F w Vraaqenrfanbod v.ROSSEM'* ZEEPAARD I5cr WEEKBLAD VOOR WALCHEREN EERSTE BLAD HET SLOT DYMECK 35e JAARGANG VRIJDAG 8 MAART 1929 DRUKKERIJ H. WEGELING VLISSINGEN Wij zorgen voor nette uitvoering van uw Drukwerk en zijn toch het laagst in prijs I DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. No. 10 r DRUKKERIJ H. WEGELINQ VLISSINGEN ABONNEMENTSPRIJS 40 CENT PER 3 MAANDEN FRANCO PER POST 45 CENT LOSSE NUMMERS 5 CENT ADVERTENTIEPRIJS 20 CENT PER REGEL INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT CONTRACTEN SPEC. TARIEF Uitgave* H. Wegeling, Noordstr. 44, Telef. 130, Vllssingen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg I Ook op het gebied van ^Kantoor- en Schrijfbehoeften zijn wi] goed en goedkoop 1 DRUKKERIJ DE LANGE JAN MIDDELB. LICHTE MARYLAND BAAI IN PATENTVERPAKKING. ILZE - DORE TANNER. 22. W: y 'i &v| -4 4 - 4 y - ~%:W44& wmmrn*: Er is voor de verschillende bladen wel overvloed van copie. Veel was er te schrijven over de koude, het wintervermaak, maar ook over den nood en kommer, die in vele ge zinnen in binnen- en buitenland hun intrek namen. Maar met méér interesse werd de vorige week naar de courant gegrepen, door de publicatie van het „Utrechtsch Dagbl." inzake een geheim Belgisch-Fransch militair verdrag, waarbij ons land ten nauwste zou zijn betrokken. Wij hebben onszelf wel af gevraagd of het goed is, dat de Pers allerlei commentaren op geeft. Zij kan zulk een ge vaarlijk middel wezen om die gemoederen warm te maken, het is zoo licht mogelijk dat woorden worden gesproken en daden ge schieden, waar men later diep berouw over zou hebben. Wij denken hier aan het schun nig bedrijf dergenen, die verleden week in Den Haag deden colporteeren met een bro chure van den pamflettist J. J. L. Zuylen, onder den titel: „Oorlog met België. Waar is de vijand?" te koop aangeboden onder den uitroep: „Oorlog met België. Extra edi tie". Wij vragen ons af, of deze lieden ook gek geworden zijn, om op zulk een wijze invloed te oefenen op het publiek. Gelukkig nam de politie deze schanddingen in bes'ag. Maar wii vragen ons af, welke is toch de mentaliteit van zulke menschen, die alzoo den toestand verergeren, alsof oorlog grap- opmakerfj is en een onschuldig kinderspel. Meer dan ooit is het in dagen, als wij nu doorleefden, zaak, dat de hoofden koel wor den gehouden en er geen plaats gegeven wordt aan den haat. In zake nationale verhoudin gen moeten wij de dingen nuchter bekijken en vooral de waarheid niet vergeten van wat eens een stem riep in de vergadering van den Duitschen Rijksdag in het beruchte oor logsjaar 1914, toen de Duitsche keizer zei: j,Ik ken geen partijen meer ik ken slechts Duitschers". De stem riep: ik ken slechts menschen. Hieraan moeten wij denken. Als wij al die vriendelijke, om maar dit zachte woord te gebruiken, uitingen lezen in aller lei bladen en in persoonlijke gesprekken hoo- ren, dan moeten wij toch denken, hoever zijn we nog af van de algemeene menschen- liefde. Met groote instemming nemen wij hier over. wat de briefschrijver in „De Zeeuw" schrijft van uit het land van Cadzand: „Als ik minister van onr'og was, dan zou ik m«t alle aanslaande officieren elk jaar een tocht maken langs de gevechls'ijn van den grooten oorlog. Ik zou ze laten brengen naar IJpe ren en ze daar laten zien in lange, eentonige rijen al die graven met al die kruisen, waar van ieder een geschiedenis vertelt van o, zooveel smart, ik zou ze willen laten bezoe ken de Duitsche graven, de Fransche graven, de Belgische graven in plaatsen als Dinant, en ze daar in lange eentonige reeks laten lezen al die eentonige opschriften over al die twintigjarigen, gevallen in den bloei der iaren, ik zou ie daar brengen op een der herdenkingsdagen, dat moeders, vrouwen, ver loofden verre reizen gemaakt hebben, om een oogenblik te vertoeven aan het graf van ge liefden, en ik zou ze iets laten gevoelen van al die weedom van smart, die een oorlog uitstort over honderdduizenden gezinnen, ik zou ze op een der invaliedendagen doen zien. die lange eentonige rij van blinden en op allerlei wijze verminkten, ik zou ze nog veel meer laten zien, om diep in de ziel van hen, die later deel uit zullen maken van de ge nerale staven, te prenten de overtuiging, dat oorlog het uiterste is. 