2e Blad. Wegelings 7lietiwsblad
WAARO
van Vrl|dag 31 December 1926
No. 52
Drukkerij H. WEGELING
Drukkerij De Lange Jan
Wij staan weer aan den mijlpaal. Op de grenzen van
oud en nieuw. Met snelle vlugheid volgt de eene dag
den anderen. Nauwelijks ligt het Kerstfeest achter ons,
of de dag van St. Sylvester is weer daar en komt ons
met ontroerende zekerheid wijzen op de eindigheid van
al het bestaande. „Van de wieg tot aan het graf, een
gestaag: „dat telt af 1" zoo zong reeds onze Beets. En
dat aftellen geeft ons het gevoel van ernst, van grooten
ernst. Het is dan ook geen wonder, dat zulk een ge
voel komt over ieder, die niet onverschillig is, als de
laatste avond des jaars is aangebroken. Want dan ko
men de gedachten aan wat voorbijging. Hoe goed is
het, dan een oogenblik alleen te zijn en te meimeren
over wat het jaar dat sterven gaat ons bracht en
nam. |a óók nam. Daar zullen oude wonden zijn, die
opnieuw worden opengereten en bloeden gaan. Men
gaat staren op een ledige plaats, van iemand, die het
vorig jaar er nog zat en die nog meesprak over de
eindigheid van alles wat er is, ook van den mensch,
en hij vermoedde wellicht niet, dat een jaar later, ook
hijzelf het sprekend voorbeeld er van zou zijn. Oude
jaarsavond het is de avond die herinnert aan het
doorgestane leed, het verdriet, dat kwam. Daar is een
man, die zijn vrouw zich ontvallen zag, voortaan moet
hij alleen het leven doorgaan zijn aanspraak is hij
kwijt en zijn kinderen kunnen hem, hoe goed zij ook
voor vader zijn mogen, toch dit verlies niet vergoeden.
En daar is een vrouw, die haar man zioh ontvallen zag,
en die nu voorttobt, dragend al den last harer zorgen
alleen misschien met een groot aantal kinderen, voor
wier opvoeding zij nu alleen staat, Daar is een ouder
paar, aat dit jaar den droeven gang moest maken naar
een versch gedolven kindergraf daar buiten, waar
het zoo stil is en zoo eenzaam, waar heerscht de stilte
van den dood en zij zien elkander met een traan inde
oogen aan en denken aan hun dierbaar pand, waarvan
zij zich zooveel hadden voorgesteld, hetwelk hun de
vreugd huns levens moest zijn, edoch I het mocht niet
zoo zijn! Het allesverslindende graf heeft hun dat offer
gevraagd en zij moesten het brengen, met bloedend
hart en beschreid gelaat. En daar zijn kinderen, oudere
en jongeren, die mede dien droeven tocht moesten on
dernemen en zij gingen achter het stoffelijk overschot
van een hunner ouders en zij moesten een laatste
woord van dank spreken tot hen, die voor hen alles
geweest zijn vanaf het eerste oogenblik, dat zij ter
wereld kwamen, tot aan het moment, waarin het groote
afscheid moest worden genomen, een laatste woord en
een laatste handdruk. En peinzend over al dat voorbij
gegane, denken wij eraan, dat het seheidend jaar ook
tot ons spreekt van gaan. Ook aan onze sponde zul
len onze geliefden staan, ook op ons graf zullen zij tra
nen verweenen. Omdat wij van hen zijn weggegaan.
