Vraag en Jtaitbod m Op 2e PaaSchdag naar Antwerpen v ROSSEM'* ZEEPAARD I5cr WEEKBLAD VOOR WALCHEREN EERSTE BLADA HET SLOT DYMECK VRIJDAG 89 MAART 1929 No. 13 DRUKKERIJ A WEGELIÜG VLISSINGEN Wt| zorgen voor nette uitvoering van uw Drukwerk en zijn toch het1 laagst In prijsj ABONNEMENTSPRIJS 40 GENT PER 3 MAANDEN FRANCO PER POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT Uitgave ADVERTENTIEPRIJS: 20 GENT PER REGEL INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF DRUKKERIJ H. WE.GELINQ VLISSINGEN Ook op het gebied van Kantoor^ an Schrijf behoeften zijn wij goed en goedkoop I llng, Nuordstr. 44, Telef. 130, Vlissingen. Bijkantoor: Drukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg DRUKKERIJ DE LANGE JAN MlDDELB. MIJNHARDTs Hoofdpijn-Tabletten 60 ct. Kies-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Zenuw-Tabletten 75 ct. Maag-Tabletten 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten. LICHTE MARYLAND BAAI IN PATENTVERPAKKING. 850 JAARGANG DRUKKERIJ DE LANGE JAN MlDDELB. Wegelingsïïieuwsblad Den deelnemers wordt verzocht precies op tijd op de plaats van vertrek aanwezig te zijn. Vlissingen: Bet je Wolffplein 7 uur; Souburg: Tramhalte 7.10 uur; u Middelburg: Markt Melksalon 7.20 uur. WIJ VERTREKKEN PRECIES OP TIJD. De kaarten van deelname moeten getoond worden voor contróle. Vertrek Antwerpen: HOLLANDSCHE TIJD 7 uur precies, ook daar wordt niet gewacht. DE UITGEVER. Zondag-Paschen. Feest van de levende Hoop! Feest voor dfe bedroefde harten! Feest dat een antwoord geeft op de bange verzuchting; „En wij hoopten".. „Hoop doet leven", zegt het spreekwoord. En gelukkig de mensch, die nog hopen kan. Hoe menigmaal werd de hoop teleurgesteld. Aan alle verwachtingen den bodera Ingeslagen. Dit is niet gekomen, dat is niet vervuld, fcn ook dit is nog niet verwezenlijkt. Er was ge gronde hoop, gerechtvaardigde hoop en toch teleurstelling was het resultaat. En dan kan het worden: „Uitgestelde hoop krenkt het hart". Het is in te denken, dat een mensch zóó ver komt. Men begint met de beste ver wachtingen te koesteren, men ziet de lichtpunt jes, zij zijn wezenlijk niet gezocht. Er i s hoop. Goede hoop. En toch het vurig verwachte kwam niet. Men moest het wachten wel opge ven, men moest de hoop wel laten varen. „Ik hoop, dat het nog eens beter mag worden met mijn jongen", zoo spreekt de vader, wiens zoon den verkeerden weg opgaat en het wordt niet beter. „Ik hoop, dat het kranke kind nog weer herstellen gaat", zoo zegt de moeder en het mocht niet zoo zijn. „Ik hoop dat de menschen de billijkheid der zaak mogen in zien" zoo zegt de bezwaarde en zij zagen het niet in. Alles teleurgestelde hoop. Ja, laat ons maar eerlijk zijn wat worden wij vaak teleurgesteld! Ouders door hunne kin deren. Vrienden door hun vrienden. Er is zoo véél teleurstelling. In ons eigen hart, in ons huis, in de wereld waarin wij leven. Onze beste verwachtingen worden tot nul terugge bracht. De moed gaat uit het leven, omdat ide hoop eruit is. En men sukkelt voort, niet meer levend, maar geleefd wordend. Men heeft af geleerd nog te hopen, want smart was toch het eind. En wij komen in de levenssfeer, in welke ons niets meer schelen kan. Zooals het gaat, zoo géét het. Men leeft het leven van stille berusting, indien niet van volkomen op stand tegen alles, wat de hoop ontnam1. Ge troost te worden? Maar och, wat bè&t ons troost, als de hoop toch niet vervuld wordt? Menige troost is moeilijke troost. En het valt niet mede, zijn weg te reizen toet de hel in de ziel. En het valt niet mede, dat zware pak van teleurstel lingen te dragen, dat het leven, de menschen, de omstandigheden, ons te dragen gaf. En het valt nog minder mee, gebukt te gaan onder de teleurstellingen des levens, die wij ons zelf op de schouders haalden. Hoe zullen wij onder deze dingen uitkomen? De mannen, die op den weg van Jeruzalem naar Emmaüs