't aller-uiterste, een mensch-onteerend werk". Wij houden hier met afschrijven op de laatste woorden, dat oorlog het „aller-uiterste" is, onderschrijven wij niet. Het mag NOOIT tot oorlog komen, juist om dat het zoo zondig, zoo „mensch-onteerend" is. Ook omdat wij er zoo diep van overtuigd zijn, dat het werk van generale staven, als waarvan het „U. D." sprak, nog niet het werk is van de menschen, die in het gewone leven het eerzaam ambt van bakker, schoen maker of wat dan ook bekleeden. Omdat het te gek is, dezulken „vijanden" te noemiein. en hen als vijanden te behandelen. Wij willen deze vraag stellen: In het „Geïll. Volksblad" zegt de Kijkjes-schrijver: „Als men een leger wil trachten tegen te houden, zullen de gif gassen uitslroomen over onze landouwen, met dood en vernieling bedreigen al wat leeft, doch als wij formeel protesteeren tegen de schending onzer onzijdigheid, de boodschap doorzenden naar de tegenpartij, vervalt alle oorzaak om zich hier op ons grondgebied vijand te toonen, en wie wéét, van welken verslrekkenden invloed het voorbeeld zal zijn. Is dit niet een nuchter woord, ter overden king waard? Hard tegen hard geeft steeds de ellende. Het „aller-uiterste" brengt steeds het „aller-verschrikkelijksle". Zou lie.'de tegen haal het niet winnen? Laat dat eens het „aller uiterste" zijn, wij komen dan ook in de juiste verhouding tot het woord, dat Jezus gespro ken heeft: „Maar ik zeg u, hebt uwe vijanden lief, zegent ze die u vervloeken, doet wel, den genen die u haten en bidt voor degenen die u geweld doen". Nederland en België en heel Europa zijn immers nog Christelijke landen. En hoè dan ook maar Christus heeft im mers nog een gezaghebbende stem? Laat ons mogen gelooven, dat de zaak Is afgedaan en wij geen vijanden hebben en het nog altijd is, dat wij bevriende betrekkingen heb ben met de landen rondom ons. En laat onj door onze persoonlijke gesprekken en oor deelvellingen het der regeeringen mogelijk ma- d" bevriende betrekkingen te onderhou den. Wie den vrede wil, bereide zich tot den vrede. VLISSINGEN. Op de voorlooplg vastgestelde kiezerslijst voor 1929->30 komen voor detze gemeente 11300 kiezers voor. Het Engelsche s.s. „Croxtett Hall", dat bij het Sandeyvuurschip aan den grond heeft gezeten, Is bij het vuurschip van de Wandelaar gezonken. Van de 62 opvarenden werden er 39 door de Ned. loodsboot no. 13' gered en te Ostende aan wal gebracht. Van de 23 an deren, die door de Belgische loodsboot no. 7 weiden gered, gingen er ook 8 in België aan wal, terwijl de overige 15 met een sleep boot alhier aankwamen, w.o. ook de kapitein. Met L. Smit Co.'s Internationalen Sleep dienst te Rotterdam is gecontracteerd, tot 't bergen van schip en lading van het op de Spijkerplaat gestrande Amerikaansche s. s. „Li berty Glo". Te, Hellevoetsluis zijn van hier aangekomen Hr. Ms. mijnenlegger „Me dusa" en Hr. Ms. mijnenveger 4, om op 's rijks werf te dokken en te repaneetren. Overgeplaatst kapitein W. W. B. Halberts- ma van die treinafdeeling der le artillerie brigade te 's-Gravenhage naar het regiment kustartillerie met bestemming voor comman dant van het korps alhier. Geslaagd voor het voorlooplg machinist-examen de heer J. de Reeper. Beroepen bij de Chr. Garef. Kerk Ds. A. M. Berkhoff te Amsterdam. Geplaatst aan boord van Hr. Ms. wachtschip alhier de officier van gezondheid der 2e ki. H. C. van den Hoek met ingang van 21 Maart. Woensdagavond werd in de Nieuwe Kerk de Zendingsfilm „Melawan Gelap' vertoond, een film welke een overzicht geeft van het werk der zending op de Buitenbezittingen. Ds. Voorhoeve sprak een inleidend en een slotwoord. Vanwege de afd. van den Chr. Metaalbewerkersbond werd ook een film' ver toond en wel van het bedrijf van Kromhout's Motoren- en Machinefabriek te Amsterdam. In de vergadering van „Patrimonium" word het overlijden van een der oprichters herdacht, de heer Chr. Feij. Het ledental bedraagt 87, het batig saldo f 137.69, het fonds tot steun bij werkloosheid f2190.40, het ziekenfonds f 1190.94. De vereeniging ter bevordering van de belangen van slechthoorenden hield haar algemeene vergadering, met medewer king van het ïniandolinegezelsdhap „Apollö" Een woord van nagedachtenis werd gewijd aan Mej. Daenen. De reisclub hoopt op meer dere leden. Bestuur is als volgt: de heeren De Landmeter, Verhage en Mej. v. d. Walleu In Grand Hotel „Britannia" werd een Ouderavond gehouden van de Openbare U. L* O.