Vraag en rfanbod v.ROSSEM'* ZEEPAARD I5cr. DE TROTSCHAARD WEEKBLAD VOOR WALCHEREN EERSTE BLADtiy Vrouwenhanden 85o JAARGANG VRIJDAG 3 MEI 1929 DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. ABONNEMENTSPRIJS 40 CENT PER 3 MAANDEN FRANCO PER POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT ADVERTENTIEPRIJS 20 CENT PER REGEL INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF No. 18 'DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN Uitgave H. Wegeling, Noordstr. 44, Teief. 130, Vlissingen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg ui Vri —1 DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. 2. „Je vader? Hy stierf toen je tien jaar was, WIJ zorgen voor nette uitvoering van uw Drukwerk en zijn toch het laagst in prijs I Wegeling sïïieuwsblad "4^ Ook op het gebied yan Kantoor- en Schrijfbehoeften zijn wij goed en goedkoop I Teleurgestelde hoop. Dat is het, wat Zater dag aan de wereld kon worden verkondigd. De voorbereidende Ontwapeningscommissie was bijeen, maar de gedachte aan werkelijke bewapeningsvermindering vindt geen meerder heid. En de Commissie blijkt een comedie te zijn. Reeds hadden de Amerikanen een con cessie gedaan aan het Fransche militairisme. De Duitscher Bemstorff betoogde op indruk wekkende wijze, dat de ontwapening niets be duidt, als de geoefende reserves op volle kracht blijven Maar Frankrijk bleef daaraan vast houden. Er mocht niet aan getornd worden. Er blijven millioenenlegers. Frankrijks vrien den hielpen hiee, en er viel niet mee te pra ten Duitschland, Nederland, Zweden en Sov jet-Rusland zullen wel niet veel meer kunncr bereiken. De Nederlandsche gedelegeerde, de heer Rutgers verklaarde, dat hij den dag, waar op de voorstanders van de beperking en ver mindering van geoefende reservetroepen er zich bij neerleggen een ontwerp conventie aan te nemen, die in deze beperking niet voor ziet, een historische dag zou kunnen noemen. De wereld zal zich met verwondering afvra gen, of de overeenkomst van Locarno en het Kellogg-Pact al hun waarde verloren hebben, wanneer gebleken is, dat het onmogelijk is, de legers ook maar met één man te verminde ren. De vraag is thans, of men al dan niet voort wil gaan, wanneer men weet, dat beper king van de geoefende reservetroepen niet te verwezenlijken is". Dat was een goed woord, maar wat zal het baten? Als er geen goede wil is, dan is het vechten tegen de bierkaai. Het schijnt dat men van de oorlogsverdwazing nog niet is genezen, en dat allerlei duivelsche factoren nog medewerken om het oorlogsmon ster in het leven te houden, ten spijt van men schen als Erich Maria Remarque, die zijn ook in het Nederlandsch vertaald boek uit gaf „Van het Westelijk front geen nieuws", een boek, dat ieder weldenkende die het leest, als hij het nog nooit had gezegd, nu toch zou doen uitschreeuwen, zoo luid, dat ieder het hooren moet: nooit meer oorlog! nooit meer! Maar in Berlijn hield dezer dagen de „Deut sche Lyzeumclub" een debatingavond over dat boek, en het bleek, hoe vijandig sommigen staan tegenover schilderingen van het oor logsleed, als de schrijver gaf. De inleidster der bespreking hield zich onzijdig ten opzichte van de politiek, maar de eerste debater viel al direct het oordeel van den schrijver over den oorlog aan en ontlokte talrijke bijvalsbe tuigingen. Deze kwamen van den kant der vrouwen, dames uit den ontwikkelden stand. Met hartstocht, een betere zaak waardig ko zen zij partij voor den modernen oorlog, en met genoegen zouden zij hun mannen en zoons naar de loopgraven zien gaan. Zelfs werd de opmerking gemaakt, dat het Duitsche volk in een laf en een heldhaftig gedeelte was te scheiden, en natuurlijk behoorden deze dames tot het heldhaftige deel des volks. Het is om te duizelen, als men dergelijke woorden hoort, om te stikken van ergernis als men zich in denkt, dat men in een mooie zaal, omringd door luxe en weelde zulk een onzin durft uitkramen. Zijn deze dames oorlogsweduwen en hebben zij het verlies harer zonen te be treuren? Indien ja, dan zouden wij voor haar geen hoop meer