wandelden, wisten het niet. Zij hoopten maar Meerderen weten het niet. Maar Paschen is het feest, dat het ons leeren wil en dat ons doet zien, dat véél, van wat ons n u onbegrijpelijk is, straks duidelijk zal worden. Paschen is het feest van de hoop, welke niet teleurstelt. Paschen is het feest, dat de menschen >,die hoopten", doet worden menschen met „bran dende harten", menschen die b 1 ij d e terug- keeren en met vreugde hun levensweg verder wandelen. Zoo wordt het: Paschen. Feest van de levende hoop. Feest voor de bedroefde har ten. Feest van het antwoord op de bange ver zuchting „En wij hoopten". De samenstelling enl bereiding der origineele I pepermunt I staat onder voortdurende I medische en scheikundige controle. Worth a crown VLISSINGEN. Namens de Prov. Zeeuwsche Electr. Maatschappij werd aanbesteed het ma ken van een kantoorgebouw met twee boven woningen op een terrein van de Electrische Centrale. Inschrijvers waren de heeren A. Geen- se, Middelburg f20620; F. Hollebrandse, Mid delburg f20500; C. A. de Rijcke en A, Minder- houd, Middelburg f20010; F. van der Peijl f19960; Joh. Loois Hzn. f19875; Joh. LooisAz. f19860; C. Geldof, Domburg f19840; J. N. D. Bijl f19650; J. Post en Zoon f19407; A. de Bruyn en J. M. van Riet, Goes f19390; W. An ker f19328; W. J. Krijger en Zoon, Middelburg f19232; J. J. Krijger f18784; N. V. Mabuwe, Willemstad f18756; A. Moerenberg, Oisterwijk f18600; W. Huson WLzn. f18240; en J. Groe- nenberg St.-Laurens f16430. De inschrijvers, by wier namen geen woonplaats staat aangegeven, zijn alhier gevestigd. In het lokaal „Admiraal de Ruyter" had een vergadering plaats van het personeel der P. Z. E. M. vanwege het uitblijven van ant woord op de 30 Januari kenbaar gemaakte wenschen. Ook hield de directie 9 pendagen in. Men besloot zich opnieuw tot de directie te wenden, terwijl tevens loonsverhooging zal worden gevraagd, met 5 pet. als compensatie voor de zonder overleg opgelegde pensionkor ting. Een tweetal oude mannen van 75 en 81 jaar werden door de politie van den openbaren weg, dien zij als slaapplaats hadden gekozen, weggehaald. Zij waren dronken. Alhier is binnengekomen de Nederland* sche kof „Betsy" van Londen met een lading oud ijzer voor Middelburg. Het lichtschip „Noord-Hinder" is van Hellevoetsluis naar hier teruggekeerd. In Grand Hotel „Britannia" hield jde „IJsclub Vlissingen" een feest- en propaganda- avond. Zij telt nu ongeveer 400 leden, maar toen wil dit aantal gaarne grooter doen zijn. In ditzelfde hotel werd door den heer Duiker voor de afd. Walcheren van de Ned. Reisvereeniging een lezing gegeven over een reis naar Engeland, verduidelijkt door ichitW* rende lichtbeelden. In de Luthersche Kerk sprak Mevr. Blasé» Creamer over de verheffing van de vrouw door K.ZE ELQQR DORE TANNER. „Altijd, zoolang ik je ken heb ik Je al lief gehad, ik heb het alleen niet geweten, eerst toen ik de verloofde van den graaf geworden was en jij voor eeuwig voor mij verloren was toen pas werd ik er mij van bewust. Dakr- ora w^s ik zoo ongelukkig en je verachting kon ik niet verdragen". Hij kuste haar telkens en telkens weer, zij hadden tijd en plaats vergeten plotseling blaakte Henny zich uit zijn armen los „ik moet je immers wat laten zien, Eckart", zeide N$ij en bracht de beide belangrijke geschriften te voorschijn. Hij vloog de bladen door, die zij "hemi over handigde, zijn gezicht werd bijna bleek van verrassing, zijn oogen werden steeds grooter van grenzenlooze verbazing. „Waar heb je die papieren vandaan?" vroeg hij opgewonden. „Maar kom het is koud, je zoudt hier een ziekte op je hals kunnen halen, ga mee naar huis naar mijn ouders vader moet vóór alles deze papieren lezen". Hij nam haar reistaschje en nam haar hand in de zijne. Gevolgd door Diana, liepen zij langs den smallen landweg naar den Olmen hof, terwijl Henny in opgewonden woorden van het geheimzinnige licht en haar