maar geen kop? 2. Mijn eerste hebben wij graag, mijn tweede is een bijwoord en mijn derde kan ook grond beleekenen. Mijn geheel is een provincie. 3. Nu wil ik eens vragen wie me kent? In de muziek ben ik een instrument, Man, vrouw, kind, dwerg en reus, Allen hebben mij aan den neus. Koolmees, arend, spreeuw, Ooievaar, kievit, meeuw En welke vogels al meer Hebben me allen evenzeer. Ook vindt gij mij aan elk paleis, Dat gebouwd is naar den eisch. 4. Mijn geheel beslaat uit 26 letters en is een spreekwoord. 1, 3, 12, 15 is een meisjesnaam. 8, 5, 5, l i zit onder den schoen. 20, 5, 9. 6. 18, 26 raad 13, 19 duur. ijs is 4, 22. 2. 6. 10, 11. 2") 17 is een kleur. 14, 17, 23, 12 gebruikt men op het ijs. 24, 1, 7 geeft licht. zijnn oudere collega hem zulk oen vriendschap- schappelijke wijze uiting gaf aan zijn gevoe lens en waarin hij er tevens by den Russischen vorst op aandrong alle twist te vermijden. Dit schrijven nu, in een verzegeld omslag, moest naar Rusland gebracht worden. Wie inoest dit doen? Het was geen plezierreisje in dien tyd, van Berlijn naar St.-Petersburg. Behalve dat men een ontzettend langen tijd onderweg was, liep men ook nog de kans hier of daar door roo- vers ofwolven te worden aangevallen en het spreekt vanzelf dat men er in zoo'n geval maar hoogst zelden het leven afbracht. Koning Frederik dacht daar echter niet lang over na. Hij ontbood een zyner vertrouwdste koeriers en droeg aan dezen man op, den brief weg te brengen. De koerier maakte een diepe buiging, nam den brief in ontvangst en verliet met een dapper gezicht en zonder een woord van tegenspraak te laten hooren zijn vorst,. Koning Frederik keek hem glimlachend na en knikte bewonderend met het hoofd. Dat was een dappere kerel, waarop men rekenen kon, meende hij. Helaas de koning vergiste zich deerlijk. De koerier dacht er in werkelijkheid geen oogenblik aan zelf naar Rusland te reizen. O, hij was in zijn leven al bijna overal geweest, pelijk knipoogje gaf. Meestal toch liet ieder een hem links liggen. Hij volgde den ander ook hoogst nieuwsgierig naar builen. Haastig liep men de scchildwachten voorbij tot men op een stil plekje gekomen was en hier sprak de oude koerier fluisterend: „Uhlmann, het heeft Zijne Majesteit den Koning behaagd U een groot büjk van ver trouwen te schenken". Wilhelm Uhlmann zweeg verrast en eerbie dig, want nog nooit had hij gemerkt, dat ko ning Frederik hem kende en nog minder zpu hij gedacht hebben een rechtstreeksche op dracht van zijn vorst te zullen ontvangen. „Dezen brief moet onverwijld naar Rusland worden gebracht. Hy moet worden overhan digd aan den Czaar persoonlijk en gij moet zijn antwoord weder mede terug brengen. Zwijg over uwe opdracht tegen iedereen en vertrek onmiddeliyk". De Jeugdige koerier pakte den brief eerbie dig aan, boog als een knipmes en verliet het paleis zonder een spier op zyn gezicht te vertrekken. De lafharlige, oudere man, keek hem met een sluwe grijnslach op hol gelaat na en verwijderde zich eveneens huilen de muren van het paleis. Daar moest hij zich den EEN ZOEKPLAAT. Op dit plaatje zien w edrie kinderen, die een beetje treurig bij elkaar staan. En dat is geen wonder, want zij zijn uitgegaan om te spelen en hebben hun braven hond Bello mee genomen. Altijd huppelt het dier om hen heen en met zijn geblaf en gestoei maakt het de prjpt. bij het spelen nog grooter. Maar ach, nu de kinderen weer naar huis willen gaan, kunnen zij Bello niet terug vinden. Zij zoe ken en roepen nem overal, maar de hond stukje carton worden geplakt. Daarna moeten alle zwarie stukjes netjes worden uitgeknipt en nu moeien deze stukjes zoo aan elkaar ge past worden dat zij tenslotte als elk stukje op zijn plaats ligt een duidelijk beeld vor men. Zoek het dus maar eens uil, maar zoo als gezegd geef den moed niet te snel op, want hel is nu eenmaal niet zoo gemakkelijk. EEN KNIP-PUZZLE. komt niet te voorschijn. Toch is de guit in de buurt en ook hoort hij de kinderen wel, maar hij houdt zich verscholen. Hij denkt, dat het wel leuk is om zich eens te laten zoeken. Als je nu goed kijkt zie je zijn "kop bijna onmiddeliyk, maar als je niet oplet moet je ook heel lang zoeken, net als de kinderen op het plaatje. Probeert het eens of je hem snel vinden kunt. 709 Een andere klasse kreeg gymnastiekles. Hier is nog weer eens een silhouet, waarvan wij een legkaart hebben gemaakt. Het is dit keer heel moeilijk, weest daar dus op bedacht en geeft den moed dan ook maar niet te vlug op. Hoe je het werkje verrichten moet, weet je zeker wel. Voor die het niet weten, vertellen wij het nog eens. Het geheele vierkant moet eerst op een stukje stevig papier of op een 717 Achter in den tuin namen we afscheid van den Baron. Hij wees ons den weg naar huis en riep ons een vriendelijk „tot weer ziens" toe. Als hy geweien had wat er met ons gebeuren zou, dan was hy stellig niet zoo vriendelij k geweest. 718 We liepen nu op een smal wegje langs 719 We zagen om en op hetzelfde oogenblik 720 Knagelijntje en ik verborgen zich dadelijk den vijver. Naast dat wegje was hoog gras krompen onze staarten tot kurketrekkers in den kop van een ouden knotwilg. Maar met lange boterbloemen en groote paar- inéén van de schrik. Want daar stak uit zou het wat helpen? Wezels kunnen ook denbloemen er tusschen. Plo se!ing meenden het gras de bloeddorstige kop van Bloed- goed klimmen. En als Bloedzuiger naar wij achter ons geritsel te hooren. zuiger, den Wezel. boven kwam

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 3