hebben, dan zijn zij over al het menschelijke heen cn kunnen wij slechts diep, diep medelijden met haar hebben. Of weten zij van zulk een verlies niet uit eigen ervaring, dan wenschen wij haar in een toe- komstigen oorlog, waar zij 'blijkbaar zoo naar verlangen dit niet toe, alleen, wij zouden haar den raad geven, verlrouw de zaak niet aan de laffen, maar ga zei? op het oorlogspad. Ver laat uwe gemakkelijke fauteuils en weelderig ingerichte woningen, leg af uw mooie zijden kleeding, waar de parfums U uit tegen geu ren, ontzeg U het genot om in de morgenbla- den te lezen van den voortgang der heldhaf tige krijgers, slurpend uw heerlijk kopje thee maar trek een gewaad aan, dat beter bestemd is tegen den modder der loopgraven, waarop het niet aankomt of uw kleed een kreuk heeft of dat het door een vlek ontsierd is, en waar de heerlijke geur der oorlogsdampen uw reuk orgaan „weldadig" aandoet, en ga wroeten in de loopgraven om uw kostelijk leven te be veiligen tegen de suizende kogels, zoek dekking onder de lijkkisten op een soldatenkerkhof en vecht met de ratten om wat voedsel, wat nog iets anders zal wezen, dan de keurige spijzen uit uw keuken, en probeer dan uw vrouwelijk gevoel lucht te geven, door het neerschieten van menschen, die misschien niet zoo held haftig over den krijg hebben gedacht en ge sproken. En als ge dan straks het ongeluk hebt, dat ge niet op het „veld van eer" uw leven hebt mogen geven, omdat geen kogel U heeft getroffen, en geen granaat uw lichaam uit elkaar heeft gescheurd, misschien mis schien hebt ge een anderen kijk gekregen en ziet ge uw fraaie huis en prachtige garderobe, mogelijk ook uw man en zonen er wat anders op aan, en hebt ge een andere gedachte ge kregen op wat ge noemt het laffe deel des volks. Als ge maar eens aan eigen lijf de felle geeselslagen van den oorlogsgod hebt gevoeld, als ge maar eens uit uw eigen leven van ge not en gemak zijt weggerukt in den modder poel van jammer en ellende, als ge maar eens bijna krankzinnig zijt geworden, van al wat uw oog heeft gezien en uw oor heeft gehoordHet is niet te wenschen, ook voor deze dames niet, dat het nog ooit zoo ver komt, maar als de oorlogswaanzin de men schen weer tot daden zou willen drijven, dat hij zich dan beperken mogen tot haar en tot haar alleen. Dat z ij dan haar hartstocht Ino- gen uitleven in den strijd met wie er óók zoo over denken, en dat dit dan de laatste kamp moge zijn, omdat dan zelfs deze heldhaftige dames van de Lyzeumclub en debatingavon- den, radicaal genezen zijn, en met pak en zak zijn overgeloopen naar de laffen, die mis schien minder aardsche goederen te verliezen hebben en niet zoo goed kunnen deelnemen aan felle debatten, maar die maar al te goed hunne hersenen gebruiken en weten, dat de oorlog geen ding is. om mee te spelen, maar groote, vreeselijke werkelijkheid, erger dan de dood. VLISSINGEN. Met ingang van 1 Juni is benoemd tot inspecteur der directe belastin gen de heer IT. F. van de Velde, alhier ge- welke door de schoonmaak ruw, rood of beschadigd zijn, worden weder gaaf, zacht en blank door Doos 30 en 60, tube 80 ct. PUROL boortig, thans adjunct-inspecteur ter inspectie Vlaardingen, en wordt toegevoegd aan het hoofd van bedoelde inspectie. Voor het examen voor Fröbelonderwijs slaagde Mej. W. Meeuwse alhier. Voor het aris-examen de heer M. H. van der Linde, geboren te dezer plaatse. De officier van gezondheid le klasse P. de Mcoy, wordt met ingang van 14 Mei alhier geplaatst. De officier van administratie 2e kl. N. B. Spoor, dienend op het wachtschip alhier, wordt te Rotterdam geplaatst bij de gereedmaking van den torpedojager „Van Ga len". Aan majoor Jhr. C. J. van Adrichem Boogaart, van het regiment jagers, vroeger al hier, is vergunning verleend tot het dragen van de ordeteekenen van eereridder der Jo- hanniterorde. Binnengekomen het Amerikaansche s. s. ..Manatonay" met een lading olie en het Ne derlandsche stoomschip ..Gaasterland" met *n lading steenkolen voor de Gasfabriek. In de vergadering van de Coöp. Boaz-Bank Vlissingen W. A. is besloten over 