Och, die weemoed van den oudejaarsavond is ons toch
zoo goed. Zij brengt tot zelfbeschouwing en doet ons
indenken onze nietigheid ondanks al ons kunnen,
ondanks al onze wijsheid. En het is zeker niet alleen
onze onmacht welke de oudejaarsavond ons komt her
inneren, was het dit maar alleen, daar Is ook de Inner
lijke stem die vraagt, wat deedt ge met het jaar dat
voorbijging? En dan rijzen wéér allerlei tooneelen ons
voor den geest, die ons doen zien onze tekortkomingen,
onze schuld tegenover anderen. En ze zijn als zoovele
spookgeesten, die ons dan innerlijk onrustig moeten
maken en die ons de droeve waarheid voorhouden, gij,
zijt niet geweest die ge wezen moest. Zoo heel veel
had anders gekund en moest anders geweest zijn, en
dan wordt het, zooals een gevangene uit de grijze oud
heid het uitriep? „ik gedenk aan mijne zonden 1" Laat
ons niet schromen tegenover ons zelf dat woord zonde
te willen noemen. Het lijkt een beetje ouderwetsch, maar
de werkelijkheid is er niet minder werkelijkheidom, ook
al verzachten wij het tot een „tekort", ja wij geden
ken die min vriendelijke woorden, die we spraken
tegen onze naasten hoe ruw hebben wij ze soms afge-
stooten, hoe hebben wij gefaald in het brengen van een
beetje licht in de donkerte dergenen, met wie we dage
lijks omgaan, hoe lag het in onze macht om een ander
het leven wat vriendelijker te maken en wij deden het
niet. Wij leefden als voor ons zelf alleen en de oude
vraag: „Ben k mijns broeders hoeder?" was de
vraag, die diep lag op den bodem van ona hart. Als al
deze dingen ons voor den geest komen op den laatsten
dag des jaars, dan wordt het ons bsng en wij weten
niet wat we zeggen zullen. Of ja, wij .veten het wel I
Het zal anders worden In het jaar, dat wt) mogen
ingaan het zal beter worden dan het tot heden
was en wij zullen vertrouwen op Hoogere Machten, die
ons sterken zullen en helpen, opdat het in het nieuwe
jaar niet zal zijn, gelijk een spreekwoord zegtde weg
naar de hel is geplaveid met goede voornemens." On
macht en schuld Sylvester predikt ons dit maar
dit niet alleen. Op den bodem van het leven, In de
diepte van het hart, Rust de Weemoed, en de Smart;
Maar de Hope rijst er neven, In 't geslingerd menschen-
hart De Hoop rijst, en Hoop doet leven, zóo leven,
als wij gelooven, dat het leven zijn moet. Een liefde
leven insteê van het leven der zelfzucht en van het
eigenbelang En we gaan dan ook gevoelen, dat er nog
wat anders is, dat op den Oudejaarsavond bij ons boven
komt, als allerlei tafreelen van het stervend jaar ons
weer te binnen schieten. Dan is er zeker de dankbaar
heid, ja ook de dankbaarheid voor het vele goede, dat
we mochten ontvangen. O, mochten wij maar eens
echt dankbaar zijn 1 Een der grootste fouten van het
levtn is, dat wij zoo wenig dankbaar zijn. Daarom
is het ook vaak zoo triestig, zoo treurig, benemen wij
ons veel levensvreugd, welke anders ons deel zou zijn.
Een dankbaar mensch is immers een gelukkig mensch.
En wie de zegeningen van het verleden dankbaar wil
gedenken, zal ook met nieuwe moed en nieuw geloof
de toekomst van een nieuw jaar kunnen ingaan. Zeker
is er de vraagWat zal dit jaar ons brengen Vreugde
of smart? Of van beide wellicht? Het is immers zoo,
gelijk een dichter het zong: „een lach en een traan,
zoo moet men door het leven gaan 1" Maar dan is er
ook de vraag, hoe wij het jaar zullen doorbrengen.
En dan denken wij aan een oude legende. Ergens in de
groote zee ligt een klein eiland. Ieder jaar wordt er een
schipbreukeling, naakt en arm aan de kust geworpen.
Dan komen de bewoners van het eiland, vriendelijk ne
men zij hem op, hem makend tot hun koning. Alles
wat op het eiland is, staat hem ten dienste. Hij leeft
in een rijkdom, temidden van overvloed en vergeet to
taal, op wat wijze hij op het eiland kwam. Nu leeft er ook
een grijsaard, die na eenigen tijd zijn opwachting bij
den koning maakt en hem dan in het oor fluistert, dat
zijn heerschappij slechts een jaar duren zal. Is die tijd
om, dan wordt een ander koning en hij zal in een ledig
scheepje gezet worden, waarmee hij naar het vaste land
zal gaan. Dan geeft de grijsaard den welgemeenden
raad, dat de koning den tijd van dit eene jaar goed
zal besteden, dien tijd gebruiken, om te zorgen voor zijn
toekomst, aan de overzij van de zee. Nu is hij nog
machtig, nü nog kan hij zijn schip uitrusten en alles
verzamelen, wat hij straks zal noodig hebben. Velen
sloegen des grijsaards woorden in den wind. Zij brach
ten het jaar door, vroolijk levend en werden daarna
afgezet, waarop armoede en ellende volgden. Een enkele
gaf gehoor, en bij den aanvang des jaars reeds begon
hij voor zijn toekomst te zorgen. Met blijdschap zag hij
uit naar het oogenblik, waarop het met zijn koning
schap zou zijn gedaan. Misschien verstaan wij deze ge
lijkenis wel. Het eiland is de aarde. De schipbreukeling
de mensch, die hier komt zonder bezit en dis op deze
aarde koning wordt. Maar als straks het uit is met het
koningschap op deze wereld als de laatste zes plan
ken in elkaar worden geslagen is de mensch dan
rijker, als toen hij ter wereld kwam „Slechts" een jaar
is ons gegeven. Al duurt dit „slechts" dan ook zestig
of zeventig jaar. Slechts een jaar. Want, nietwaar, is
dit ook niet een echte oudejaarsgedachte„Wij bren
gen onze jaren door als een gedachte en wij vliegen
daarheen 1" Korte spanne tijds. En die tijd is ons
niet gegeven om hem te verbeuzelen, maar om hem te
gebruiken, goed te gebruiken en daarin een innerlijke
rijkdom te verwerven, die niet vergaat, maar die blijft
ondanks het snellen en wegvlieten der jaren. Laat ons
zoo het Nieuwe jaar willen ingaan. Met moed, vertrou
wen en geloof. Dan zal het nieuwe beter zijn als het
oude, bij welks graf we heden staan Laat ons in dat
graf inwerpen onze oude zonden, onze oude tekortko
mingen, onze oude hebbelijkheden. Zij dit alles voor
goed begraven en laat ons het Nieuwe jaar begroeten
als een Vriend, die onze leidsman wil wezen, een leids
man naar* alles wat goed is, liefelijk en wèlluidt.