-schooL Een strijkje zorgde voor afwisse ling. De heer Appel sprak een welkomst- woora. Zaterdag kwam alhier aan met de mail boot „Prinses Juliana" Z. K. H. Prins Hendrik om verder te reizen naar Den Haag. De bui-ge- meester en Jhr. W. Boreel waren ter begroeiing aanwezig. De mailboot en hadden druk vervoer in verband met de Leipziger Mes9e. Alhier is binnengekomen het Eng. stoomschip „Profes sor" met een lading hout voor Middelburg. Nabij de Keersluis raakle Zaterdagmiddag van af het wrakke ijs een knaap te water. Door de gelukkige pogingen van den brugknecht Van de Sande en schipper De Zeeuw werd hij gered. MIDDELBURQ. In de op 6 Maart gehouden buitengewone ver gadering van aandeelhouders der N. V. The Vitrite Works werd voorzien in een tweetal vacatures van commissaris. Gekozen werden de heeren 3 DOOR Maar dat was toch ook niet mogelijk. Zelfs de lichtzinnigste man liet zulke reine meisjes- oogen niet graag in de diepten van het leven kijken. Graaf Roleneck, die reeds veel minna ressen verloren en zonder treuren opgegeven had, voelde een zeldzame smart bij de gedach te, dat Henny werkelijk voor hem ver lonen was, en zijn eergevoel als man, kon niet toe laten dat hij haar door overreding van mee ning deed veranderen. De gravin hield Henny's brief aan den graaf in haar smalle, gele hand. Haar stem klonk wreed en heesch, toen zij vroeg: „Is je dat ernst, wat je in dezen brief geschreven hebt, Henny. Antwoord slechts één woord: ja of neen". „En waarom zeide je dat dan niet dadelijk, toen graaf Roleneck om je hand vroeg en zich tot je ouders wendde?" Een vluchtige blos bedekte een oogenblik Henny's bleek gezicht: „Omdat ik zoo zwak was, dat ik mij door alles, wat mij toen zoo plotseling overviel, liet overwinnen. Ik kwam er niet toe, mijn eigen, ware gevoelens te laten spreken. Dat was een groote onrecht vaardigheid tegenover graaf Roleneck, maar tevens een onvergeeflijke fouL die ik zelf bewerkt heb maar nu ik tot inzicht ben gekomen, dat ik uit overijling een misstap begaan heb, wil ik deze weer goedmaken". „Een misstap. Hoor toch eens, graaf Role neck mijn nichtje noemt het een misstap wanneer zij de erfgename van mijn bezittin gen wordt, en de '/rouw van ©en haar lief hebbenden man, met een ouden, deftigen naam, een misstap, die ze kan goedmaken". Haar stem klonk luid en onnatuurlijk, haar ge dwongen lachen akelig schriL „Wat zeg je daarop. Harnas?" Ze waaide met haar zakdoek wat koelte toe. „Deze misstap zou mijn ongeluk geworden zijn, tante Klarissa en ik ben nog zoo jong ik ik wilde toch zoo gróég geluk kig zijn". Graaf Roleneck's oogen lieten de gestalte van het meisje niet los hoe weinig moest zij van hem houden, wanneer zij de verbre king harer verloving als een geluk beschouwde. Zij sloeg de oogen op en gaf graaf Role neck nogmaals de hand: „Ik kan niet anders, graaf Roleneck ik moet toch de waarheid zeggen, ik ik- kan niet anders". „Je kan niet anders nu goed dan ontgaat je ook mijn erfdeel er zijn geluk kig nog inrichtingen en gestichten, aan wie de rijkdommen van gravin Dymeek, als erf deel heel welkom zullen zijn en jij jij kunt dan weer in huis het onderwijzeradoch- tertje zijn, dat moet stoppen en koken en de kostgangers voor het examen voorbereiden. Je kunt dan natuurlijk ook met een onderwij zer trouwen, voor een klein ojndermjjziersr- huishouden zul je wel goed zijn, voor een grafelijk huis heb je je onwaardig betoond^, Ik zal aan je moeder schrijven, dat je de volgende week thuiskomt; nadat je je hier zóó gedragen hebt, zul je wel inzien, dat je hier niet langer bleven kunt". „Zeker, tante Klarissa, ik zal uw gastvrij heid niet