Voor Jong en Oud ONS JEUGDVERHAAL SNUFFELGRAAG EN KNAGELIJNT JE. VRIEND EN VIjAND TEGELIJK (Slot) Maar.... zij had ©en plan. ZIJ sou ook den zolder opruimen en.... de wasch doen. Ja, je ziet het, Anna was voor geen beetje bang Nauwelijks was zij alleen of zij maakte water warm om straks een heerlijk sopje te hebben voor de kleine wasch. En terwijl het water kookte ging zij naar boven om te zien wat er aan den zolder te doen viel. Zij ploeterde en poetste en schuurde dat het een lust was en als vader het had kunnen zien zou hij zeker aan moeder gezegd hebben „Een groot mensch zou er moe van worden". Maar Anna werd heelemaal niet moe. Zij kreeg natuurlijk wel een erge kleur en haar haren raakten wel een beetje in de war, maar dat srpak dan ook vanzelf. Als je zóó werkte. Toen het twaalf uur sloeg was alles op zol der klaar. Even rustte het meisje uit, terwijl zij haar boterham at en een glas melk dronk. Maar da delijk daarna sprong zij weer op. Nu kwam de wasch aan de beurt. Annie boende en wrong en spoelde zoo, dat moeder het haar zeker niet had kunnen verbe teren. Het waren nu wel geen groote stukken maar toch een heeleboel kleintjes. Maar alles kwam prachtig op tijd klaar en Anna stelde zich al het verbaasde gezicht van moes voor als die straks zou zien, dat er al zooveel aan het wekelijksche werk gedaan was. En wat zou zij wel zeggen van de zolderruimte, die zoo netjes was? Half vier. Hé, hé, nu zuchtte Annie er toch wel even van. Zij was het werk ook niet gewend, zoo'n geheelen dag. Nog twee jaar zou zij school moeten gaan eer zij voor goed in de huishouding kwam. Nu was het vacantie. Toch wel prettig, vond zij. Kalmpjes begon zij nu aan het werk in de keuken. Ach, haar vader had wel wat gezegd van het eten koken, maar daar moest zij nu toch eigenlijk om lachen. Die mannen ook. Die denken dat het moeilijkste in huis het ko ken is, maar lieve help,, wat sloegen zij daar mee den plank mis. En zachtjes wreef Anna even over haar rug, die nog pijn deed van 't wasschen. Koken is niet zoo erg, vond zij, als je daar maar een beetje van wist ging alles vanzelf. Zij maakte vlug de groente schoon en zette daarna de pannen op. Hé, nu moest zij eigenlijk nog even thee zetten. Dan was alles, alles klaar als moes kwam. Floep, en het gas was al op en het water stond al bijna te borrelen. Vijf minuten later al ging zij met den theepot de kamer binnen en zette zij hem op het lichtje En toen gebeurde het ongeluk. Het vuur dat den geheelen dag zoo braaf haar geholpen had, werd plotseling Anna's vijand. jTerwij^Jie^jneisp^^ om haar werk te voltooien viel in de huiska mer plotseling de volle theepot die zij niet stevig genoeg had neergezet om en sleepte het lichtje mee... En de ongelukkige Annie hoorde den slag niet eens want juist was zij uit het achterdeur tje getreden om den groenten-afval netjes weg te werpen Zonder dat zij het wist stond in een oogwenk de geheele huiskamer in lichtelaaien gloed. Toen zij plotseling de brandlucht opmerkte en de kamerdeur opendeed gaf zij een gil Yan schrik. Het was een vuurzee en het arme meisje wist in haar wanhoop niet beter te doen dan als een razende naar buiten te loo- pen. En daar stond zij, versteend van schrik, totdat zij plotseling besefte hoe erg het was en luidkeels om hulp begon te gillen. Maar die hulp kwam niet snel Het huisje stond daar ook zoo eenzaam en bijna niemand kwam er langs. Eerst toen de menschen in de naburige stad zagen dat de hemel