Onder hen, die den overgang van het oude naar het
nieuwe jaar niet meer mochten meemaken, moet een
geacht en bekend plaatsgenoot genoemd worden, die de
vorige week alhier werd weggenomen. Wij bedoelen den
vroegeren predikant der Evang. Luthersche gemeente,
Ds. rl. R. Snijder Pzn. Hij behoorde wel tot degenen,
die in den psalm genoemd worden als de „zeer ster
ken" hij bereikte den leeftijd van bijna 82 jaar. Ge
boren 28 April 1845 te Harlingen, studeerde hij te Am
sterdam bi het Herst. Evang. Luthersch Kerkgenoot
schap en diende als hulpprediker ongeveer 10 jaar de
Semeente in Amsterdam, waarna de gemeente van Me-
emblik hem 6 jaar in haar midden mocht zien.
Toen beriep hem de Evang. Luth. gemeente te Tie!,
nadat een z.g. colloquium doctum („geleerd gesprek")
door hem werd afgelegd om in de Evang. Luthersche
kerken predikant te kunnen worden. Reeds voor een
jaar verstreken was, beriep hem de Luthersche ge
meente t$ Vliss. en deed Ds. Snijder zijn intreê in juni
van het jaar 1888. Hier werd Ds. S. oud en blind, waar
om hem 1 Oct 1921 zijn emeritaat moest worden ver
leend. En nu is hij heengegaan in het geloof, zoo vaak
door hem aan anderen gepredikt.
Vrijdagmiddag werd Ds. Snijder begraven. Meerdere
belangstellenden waren aanwezig, o.a. afgevaardigden
uit den Lutherschen Kerkeraad, Ds. Bleger en de heer
Wijiveld. Ds. Bleger aprak uit rillp 122 „Want het
leven ii ml) Christus en het sterven li ml) gewin"
Z.Eerw. wees op de beteekenis vsn het sterven voor
den Christen en herdacht den veeljarigen arbeid van
den heengeganen Leeraar. Ook dankte apr. Mej. de Wed.
Hirdes en de beide vrienden van den predikant, de
heeren L. van Bos en T. Hoftijzer. Een hulde van witte
seringen deed deze plechtigheid beëindigen.
Te Middelburg werd een tentoonstelling gehouden van
pluimvee, konijnen en duiven. De opening daarvan had
plaats in den foyer van den Schouwburg. De heer j.
vervaardigen wij Uw Druk
werk nog niet T T T
Wanneer U ons dit laat vervaar
digen, is U verzekerd niet teveel
te betalen en een nette uitvoering
te krijgen.
NOORDSTRAAT 44 - VLISSINQEN
LANGE DELFT B144 - MIDDELBURG
Kraamer heette allen hartelijk welkom, bijzonder den
heer mr. P. Dieleman, voorzitter der Z. L. M. Een 500-
tal inzendingen waren er. Na een beschouwing gegeven
te hebben over de pluimveeteelt in België en Engeland,
hield de heer mr. P. Dieleman een rede, met de beste
wenscnen voor de vereeniging en de tentoonstelling en
verklaarde deze laatste voor geopend.
Te Souburg vergaderde de afdeeling der Z.L.M. in de
zaal van den heer Bek op het Oranjeplein. De heer C.