ontdekking in de torenkamer vertelde. Toen zij het eenvoudige landhuis binnentra den kwam Eckarts moeder hen al tegemoet, die vanuit het raam tot haar groote verbazing Eckart met een jonge dame het erf op had zien komen. Zij herkende Henny, dadelijk, maar dat zij daar zoo arm' in arm met haar zoon aankwam, benam haar bijna den adem. Eckart liet haar geen tijd tot een begroeting: „Waar is vader, kom binnen moeder". In de gezellige huiskamer verhief zich de oude Wackerath van achter zijn schrijfbureau. Bijna zoo verwonderd als zijn vrouw, liet hij zijn verbaasde blikken over het jonge paar gaan. „Ik breng U hier Henny König, mijn lieve verloofde", zeide Eckart ontroerd, en Henny omhelsde luid snikkend de eenvoudige, moe derlijke vrouw, die de armen naar haar uit strekte. Toen de eerste opwinding en aandoening voorbij waren, nam de oude Wackerath met jdta papiarsn, dia zijn soon ham gagavaa had, in den hoek van de huiskamer op de sofa plaats en Las den inhoud der documenten met luider stemme voor. „Mijn vader, mijn arme vader", zeide hij diep geschokt, terwijl hij het papier liet zakken, „hoe heeft hij moeten lijden, hij en moeder, en dan te moeten bedenken, dat dié vrouw op Dymeck zich alles heeft toegeëigend. Wan neer niet een hoogere macht Henny deze pa pieren had doen vinden, dan zou waarschijnlijk ons rechtmatig erfdeel naar alle windstreken verstrooid zijn geworden. Het was indertijd heel gemakkelijk voor gravin Dymeck, die ver duistering te plegen, want notaris Bachmüller is enkele maanden voor mijn oudoom gestor ven Ik her.inner tog nog nauwkeurig, hoe mijn vader dat toenmaals vol spijt vertelde, want ,hij had hem, die altijd heel vriendschappelijk met hem had omgegaan, nog om zijn bemiddeling willen vragen, tot verkrijging van een klein familie-aandenken. „Maar waarom tante Klarissa het noodlot tige gedeelte van het testament, dat haar ver raden kon, niet vernietigde, Is my onbegrijpe lijk", zeide Henny opgewonden. De oude Wackerath schudde het hoofd. „Kind, wie eenmaal een blik geslagen heeft In den afgrond van menschelijke dwalingen en misdaden, wie zich ooit eenigszins voor de strafrechtleer interesseerde, dien schijnt het in 't geheel niet vreemd. Je zult bijna altijd zien, dat de schuldige zich door de een of andere groote onvoorzichtigheid zelf verraadt. En bij gravin Dymeck kwam er wellicht nog iets anders bij, dat meer tot het gebied van de ziekteleer behoort: de wensch, om de docu menten, die toch eigenlijk haar heele lot in hielden, tastbaar te bezitten, ze steeds weer te kunnen zien, haar haat, het gevoel van triomf, over haar wraak telkens weer opnieuw daar aan te doen ontvlammen. Kind, wie kan we ten, wat er in het hart van deze vrouw is om gegaan, die vrouw, die ondanks alles en alles toch ook diep te beklagen is". Tot laat in den nacht zat de familie von Wackerath bijeen, overleggend en beraadsla gend met Henny, die zich recht thuis en vei lig voelde bij deze vriendelijke, hartelijke men schen. Er werd besloten, dat Henny den volgenden dag voorloopig naar huis zou reizen,, om haar ouders alles te vertellen, wat er in de laatste dagen gebeurd was en zulk een geweldigen ommekeer in haar leven had teweeggebracht. Eenige dagen later wilde Eckart met zijn vader haar volgen, rtm gem esri i m>i fjk mat Hennj haar ouders over de maatregelen te beraadsla gen, die er tegen gravin Dymieck genomen moesten worden. Want dat er iets gebeuren Bloest, om het be gane onrecht te herstellen, daarover verkeerde de oude Wackerath niet in twijfel. „Het verheugt mij bijzonder voor jullie^, jon gens", zeide de vader tot zijn drie zoons, die de groote veranderingen, die op til waren, nog maar niet begrijpen konden en steeds weer het geschrift van hand tot hand lieten gaan. „Jullie kunt nu je krachten aan grootscher werken beproeven -— voor moeder en mij zou den wij altijd nog wel genoeg gehad hebben, maar