zich in de verte rood kleurde begrepen zij dat er brand moest zijn en waarschuwde zij de brandwachts Maar de hulp kwam te laat. Alles was weg. Moeder's prachtige meubels en vader's dure gereedschap. Alles, alles. En Anna stond als wezenloos van verre toe te zien hoe de menschen uit de stad werkten om het vuur te blusschen. Suf en klappertan dend stond zij daar, toen opeens een paar gröotc en sterke mannen-armen haar optilde en zij vader's sttem zachtjes boorde zeggen: „Kindje, kindje, wat heb je nu gedaan?..." „Niets", zeide zij opeens hef lig. „niets,, va der, ik heb niets gedaan. Ik weet niet hoe er brand gekomen is; ik weet het heusch niet". En het was of plotseling al haar kalmte weer terug keerde en in één adem vertelde zij alles wat zij dien dag gedaan totdat er opeens brand kwam en zij niet meer wist wat zij doen moest. Vader en moeder luisterden aandachtig, maar vader kon toch niet nalaten te vragen: „Kind, als je niets gedaan hebt hoe kon er dan brand ontstaan zijn?" „Ik weet het niet, vader, heusch ik weet het niet. Het kwam opeens uit de huiskamer, waar ik bijna den geheelen dag niet geweest ben, alleen om den theepot op het lichtje te zetten" snikte Anna. Moeder keek niet eens meer naar het bran dende huis; zij trok haar Annie naar zich toe en streelde het meisje over het blonde haar. Ach, zij vond het zoo lief dat zij zoo hard ge werkt had en alles in orde. had willen maken. Zij begreep wel dat er een ongeluk gebeurd was; maar gelukkig dat zij tegen brand verze kerd waren, zij zouden de schade dus wel vergoed krijgen Haar Annie, dat voelde moeder goed, kon het niet gedaan hebben. En dat was ook zoo, nietwaar? Al wisten Anna's ouders het niet, wij weten het wel, dat het booze vuur onverwacht en plotseling ver raad tegen Anna pleegde Laat dat een lesje zijn voor ons allemaal. VOOR HET EERST NAAR SCHOOL. ZOEK EENS GOED. Hallo. Hier gaat kleine Anna vandaag voor het eerst mee naar school. Of zij het leuk vindt? Kijk maar eens naar haar gezicht. Trotsch als een pauw slapt zij tusschen haar grooten broer en zus in en ach, die twee vin den het ook wel prettig dat kleine Anna voort aan meegaat. Ik vind, dat jullie nog maar eens moeten probeeren een mooie gekleurde plaat van deze teekening te maken. Je zult natuurlijk wel een beetje last hebben met de gezichten van deze drie, want je weet, die vleeschkleur is al- lijd heel moeilijk. Maar gelukkig heeft kleine Anna een erg roode kleur van het vooruitzicht vandaag opeens zoo'n groote meid te zqn, dus dat valt nogal mee. En van haar groote zus zie je eigenlijk meer haar dan gezicht, dus dat gaat ook nogal. Wat broer betreft, ach, jongens zijn toch meestal niet zoo blank £ls meisjes, dus die zou ik maar een beetje oranje-achtig gezicht geven met donker roode wangen. De kleeren moet je maar net zoo kleuren als je zelf wil, als je maar zorgt, dat alles een mooi geheel wordt, zoodat er „harmonie" in de plaat komt. EEN GRAPJE. Uit de school: Onderwijzer: „Waarom ben j(j zoo laat Raap steel?" Raapsteel: Onze klok was niet goed, meester. Onderwijzer: „En jij Zuurboor?" Zuurboor: „Ik had mijn boeken vergeten, meester". Onderwijzer: „En jij Knolraap?" Knolraap; „Mijn neus bloedde zoo, meester". Onderwijzer: „En jij Doedelzak?" Doedelzak: „Ik moest op mijn broertje pas sen, meester". Onderwijzer: „En jij Beukeboom?"» Beukeboom begint vreeselijk te huilen. Onderwijzer verschrikt; „Wat scheelt er aan?" Beukeboom snikkend: „Zij heb....ben al....les