Stevens, iandhouwconsulent, hield een lezing met licht
beelden over grasland. Op verzoek van het Tentoonstel
lingscomité om een subsidie werd besloten f 25 voor
dit doel af te staan. De heer Cijsouw trad af als lid van
het bestuur. Men besloot het aantal bestuursleden niet
aan te vullen, maar het op vijf te laten. Te Vliss. had de
8e Nat. Tentoonstelling plaats van Pluimvee, Konijnen
en Postduiven. De voorzitter der afdeeling, de heer de
Hamer opende haar. De tentoonstelling telde ongeveer
300 nummers, welke waren ondergebracht in de zalen
der oude Willem 111 kazerne. Verschillende bekroningen
werden toegekend. De Geitenfokvereeniging „Gemeen
schappelijk Belang" te Souburg vergaderde in café
Mabilot. Blijkens het jaarverslag telt de afd. 65 leden,
en waren op de gehouden keuring een 40-tal geiten in
gezonden. Voor den zomer 1927 is een avond-keuring
beloofd, waarom men dan op een grooter aantal rekent.
De groote kosten, waar de vereeniging voor komt te
staan, is, dat waar, zij thans een bok van het fokstation
heeft, zij genoodzaakt wordt een tweede aan te schaf
fen, zoodat in het belang der zaak feitelijk twee bok-
kenhouders gevonden zouden moeten worden. Zoo ie
mand moet £oed worden betaald, of men vindt er geen.
Wanneer we nagaan, dat een 140 geiten gedekt zijn,
die een melkproductie vertegenwoordigen, van plm.
42.000 liter per jaar, die in werkmansgezinnen wordt
gedronken, dan springt hier een groot belang in het
oog, temeer waar deze melk, volgens deskundigen, bac-
teriënvrij is, althans t.b.c. komt bij geiten bijna nooit
voor, evenmin als mond- en klauwzeer. Door verbete
ring van het ras vkan de bovengenoemde hoeveelheid
nog aanzienlijk verhoogd worden. Dank werd dan ook
~ebracht aan die raadsleden, die hun stem gaven voor
25 gemeentesubsidie. Tot kasopnemers werden be
noemd de heeren Verhage en Antheunisse. Het voor-
nemen bestaat in de maand Februari om door den heer
Versluijs of Sietema een lezing te houden over het mel
ken, waarbij lichtbeelden ter verduidelijking zullen dienen.
Ook vrouwen zul en dan hartelijk welkom zijn.
Vanaf 28—30 Dec. zal langs de huizen een collecte
worden gehouden voor een Nieuwjaarsgift aan behoef
tige ingezetenen.
Te Bijfgekerke werd definitief opgericht de geitenfok
vereeniging „In nieuwe banen". Als lid traden 29 per.
sanen toe. Te Nieuw- en St. joosland werd in de Open.
bare school een druk bezochte ouderavond gehouden.
Het hoofd der school sprak een welkomstwoord en gaf
een les in aardrijkskunde. De kinderen zongen enkele
liederen, hun werk werd bezichtigd, waarna tractatie
volgde. De nieisjesvereeniging „Dorkas" reikte aan 27
gezinnen kleedingstukken uit, als welkome kerstgave.
Te Gapinge gaf de Zangvereeniging „Vooruitgang zij
ons doer in de Herv. Kerk haar 5e uitvoering. Na ope
ning der vergadering sprak Ds. Hulsbergen een woord,
waarin hij naar voren bracht, dat er in Gapinge wel veel
zanglust is, daar in deze kleine plaats nog een andere
zangvereeniging bestaat. Deze vereeniging draagt haar
naam niet vergeefs. Verschillende nummers gaven daar
van blijk. Aan het eind dankte de voorzitter, de heer
W. Kesteloo den jongen Broerse, die belangeloos de
orgel-beheleiding op zich had genomen. Te Vrouwepol
der vergaderde de afd. Serooskerke (W.) van het Ned.
Werkl. Verbond „Patrimonium" In de Geref. Kerk, met
het doel aldaar een afdeeling op te richten. Zestig per
ionen woonden de vergadering b() De heer Veriluljs
van Serooskerke aprak over di noodzakelijkheid van
organisatie en Da. P. van Dijk over Gen. 35:6. Onder
leiding van Ds. von Mayenfeldt zal men tet oprichting
eener afdeeling komen.
Gemeenteraadsvergadering had plaats te Biggekerke.
Naar ingekomen beschikking van Ged Staten tot vast
stelling der jaarwedden van burgemeester, secretaris-
ontvanger en wethouders, wordt den pensioengrondslag
van den burgemeester vastgesteld. B. en W. stellen
voor, jaarlijks f 10 te geven tot bijdrage aan de veree-