1928 een di vidend van 5 pet. uit te keeren. Het bestuur der vereeniging „Vlissingen Vooruit", ontving van H. M. de Koningin een fTooten bronzen medaille, van Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden een zilveren medaille en van HM. de Koningin-Moeder een zilve ren medaille, bestemd om als hoogste prijzen uit te reiken voor de Turnfeesten op 29 Mei. Het verwarmingstoestel voor de Groote Kerk zal worden geleverd door de firma Vin cent te Schiedam voor f3700 Bijkomstige wer ken zfin aan den heer J. N. D. Bijl gegund voor f 5684 De afd. „Patrimonium" hield een leden vergadering. waarin de heer B. Ltgteringen optrad met het onderwerp: „De moderne vrouw een fiasco?" en de uiteenzetting, dat deze vrouw geen fiasco behoeft te ziin. als de palen voor haar gesteld, niet worden over schreden. De openbare leeszaal en biblio theek hield een leden vergadering. De rekening wees aan inkomsten en uitgaven een bedrag r»an van frnpf ppn hyj^lg c-glvan hitna - (Naar het Duitsch). „Je kan toch vriendelijk zijn tegen iedereen. Dansen en zingen mogen dan anderen doen, voor wie het leven gemakkelijker is. Maar een goed woord aan iemand geven kan ook een bedroefd mensch". Zij keek naar den grond en trok de wenk brauwen dichter bij elkaar, alsof zij haar zwar te oogen daaronder verbergen wilde. Een poos je voeren zij nietszeggend voort. De zon goot nu haar warme stralen over het gebergte; de top van de Vesuvius stak boven de wolkenlaag uit, die den voet nog omsluierd hield en de huizen op de vlakte van Sorrento staken blin kend wit af tegen de groene sinaasappelboo- men. „Heeft die schilder niets meer van zich la ten hooren, Laurella, die Napolitaner, die jou tot vrouw wilde hebben?" vroeg de pastoor. Zij schudde het hoofd. „Hij kwam toen om een portret van je te ma ken. Waarom heb je dat geweigerd?" „Waarom wilde hij dat? Er zijn veel mooiere meisjes dan ik. En dan wie weet wat hij gedaan zou hebben. Hij had mij wel kunnen betooveren en mijn ziel schade doen, of mij ter dood brengen, zei moeder". „Hecht toch geen geloof aan zulke praatjes", zei de pastoor ernstig. „Ben je niet altijd in Gods hand. buiten Wiens wil je geen haar op je hoofd gekrenkt zal worden. En zal een mensch dan sterker zijn dan God? Bovendien kon je toch wel zien. dat hij van je hield. Zou hij je anders hebben willen trouwen?" Zij zweeg. „En waarom heb je hem afgeslagen? Hij moet een brave man zijn en van goeden huize, zou jou en je moeder beter onderhouden ku>: nen, dan jij nu doet met het beetje spinnen en zijde winden". „Wij zijn arme menschen", zeide zij driftig, „en mijn moeder is nu al zoo lang ziek. Wij zouden hem maar tot last geweest zijn. „En ik ben ook niet geschikt voor een sig- nora. Als zijn vrienden bij hem zouden komen, zou hij zich voor mij geschaamd hebben". „Wat praat je toch. Ik zeg je toch, dat het een goed mensch was. En bovendien wilde hij toch naar Sorrento verhuizen. Niet gauw zal er weer zoo iemand komen, die als uit den he mel gezonden was om jullie te helpen". „Heb je een gelofte ge an of wil je in een klooster gaan Zij schudde haar hoofd. „De menschen hebben gelijk als ze je eigen zinnig en trotsch noemen, al is ook de naam niet mooi. Heb je er niet aan gedacht, dat je niet alleeh op de wereld bent en door deze stijfhoofdigheid je het leven en de ziekte van je moeder nog moeilijker te dragen maakt? Wat kan je nu voor gewichtige redenen hebben om de rechtschapen hand af te wijzen, die jou en je moeder helpen wil? Antwoord mij. Laurella? „Ik heb wel eendreden", zeide zij zachtjes en aarzelend. Maar ik kan hem niet zeggen". ..Niet zeggen, ook aan mij niet? Ook niet aan je biechtvader, waarvan je toch wel weet, dat hij het goed met je meent, of niet?" Zij knikte. ..Ontlast dan je hart. mijn kind. Als je gelijk hebt. zal ik de eerste zijn om je gelijk te geven. Maar je bent jong, en kent de wereld nog niet, je zoudt er later spijt van kunnen hebben, dat je voor k:nderachtige gedachten je geluk ver speeld had". 