al....ge....zegd. Ik....weet niets meer....meneer" Deze dame heeft al langer als een kwar tier een vogeltje op het hek van haar tuin zien zitten en natuurlijk is zij ten laatste een beetje nieuwsgierig geworden om te weten wat dat diertje daar doet. Met een ruk heeft zij de deur opengedaan, maar het vogeltje schrok niet eens en bleef rustig zitten. Wel kijkt het voortdu rend en schichtig naar den grond. Zoekt het misschien iets? Ja. Het zoekt zijn vriendje, dat uit den boom gevallen is en nu ergens op het gras moet lig gen. Maar waar? Hoe het beestje ook kijkt RAADSELS. Oplossingen der vorige week. 1. Heerde, Utrecht, Deventer, Petten, El- speet, Epe. 2. Schoolgebouw. 3. Een goed begin is het halve werk. NIEUWE RAADSELS. 1. Twee jongens, die elkaar een poosje niet gezien hadden, kwamen elkaar tegen. De eene echter keek den ander verbaasd aan en zeide: „Wat gek, dat heb ik vroeger eigenlijk nooit zoo goed gezien, maar jij hebt een oranje hoofd. Wist je dat zelf niet?" De andere jongen wist hel niet en hij geloof de het niet ook en toch is het waar. Hoe kan dat? 2. Hoe komt het dat het op zee nooit twee nachten achter elkaar blijft stormen? 3. Een visscher was eens gebeten door een kreeft. Den volgenden dag ver.elde hij aan zijn vrienden: „Ik werd toch zoo kwaad op het dier, dat ik het woedend oppakte en in het water smeet. Ik dacht, ziezoo, dat doe je niet en zoekt, het vriendje is niet te vinden. De da me weet dit natuurlijk niet en daarom zal zij van zelf niet op de gedachte komen te gaan zoeken. Maar probeeren jullie eens het geval len beestje te vinden. Het ligt plat op den rug, met de vleugeltjes wat uitgespreid, maar na tuurlijk is het maar heel klein, niet grooter dan lisandere vogeltje en daarom zie je het niet zoo gauw. Zoek eens goed en als je het hebt gevonden, zal je verbaasd zijn, dat je er zoo lang naar hebt moeten zoeken. nog eens. De vrienden begonnen echter luid te lachen, want zij vonden dal de kreeft het wel niet zoo'n ergen straf gevonden zal hebben om in het water te worden geworpen. En toch had de visscher het bij het rechte eind; de kreeft was wel degelijk zwaar gestraft. Wat was er dan in het water met hem ge beurd? 4. Verborgen spreekwoord: Het zieke jongetje begon gelukkig beter te worden. Graniet is hard, maar diamant is het hardste van alle steensoorten. De kinderen hadden mooie, gekleurde bellen geblazen. „Waarom moet ik dat doen?" vroeg de lui aard. „Zonde, dat ge dien mooien den omhakt". „Maar Opoe wat hebt ge een grooten mond?" zei Roodkapje. Italiaansch glas is altijd prachtig gebrand. 713 Eindelijk kwamen we aan 't paleia van Ba- 714 Mevrouw van Workenburg, een oude en 715 We mochten gaan zitten en kregen van een 716 Na het glaasje dauw bracht de Baron ons ron van Workenburg. Dat wac eon mooi groen Plompenblad, verborgen onder een dak vart haagwinde, waartusschen prach- x iige sneeuwwitte bloemen uaerhingen. vriendelijke kikkerdame, kwam ons tege moet, gaf ons een pootje en zei: Zoo, ben jullie nu de muisjes, die mijn man hebben gered. Ik dank je daarvoor nog wel, hobr. deftigen bediende ieder een glas waterlelie dauw. Dat smaakte heerlijk dp zoo'n war men dag. De Baron en zijn vrouw dronken liever een kopje vlierthee. Dat waa gped tegen de rheumatiek. in zijn Landtuin. Daar stonden prachtige paarse kattenstaarten en groote gele paar- denbloemen. Ook zweefden er koolwitjes en schoenlappers.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 3