een zorgelooze oude dag, is heel mooi, niet waar, Elizabeth, ook al hebben wij Dy- meck's rijkdommen nooit gemist." „En wij behoeven zoo lang niet te wachten, Henny", fluisterde Eckart haar toe, onder tafel haar hand drukkend. Elizabeth von Wackerath echter zat met glanzende oogen temidden van dit gelukkige gezin, haar lijdende trekken schenen ineens verjongd. „Alle rijkdommen die wij misschien zullen krijgen, zijn mij toch niet zooveel waard als mijn lieve schoondochter", zeide zij Innig. Het was drie dagen later, toen Eckart von Wackerath thuis bij professor König hand in hand toet zijn verloofde, in den kring der familie zat, en wanneer HennyTs ouders het gelukkige paar aanzagen, dankten zij in stilte God, dat haar levenslot toch een andere wen ding genomen had. Want dat graaf Roleneck als schoonzoon nooit d&t voor hen zou zijn geworden, wat Eckart von Wackerath eens zou zijn, gevoelden zij maar al te goed. Ook de oude Wackerath was met König en zijn vrouw dadelijk zoo vertrouwd, alsof hij reeds jaren hun vriend was. „U weet, dat ik eigenlijk met Eckart hier heen kwam, om met U te beraadslagen over de maatregelen tegen gravin Dymeck deze beraadslagingen zijn niet meer noodig", zeide Eckart's vader en toen allen hem verwonderd aankeken ging hij voort: „Toen Eckart jou, lieve Henny, naar het station gebracht had, ontmoette hij dokter Döpler, onzen ouden vriend. Hij kwam, naar hij vertelde, van het ziekbed van gravin Dymeck, die zich door een verkoudheid een longontsteking op den hals gehaald had gisteren hoorde ik aan de stam tafel van rechter Wellermann, dat gravin Dy meck gestorven was". „Dus is de torenkamer, waarheen haar haat Dyramak «laad* «Mi draaf, cam aiah te verheugen over het bewijs van haar wraak, tenslotte toch haar noodlot geworden", zeide Eckart, „want dat zij zich bij haar nachtelijke wandelingen in die tochtige gang deze ver koudheid op den hals gehaald heeft, is natuur lijk zoo goed als zeker". In den kleinen kring was het een oogenblik heel stil. „Hier ontsliep een armzalig wezen", zeide Henny's moeder ontroerd, „want bestaat er iets droevigers, dan alleen zichzelf te bemin nen, zijn geheele leven met haat te vullen, met een haat, die zelfs tot onrechtvaardigheid bei zonde verleidt?" „En wij kunnen tevreden zijn, dat haar on rechtvaardigheid voor de wereld niet ontdekt wordt; zooals de rechter mij zeide, heeft de gravin, ofschoon zij er steeds over sprak, ten slotte toch geen testament gemaakt, en zoo ko men wij zonder twisten en processen toch in het bezit van Dymeck, waarop mijn, goede va der reed# zijn rechten kon doen gelden. Want wij, beste Toni", Wackerath gaf Henny's moe der de hand, „zullen, daar wij de eenige bloed verwanten en erfgenamen zijn, en nu door onze kinderen nog nader tot elkaar worden ge bracht, zonder moeilijkheden tot overeenstem ming geraken". Mevrouw König schudde het hoofd: „Toch niet, neef Wackerath, want de rechtskracht; van het testament is nog steeds wettelijk onaan vechtbaar, dus zijt gij de erfgenaaml van tante Klarissa". „Henny wordt meesteres op Dymeck als Eckart's vrouw", zeide Wackerath, „en wat de overige bezittingen betreft, daarmede zullen wij handelen alsof dit testament niet bestond, want zonder Henny's doorzettingsvermogen en moed zou voor ons Dymeck door tante Klaris- sa's testament verloren zijn gegaan, en de pa pieren zouden nooit gevonden zijn". „Dat ik den moed vond, tegen den wil van tante te handelen, is op den keper beschouwd, geheel aan Eckart te danken", zeide Henny blozend. „Wil je graag op Dymeck Je tehuis hebben, Henny?" vroeg Eckart, „want het was geen gastvrije plaats voor je en het is misschien een sombere herinnering aan een leven vol haat, dat zich daar afspeelde." „Waar jij bent, is mijn tehuis, Eckart, en waar eenmaal haat woonde, zal thans liefde heerschen". KIMDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 1