1 Zij wierp een vluchtigen. schuwen blik naar den jongen man, die onvermoeid roeiende ach ter in de boot zal en de wollen mufs diep over zijn hoofd getrokken had. Hij staarde terzijde in de zee en scheen in eigen gedachten verdiept te zijn. De pastoor zag haar blik en kwam met zijn oor dichter bij haar. „U heeft mijn vader niet gekend", fluisterde zij en haar oogen zagen donker. i denk ik. Maar wat heeft je vader, wiens ziel, naar we hopen, in den hemel is met je stijf hoofdigheid te maken?" „U heeft hem niet gekend, heer pastoor. U weet niet dat hij alleen schuld heeft aan mijn moeder's ziekte". „Hoe dat?" „Omdat hij haar geslagen en mishandeld heeft. Ik herinner me nog de nachten, waarin hij woedend naar huis kwam. Zij sprak nooit een woord tegen hem en deed alles, wat hij wilde. Hij echter sloeg haar, zóó, dat ik het niet kon aanzien. Ik trok dan de dekens over mijn hoofd en hield me of ik sliep, maar ik huilde den geheelen dag. En als hij moeder op den grond zag liggen veranderde hij plotse ling en kuste haar zóó. dat zij riep: je laat me stikken. Moeder heeft mij verboden er ooit een woord over te spreken. Het greep haar. echter zóó aan. dat zij de vele jaren, nadat hij dood is, nooit weer gezond geworden is. En als zij soms vroeg mocht sterven, wat de he mel verhoede, weet ik wel, wiens schuld dat is" De kleine priester schudde zijn hoofd en scheen niet te weten in hoeverre hij zijn biechtkind gelijk zou geven. Eindelijk zeidehij „Vergeef hem, zooals je moeder hem verge ven heeft. Je moet niet aan die treurige din gen denken. Laurella. Er zullen betere tijden voor je komen, die maken zullen, dat je alles vergeet". „Nooit vergeet ik dat", zeide zij, „en weet TT pastoor, daarom wil ik niet trouwen om ie mand onderdanig te zijn, die mij zou mishan delen en daarna liefkozen. A's mij nu iemand slaan of zoenen, wil, dan kan ik mij verdedigen. Maar mijn moeder durfde zich n:et verweren, niet tegen zijn slagen, niet tegen zijn kussen, omdat zij van hem hield. En ik wil niemand zoo liefhebben, dat ik voor hem ziek en ellen dig worden zou". „Ben je nu geen kind en spreek je niet als iemand die niets afweet van wat op de wereld gebeurt? Zijn dan alle mannen zoo als je arme vader was, dat zij aan elke luim ea drift toegeven en hun vrouwen slechts behandelen? Heb je geen rechtschapen mannen genoeg ge zien in je omgeving en vrouwen, die in vrede en eensgezindheid met hun mannen leven?" „Van mijn vader wist ook niemand, hoe hij tegen mijn moeder was, want zij zou veel liever sterven, dan er tegen iemand over klagen. En dat allemaal omdat ze van hem hield Als dat liefde heet, die iemand de lippen sluit, wan neer men beter om hulp kon roepen en iemand weerloos maakt tegen erger, als de grootste vijand, hem kon aandoen, dan wil ik mijn hart nooit aan een man geven". „Ik zeg je nogmaals, dat je een kind bent en niet weet, wat je zegt. Er zal ook voor jou een tijd komen, waarin je hart vragen zal, houd ik van hem of n et. en dan helpt al'es wat je Je nu in je hoofd haalt, niet". Na een pauze: „En die schilder, heb je van hem ook gedacht, dat hij je slecht behandelen zou?" „Hij had oogen. zooals ik ze bij mijn vader bezien heb, als hij mijn moeder om vergiffenis vroeg en haar in zijn armen nemen wilde, om het weer goed te maken. Ik ken die oogen. Iemand, die het over zijn hart kan verkrijgen zijn vrouw, die hem nooit ie's eedaan heeft te s'aan. kan ook zu'ke oogen hebben. Ik hui verde, toen ik die oogen weer zag". Toen zweeg zij. Ook de pas'oor zeide niets. Hij bedacht wel ve'e schoone spreuken d:e hij liet meisje zeggen kon: maar de tegenwoordig heid van den iongen schipper die teg°n het einde der biecht onrus'ig geworden was, deed hem zijn mond houden. Toen zij na twee uren gevaren te hebben in •'e kleine haven van Capri aankwamen, droeg Antonino den geestelijke uit de boot door het water en bracht hem eerbiedig aan 'and. Maar T.aurel'a wilde niet wachten, tot hij weer terug kwam en haar haaide. Zij pak'e haar rokken hij elkaar de klompen in de rechter-, het pakje in de linkerhand en plaste door het water aan land. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 1