langer aannemen". Voor het eerst sprak nu de graaf: „Me vrouw de gravin moest niet zoo streng voor juffrouw König zijn ik mlag hier toch wel een goed woordje doen voor juffrouw König wat een mensch niet kan nu, dat kan hij niet", hij slikte een paar keer krachiig, want hij dacht er ineens aan, hoe vurig zijn gestorven moeder 15 jaar geleden geweaschj had, dat hij aanzoek gedaan had om een aardig baronesje dat hem toentertijd beminde met zoo'n dwepende liefde, zooals dikwijls heel jonge meisjes die voor oudere, door vrouwen verwende mannen gevoelen toen hij zijn moeder, die hij zoo ongaarne pijn deed, ook had gezegd: „ik kan niet", en ge weten, dat dit „ik kan het niet" zijn recht was, dat niemand hem bestrijden kon. „Dat gij voor uw vroegere verloofde spreekt, graaf Roleneck, doet uw grootmoedigheid en uw edel karakter alle eer aan", zeide gravin Dymeck koud „maar Henny is deze groot moedigheid niet waardig zij heeft toch uw aanzoek aangenomen". Een fel rood kwam op Henny's wangen: „Ik heb in de vriendelijkheden en opmerkzaam heden van graaf Roleneck geen aanzoek ge zien", zeide zij met besliste stem. „Ik ik wist niet, daten wanneer ik dat vermoed had, zou ik niet zoo zoo vertrouwelijk met den graaf gepraat hebben want aan de mogelijkheid, dat graaf Roleneck met mij zou kunnen trouwen, heb ik nooit gedacht ik ben mij niet bewust, mij hierin onge past gedragen te hebben. Want in uw huis, «ante Klarissa, dacht ik, tegenover uw vriend toch heel gewoon te zijn geweest". „Juffrouw König heeft gelijk, gravin, ik moet haar hier tegen uw verwijt verdedigen, want zij heeft mij zelf gezegd, en haar uiterlijk heeft het bevestigd, dat mijn vraag aan haar om mijn vrouw te worden, haar zeer over rompelde". „Voelt gij het zóó, beste graaf", zeide gra vin Dymeck, „maar ik kan mij niet met uw zienswijze vereenigen, ik heb nu eenmaal mijn eigen meerling over deze zaak, die mij weer, zooals al zoo dikwijls het geval is geweest, het bewijs geeft van volstrekte ondankbaar heid voor bewezen weldaden de Königs en Orlenhaus' hebben zich ook niet als steek houdend doen kennen en zijn vanaf heden eveneens voor goed van de lijst mijner bloed verwanten geschrapt." De gravin was nu zeer opgewonden, zij stond op en liep met groote schreden in de kamer op ei* neer, haar gezicht was door woede bijn®. onherkenbaar. „Ik dank U voor alles, wat U voor goeds voor mij gedaan hebt gedurende mijn verblijf maar ik kan nu eenmaal niet datgenie verkiezen, wat U wellicht ook mijn ouders voor mijn geluk houden ik moet mijn ge luk zelf voelen, niet mij door anderen laten zeggen: je beat gelukkig hier, dat, wat wij je brengen, is je geluk. Dat is toch waar tante Klarissa. ik bid U, zie toch «n, dat dit recht mij zélf toebehoort". De oude gravin lachte hoonend „Zoo, is dat recht van je zelf, dat zijn groote woorden van den modernen lijd en van de nieuwmo dische vrouwen - - gced zoek jij je geluk maar van Dymeck zul je afstand moeten doen". Henny zeide niets, ze glimlachte slechts. Zij zou het liefst hard weggeloopen zijn en haar boeltje bij elkaar gepakt hebben, naar ze was nog altijd de jongere gast van haar oud-tante en ze wilde haar plicht niet op zettelijk verzaken. Zij wachtte daarom schijn baar ongeduldig, tot de gravin haar zou la ten gaan, terwijl graaf Roleneck aanstalten maakte om te vertrekken. Hij kuste gravin Dymeck de hand, bracht eveneens eerbiedig Henny's hand aan zijn lippen, die moedig naar hem toe gegaan was en met vaste stem sprak: „Ik vraag U ver geving, graaf Roleneck denkt U zonder wrok aan mij, aan de kleine, domme Henny, en ik hoop. dat U een vrouw zult vinden, die U werkelijk en oprecht liefheeft". Nog een buiging bij de deur en de graaf was vertrokken. Een benauwde stilte ontstond Henny waagde het niet, om heen te gaan, nog minder het woord tot de gravin te rich ten. Op dit oogenblik kwam Schroth door een deur aan den anderen kant het vertrek binnen. Zij mat Henny niét een boosaardi- gen blik, waarin haat en leedvermaak lagen. Woedt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Nieuwsblad/Wegeling’s Nieuwsblad | 1929 | | pagina 1